Perkamentus klom in de koffer, liet zich zakken en kwam lichtjes op de grond neer, naast de slapende Dolleman. Hij boog zich over hem heen.
‘Verlamd — onder invloed van de Imperiusvloek — ernstig verzwakt,’ zei hij. ‘Uiteraard moesten ze hem in leven houden. Harry, gooi de mantel van die bedrieger eens op. Alastor is ijskoud. Madame Plijster moet naar hem kijken, maar ik geloof niet dat hij in levensgevaar is.’
Harry deed wat hem gezegd werd; Perkamentus legde de mantel over Dolleman heen, stopte die in en klom weer uit de hutkoffer. Vervolgens pakte hij de heupflacon die op het bureau stond, draaide de dop eraf en hield hem ondersteboven. Een dikke, kleverige vloeistof spatte op de grond.
‘Wisseldrank, Harry,’ zei Perkamentus. ‘Je ziet hoe simpel het is en hoe briljant. Want de echte Dolleman drinkt inderdaad alleen maar uit zijn heupflacon, daar staat hij bekend om. De bedrieger moest natuurlijk zorgen dat de echte Dolleman in de buurt was, zodat hij steeds nieuwe voorraad kon aanmaken. Zie je zijn haar?’ Perkamentus keek naar de Dolleman in de koffer. ‘De bedrieger heeft het hele jaar stukken haar afgeknipt, vandaar die kale plekken. Maar ik denk dat onze namaak-Dolleman vanavond, in alle opwinding, misschien vergeten is om het drankje zo regelmatig in te nemen als eigenlijk moet… elk uur… we zullen zien…’
Perkamentus schoof de stoel bij het bureau naar zich toe en ging zitten, maar bleef naar de bewusteloze Dolleman kijken. Harry staarde ook naar hem. Minuten gingen in stilte voorbij…
En toen begon het gezicht van de man op de grond plotseling te veranderen. De littekens verdwenen, de huid werd glad, de gehavende neus werd weer gaaf en begon te krimpen. De lange, verwarde grijze haardos trok zich terug in de hoofdhuid en werd stroblond. Opeens viel zijn houten been met een luide bonk op de grond, terwijl er een normaal been aangroeide en een tel later sprong het magische oog uit zijn kas, waarna het vervangen werd door een echt oog; het magische oog rolde over de grond, maar bleef onafgebroken alle kanten opkijken.
Harry zag een man met een bleke huid, een paar sproeten en blond haar. Hij wist wie het was. Hij had hem in de Hersenpan van Perkamentus gezien, had gezien hoe hij de rechtbank werd uitgesleept door de Dementors, terwijl hij tot het laatst tegenover meneer Krenck volhield dat hij onschuldig was… maar nu had hij rimpels om zijn ogen en zag hij er een stuk ouder uit…
Buiten op de gang klonken haastige voetstappen; Sneep kwam terug met Winky op zijn hielen, op de voet gevolgd door professor Anderling.
‘Krenck!’ zei Sneep, die stokstijf bleef staan in de deuropening. ‘Barto Krenck!’
‘Lieve hemel!’ zei professor Anderling, die ook bleef staan en naar de man op de grond keek.
Winky, die er smerig en verfomfaaid uitzag, tuurde langs de benen van Sneep. Ze sperde haar mond open en slaakte een doordringende gil. ‘Meester Barto, meester Barto, wat is u aan het doen hier?’
Ze wierp zich aan de borst van de jongeman. ‘Jullie heeft hem vermoord! Jullie heeft hem vermoord! Jullie heeft zoon van meester vermoord!’
‘Hij is alleen maar Verlamd, Winky,’ zei Perkamentus. ‘Ga opzij, alsjeblieft. Severus, heb je de drank?’
Sneep gaf Perkamentus een klein flesje met kleurloze vloeistof; het Veritaserum waarmee hij Harry in de klas had bedreigd. Perkamentus stond op, boog zich over de man op de grond, hees hem half overeind en zette hem tegen de muur, onder het Vijandsvizier, waar de spiegelbeelden van Perkamentus, Sneep en Anderling nog steeds woedend op hen neer staarden. Winky bleef trillend op haar knieën zitten, met haar handen voor haar gezicht. Perkamentus wrikte de mond van de man open en goot er drie druppels toverdrank in. Hij wees met zijn toverstaf op de borst van de namaak-Dolleman en zei: ‘Enervatio!’
De zoon van Krenck deed zijn ogen open. Zijn gezicht was slap en zijn ogen wazig. Perkamentus knielde voor hem neer, zodat hun gezicht op gelijke hoogte was.
‘Kun je me horen?’ vroeg Perkamentus.
De oogleden van de man trilden.
‘Ja,’ mompelde hij.
‘Ik wil dat je ons vertelt hoe je hier gekomen bent,’ zei Perkamentus zacht. ‘Hoe ben je uit Azkaban ontsnapt?’
Krenck haalde diep en rillend adem en zei toen met een vlakke, monotone stem: ‘Mijn moeder heeft me gered. Ze wist dat ze stervende was. Ze haalde mijn vader over om me te redden, als laatste blijk van zijn liefde voor haar. Hij hield van haar, zoals hij nooit van mij gehouden heeft. Hij stemde toe. Ze kwamen op bezoek. Ze gaven mij een slok Wisseldrank die een van mijn moeders haren bevatte. Zij nam een slok Wisseldrank die een van mijn haren bevatte. Zo namen we elkaars gedaante aan.’
Winky schudde trillend haar hoofd. ‘Zegt niets meer, meester Barto, zegt niets meer. U brengt uw vader in problemen.’
Maar Krenck haalde opnieuw diep adem en vervolgde met dezelfde uitdrukkingsloze stem: ‘Dementors zijn blind. Ze voelden dat een gezond en een stervend persoon Azkaban binnenkwamen. Ze voelden ook dat een gezond en een stervend persoon vertrokken. Mijn vader smokkelde me vermomd als mijn moeder naar buiten, voor het geval er soms gevangenen toekeken door hun celdeuren.
Korte tijd later stierf mijn moeder in Azkaban. Ze zorgde ervoor dat ze tot het laatst Wisseldrank bleef gebruiken. Ze werd onder mijn naam en met mijn uiterlijk begraven. Iedereen dacht dat ik dood was.’
De oogleden van Krenck trilden opnieuw.
‘En wat deed je vader met je, toen je weer thuis was?’ vroeg Perkamentus kalm.
‘Hij zette de dood van mijn moeder in scene. Een begrafenis in besloten kring. Dat graf is leeg. Onze huis-elf verpleegde me, tot ik weer gezond was. Daarna moest ik verborgen worden. Ik moest in toom gehouden worden. Mijn vader moest een aantal spreuken gebruiken om me in de hand te kunnen houden. Toen ik eenmaal weer op krachten was, kon ik nog maar aan een ding denken: mijn meester terugvinden… hem opnieuw dienen…’
‘Hoe wist je vader je in toom te houden?’ vroeg Perkamentus.
‘De Imperiusvloek,’ zei Krenck. ‘Ik was helemaal in de macht van mijn vader. Hij dwong me dag en nacht een Onzichtbaarheidsmantel te dragen. Ik was altijd in het gezelschap van onze huis-elf. Zij zorgde voor me en bewaakte me. Ze had medelijden met me. Ze haalde mijn vader over me af en toe iets extra’s te geven. Als beloning voor mijn goede gedrag.’
‘Meester Barto, meester Barto,’ snikte Winky door haar handen heen, ‘u heeft ze niet te vertellen, we komt in moeilijkheden…’
‘Is er ooit iemand achter gekomen dat je nog leefde?’ vroeg Perkamentus. ‘Was er verder nog iemand op de hoogte, afgezien van je vader en jullie huis-elf?’
‘Ja,’ zei Krenck en zijn oogleden trilden weer. ‘Berta Kriel, een heks die bij mijn vader op kantoor werkte. Ze kwam op een dag bij ons thuis langs, met papieren die mijn vader moest tekenen. Hij was er niet. Winky liet haar binnen en ging terug naar de keuken, naar mij. Maar Berta Kriel hoorde Winky met me praten. Ze kwam kijken. Ze hoorde voldoende om te beseffen wie zich verborgen hield onder die Onzichtbaarheidsmantel. Toen mijn vader thuiskwam, confronteerde ze hem met haar ontdekking. Hij bracht een heel krachtig Herinneringsslot bij haar aan, om te zorgen dat ze zou vergeten wat ze gehoord had. Te krachtig. Hij zei later dat hij haar geheugen permanent beschadigd had.’
‘Waarom komt ze ook neuzen in de zaken van mijn meester?’ snikte Winky. ‘Waarom laat ze ons niet met rust?’
‘Vertel me over het WK Zwerkbal,’ zei Perkamentus.
‘Winky praatte mijn vader om,’ zei Krenck, met dezelfde monotone stem. ‘Ze was maandenlang bezig hem over te halen. Ik was al jaren het huis niet meer uit geweest. Vroeger was ik dol op Zwerkbal. Laat hem gaan, zei ze. Hij draagt zijn Onzichtbaarheidsmantel. Dan kan hij kijken. Laat hem voor deze ene keer weer eens wat frisse lucht opsnuiven. Ze zei dat mijn moeder dat zo gewild zou hebben. Ze zei dat mijn moeder was gestorven om mij mijn vrijheid terug te geven. Ze had me niet gered om de rest van mijn leven opgesloten te zitten. Uiteindelijk ging mijn vader overstag.
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу