Maar toen Harry vertelde hoe Wormstaart met zijn dolk in zijn arm had gestoken, vloekte Sirius luid en stond Perkamentus zo snel op dat Harry schrok. Perkamentus liep om zijn bureau heen en vroeg of Harry zijn arm wilde uitsteken. Harry liet hun de scheur in de mouw van zijn gewaad en de snee in zijn arm zien.
‘Hij zei dat mijn bloed hem sterker zou maken dan wanneer hij het bloed van een andere tovenaar had gebruikt,’ zei Harry tegen Perkamentus. ‘Hij zei dat de bescherming die m’n — die m’n moeder in mij had achtergelaten — dat hij daar ook over zou beschikken. En hij had gelijk — hij kon me opeens aanraken zonder pijn te voelen. Hij raakte mijn wang aan.’
Heel even dacht Harry dat hij een soort flits van triomf in de ogen van Perkamentus zag, maar een tel later wist hij zeker dat hij zich dat verbeeld had, want toen Perkamentus weer achter zijn bureau ging zitten, leek hij ouder en vermoeider dan Harry hem ooit gezien had.
‘Goed,’ zei hij. ‘Dus die speciale hindernis heeft Voldemort genomen. Ga verder, Harry.’
Harry ging verder; hij vertelde hoe Voldemort uit de ketel was opgerezen en herhaalde alles wat hij zich kon herinneren van Voldemorts toespraak tegen de Dooddoeners. Vervolgens beschreef hij hoe Wormstaart hem had losgemaakt en hem zijn toverstok had teruggegeven en hoe hij met Voldemort geduelleerd had.
Maar toen hij bij het moment kwam dat die gouden lichtstraal de toverstok van Voldemort en hem verbonden had, kreeg hij een brok in zijn keel. Hij probeerde verder te gaan, maar werd overweldigd door herinneringen aan wat er uit Voldemorts stok tevoorschijn was gekomen. Hij zag Carlo uit de stok vloeien… die oude man… Berta Kriel… zijn vader… zijn moeder…
Hij was blij toen Sirius de stilte verbrak.
‘Werden jullie stokken met elkaar verbonden?’ vroeg hij en zijn blik ging van Harry naar Perkamentus. ‘Hoezo?’
Harry keek naar Perkamentus, die hem gefascineerd aanstaarde.
‘Priori Incantatem! mompelde hij.
Zijn ogen keken in die van Harry en het was alsof er een onzichtbare straal van begrip tussen hen heen en weer golfde.
‘Het omgekeerde spreukeffect?’ zei Sirius op scherpe toon.
‘Precies,’ zei Perkamentus. ‘De toverstokken van Harry en Voldemort hebben een identieke kern. Ze bevatten beide een staartveer van dezelfde feniks. Deze feniks, om eerlijk te zijn,’ zei hij en hij wees op de rood met gouden vogel die vredig op Harry’s knie zat.
‘Komt de veer in mijn toverstok van Felix?’ vroeg Harry verbluft.
‘Ja,’ zei Perkamentus. ‘Zodra je vier jaar geleden de winkel van meneer Olivander verliet, schreef hij me een brief om me te laten weten dat jij de tweede toverstok had gekocht.’
‘Wat gebeurt er als een toverstok met zijn evenbeeld geconfronteerd wordt?’ zei Sirius.
‘Dan werken ze niet goed, als ze het tegen elkaar opnemen,’ zei Perkamentus. ‘Als de eigenaars hun stok echter dwingen om de strijd aan te gaan… kan er een uiterst zeldzaam effect optreden.
Een van die stokken dwingt de ander om de spreuken uit te spuwen die hij heeft uitgevoerd — maar in omgekeerde volgorde. De meest recente spreuk eerst… en dan de spreuk die eraan voorafging, enzovoorts…’
Hij wierp een vragende blik op Harry en die knikte.
‘En dat houdt in,’ zei Perkamentus langzaam, terwijl hij Harry aandachtig bekeek, ‘dat een of andere vorm van Carlo verschenen moet zijn.’
Harry knikte opnieuw.
‘Kwam Kannewasser weer tot leven?’ vroeg Sirius ongelovig.
‘Geen enkele spreuk kan de doden tot leven wekken,’ zei Perkamentus somber. ‘Waarschijnlijk trad er alleen een soort omgekeerde echo op en vloeide een schim van de levende Carlo uit Voldemorts toverstok… Heb ik gelijk, Harry?’
‘Hij praatte tegen me,’ zei Harry, die plotseling weer begon te trillen. ‘De… de geest van Carlo of wat het ook was, praatte tegen me.’
‘Een echo,’ zei Perkamentus, ‘met het uiterlijk en de eigenschappen van Carlo. Ik neem aan dat er nog meer van die gedaanten verschenen… minder recente slachtoffers van Voldemorts toverstok…’
‘Een oude man,’ zei Harry, die nog steeds een brok in zijn keel had. ‘Berta Kriel. En…’
‘Je ouders?’ vroeg Perkamentus zacht.
‘Ja,’ zei Harry.
Sirius kneep zo hard in Harry’s schouder dat het pijn deed.
‘De laatste moorden die de stok had gepleegd,’ zei Perkamentus knikkend. ‘In omgekeerde volgorde. Uiteraard zouden er nog meer gedaanten zijn verschenen als je de verbinding in stand had gehouden. Goed, Harry, die echo’s, die schimmen… wat deden ze?’
Harry vertelde hoe de gedaanten die uit de stok waren verschenen langs de omtrek van het gouden web hadden geslopen, hoe Voldemort bang voor hen was geweest, hoe de schim van Harry’s vader had verteld wat hij moest doen en hoe Carlo’s geest zijn laatste verzoek had gedaan.
Op dat punt aangekomen merkte Harry dat hij niet verder kon praten. Hij keek achterom, naar Sirius, en zag dat die zijn handen voor zijn gezicht had geslagen.
Harry besefte plotseling dat Felix niet meer op zijn knie zat. De feniks was omlaag gefladderd naar de vloer en liet zijn prachtige kop op Harry’s gewonde been rusten. Grote, parelwitte tranen welden op uit zijn ogen en vielen op de wond die de reuzenspin had gemaakt. De pijn verdween. De wond sloot zich. Zijn been was genezen.
‘Ik zeg het nog een keer, Harry,’ zei Perkamentus, terwijl de feniks opvloog en weer op zijn stok bij de deur ging zitten, ‘je hebt vanavond ongekende moed getoond, evenveel moed als tovenaars die zijn gesneuveld in de strijd tegen Voldemort toen hij op het hoogtepunt van zijn macht was. Je hebt de last van een volwassen tovenaar moeten torsen en hebt laten blijken dat je die dragen kon — en nu heb je ons alle informatie gegeven die we van je mochten verwachten. Kom, dan gaan we naar de ziekenzaal. Ik wil niet dat je vanavond teruggaat naar de toren van Griffoendor. Een Slaapdrank, wat rust en vrede… Sirius, wil jij bij hem blijven?’
Sirius knikte en stond op. Hij veranderde weer in een grote zwarte hond, ging samen met Harry en Perkamentus naar buiten en vergezelde hen naar de ziekenzaal, die een verdieping lagerwas.
Toen Perkamentus de deur opendeed, zag Harry mevrouw Wemel, Bul, Ron en Hermelien in een kringetje om een geplaagd uitziende madame Plijster staan. Ze wilden weten waar Harry was en wat er met hem gebeurd was.
Ze draaiden zich vlug om toen Harry, Perkamentus en de zwarte hond binnenkwamen en mevrouw Wemel slaakte een soort gesmoorde gil. ‘Harry! O, Harry!’
Ze wilde haastig naar hem toe lopen, maar Perkamentus ging tussen hen in staan.
‘Molly,’ zei hij en hij stak zijn hand op, ‘luister naar me. Harry heeft vanavond een verschrikkelijke beproeving doorstaan, die hij zojuist heeft moeten herbeleven. Hij heeft behoefte aan slaap, aan rust en vrede. Als hij wil dat jullie bij hem blijven,’ zei hij, en hij keek naar Ron, Hermelien en Bill, ‘dan mag dat. Maar ik wil niet dat jullie hem vragen stellen tot hij daar zelf antwoord op wil geven, en zeker vanavond niet.’
Mevrouw Wemel knikte. Ze was doodsbleek.
Ze keerde zich naar Ron, Hermelien en Bill, alsof die een hoop herrie maakten en siste: ‘Horen jullie dat? Hij heeft rust nodig!’
‘Professor Perkamentus,’ zei madame Plijster, die naar de grote zwarte hond keek, ‘mag ik vragen wat — ?’
‘Deze hond blijft een tijdje bij Harry,’ zei Perkamentus simpelweg. ‘Ik verzeker je dat hij uitstekend is afgericht. Harry, ik blijf nog even tot je naar bed gaat.’
Harry was Perkamentus ongelooflijk dankbaar dat hij de anderen had verzocht hem niets te vragen. Niet omdat hij liever wilde dat ze weggingen, maar omdat de gedachte alles nog een keer te moeten uitleggen en te moeten herbeleven, gewoon ondraaglijk was.
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу