Het werd allemaal zorgvuldig gepland. Mijn vader bracht Winky en mij al vroeg naar de Topbox. Winky moest zeggen dat ze een plaatsje vrijhield voor mijn vader. Ik zou daar onzichtbaar blijven zitten. Pas als de box na afloop van de wedstrijd leeg was, zouden wij ook weggaan. Het zou net zijn alsof Winky alleen was. Er zou geen haan naar kraaien.
Maar Winky wist niet dat ik sterker begon te worden. Ik begon me te verzetten tegen mijn vaders Imperiusvloek. Er waren momenten dat ik bijna weer mezelf was; korte periodes waarin het net was alsof ik aan zijn controle ontsnapte. Dat gebeurde daar ook, in de Topbox. Het was alsof ik ontwaakte uit een diepe slaap. Ik merkte dat ik tussen de mensen zat, midden in de wedstrijd, en ik zag een toverstok uit de zak van een jongen voor me steken. Ik had sinds Azkaban geen toverstok meer in handen gehad. Ik stal de stok. Dat wist Winky niet. Winky heeft hoogtevrees. Ze had haar handen voor haar gezicht.’
‘Meester Barto, u is stoute jongen!’ fluisterde Winky en de tranen stroomden tussen haar vingers door.
‘Dus je hebt die toverstok gestolen,’ zei Perkamentus. ‘Wat deed je ermee?’
‘We gingen terug naar de tent,’ zei Krenck. ‘Toen hoorden we ze. We hoorden de Dooddoeners, de Dooddoeners die nooit in Azkaban hadden gezeten. Die nooit geleden hadden voor hun meester. Die hem hun rug hadden toegekeerd. Zij waren geen willoze slaven, zoals ik. Het stond hun vrij om hem te zoeken, maar dat deden ze niet. Ze amuseerden zich een beetje met een stel Dreuzels. Door het geluid van hun stemmen schrok ik wakker. Mijn geest was helderder dan hij in jaren geweest was. Ik was woedend. Ik had die toverstok. Ik wilde hun een lesje leren, omdat ze mijn meester ontrouw waren geweest. Mijn vader was niet meer in de tent, hij probeerde die Dreuzels te bevrijden. Winky schrok toen ze me zo kwaad zag. Ze gebruikte haar eigen vorm van magie om me aan haar te binden. Ze trok me weg uit de tent, trok me mee het bos in, weg bij de Dooddoeners. Ik probeerde haar tegen te houden. Ik wilde terug naar het kampeerterrein. Ik wilde de Dooddoeners laten merken wat loyaliteit aan de Heer van het Duister werkelijk betekende en hen straffen voor hun ontrouw. Ik gebruikte die gestolen toverstok om het Duistere Teken aan de hemel te laten verschijnen.
Meteen arriveerden er tovenaars van het Ministerie. Ze schoten overal Lamstralen rond. Een van die stralen schoot tussen de bomen door, waar Winky en ik stonden. De band tussen ons werd verbroken. We werden allebei Verlamd.
Toen Winky werd gevonden, besefte mijn vader dat ik ook in de buurt moest zijn. Hij zocht in de struiken waar ze haar gevonden hadden en vond mij daar ook. Hij wachtte tot de andere leden van het Ministerie het bos verlaten hadden en nam me toen mee naar huis. Hij ontsloeg Winky. Ze had hem teleurgesteld. Ze had niet kunnen verhinderen dat ik een toverstok bemachtigde. Ze had me bijna laten ontsnappen.’
Winky slaakte een lange, jammerende wanhoopskreet.
‘Nu waren mijn vader en ik alleen thuis. En toen… en toen…’ Krencks hoofd rolde heen en weer en langzaam verscheen er een krankzinnige grijns op zijn gezicht, ‘toen kwam mijn meester me halen.
Hij verscheen ’s avonds laat bij ons huis, in de armen van zijn dienaar Wormstaart. Mijn meester was erachter gekomen dat ik nog leefde. Hij had Berta Kriel gevangengenomen in Albanië. Hij had haar gemarteld. Ze had hem veel dingen verteld. Over het Toverschool Toernooi. Dat Dolleman, de oude Schouwer, les zou gaan geven op Zweinstein. Hij martelde haar tot hij het Herinneringsslot verbrak dat mijn vader bij haar geplaatst had. Ze vertelde dat ik was ontsnapt uit Azkaban. Ze vertelde dat mijn vader me thuis gevangen hield, om te voorkomen dat ik mijn meester zou zoeken. Zo kwam mijn meester te weten dat ik nog steeds zijn trouwe dienaar was — misschien wel de trouwste van allemaal. Mijn meester bedacht een plan, dat gebaseerd was op de informatie van Berta. Daar had hij mij voor nodig. Tegen middernacht arriveerde hij bij ons huis. Mijn vader deed open.’
Krencks glimlach werd breder, alsof hij opnieuw genoot van de mooiste herinnering van zijn leven. Winky’s grote bruine angstogen staarden tussen haar vingers door. Ze scheen te onthutst te zijn om ook maar een woord te kunnen uitbrengen.
‘Het was in een oogwenk gebeurd. Mijn meester sprak de Imperiusvloek uit over mijn vader. Nu was mijn vader degene die beheerst werd, gevangen was. Mijn meester dwong hem om zijn gewone routine aan te houden, om te doen alsof er niets aan de hand was. Maar ik werd bevrijd. Ik ontwaakte. Ik was mezelf weer en had me in jaren niet zo levend gevoeld.’
‘En wat verlangde Heer Voldemort van je?’ vroeg Perkamentus.
‘Hij vroeg of ik bereid was alles voor hem op het spel te zetten. Ik was bereid. Het was mijn droom, mijn grootste ambitie, om hem te dienen, mijn trouw te laten blijken. Hij zei dat hij een loyale dienaar moest binnensmokkelen op Zweinstein. Een dienaar die Harry Potter door het Toverschool Toernooi zou loodsen zonder dat het opviel. Een dienaar die Harry Potter zou beschermen. Die ervoor zou zorgen dat hij als eerste bij de Toverschool Trofee was. Die de Trofee zou veranderen in een Viavia, die de eerste persoon die hem aanraakte naar mijn meester zou brengen. Maar eerst —’
‘Hadden jullie Alastor Dolleman nodig,’ zei Perkamentus. Zijn blauwe ogen schoten vuur, hoewel zijn stem kalm bleef.
‘Daar zorgden Wormstaart en ik voor. We hadden van tevoren Wisseldrank gebrouwen. We gingen naar zijn huis. Dolleman verzette zich. Er was een hoop tumult. We wisten hem nog net op tijd te overmeesteren. We gooiden hem in een van de vakken van zijn eigen magische hutkoffer. Knipten wat van zijn haar af en deden dat bij de Wisseldrank. Die dronk ik op en werd de dubbelganger van Dolleman. Ik nam hem zijn oog en zijn houten been af. Ik was klaar voor Arthur Wemel, toen die arriveerde om de Dreuzels te bewerken die het tumult hadden gehoord. Ik liet een paar vuilnisbakken ronddansen door de achtertuin en zei tegen Wemel dat ik buiten indringers had gehoord, die de vuilnisbakken geactiveerd hadden. Vervolgens pakte ik de kleren en Duisterdetectors van Dolleman in, deed ze samen bij Dolleman in zijn hutkoffer en vertrok naar Zweinstein. Ik hield hem in leven, onder de Imperiusvloek. Ik moest hem kunnen uithoren, om meer te weten te komen over zijn verleden en om zijn gewoontes te leren kennen, zodat ik zelfs Perkamentus voor de gek kon houden. Bovendien had ik zijn haar nodig om nieuwe Wisseldrank te maken. Het was makkelijk om aan de andere ingrediënten te komen. De boomslanghuid stal ik uit de kerkers. Toen de leraar Toverdranken me in zijn kantoortje betrapte, zei ik dat ik opdracht had om dat te doorzoeken.’
‘En wat gebeurde er met Wormstaart nadat jullie Dolleman hadden uitgeschakeld?’ vroeg Perkamentus.
‘Die keerde terug om voor mijn meester te zorgen, in het huis van mijn vader, en om mijn vader te bewaken.’
‘En toch ontsnapte je vader,’ zei Perkamentus.
‘Ja. Na een tijdje begon hij zich te verzetten tegen de Imperius-vloek, net zoals ik gedaan had. Af en toe besefte hij wat er gebeurde. Mijn meester besloot dat het niet langer veilig was om mijn vader het huis uit te laten gaan. In plaats daarvan dwong hij hem brieven te schrijven aan het Ministerie. Hij dwong hem te schrijven dat hij ziek was. Maar Wormstaart verzaakte zijn plicht. Hij was niet waakzaam genoeg. Mijn vader ontsnapte. Mijn meester vermoedde dat hij naar Zweinstein zou gaan. Mijn vader zou alles aan Perkamentus vertellen, alles opbiechten. Hij zou bekennen dat hij me had weggesmokkeld uit Azkaban.
Mijn meester liet me weten dat mijn vader ontsnapt was. Hij zei dat ik hem koste wat het kost moest tegenhouden, dus ik was waakzaam en wachtte af. Ik gebruikte de kaart die ik van Harry Potter had afgepakt. De kaart die bijna alles geruïneerd had.’
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу