‘Kaart?’ vroeg Perkamentus. ‘Wat voor kaart bedoel je?’
‘Potters kaart van Zweinstein. Potter zag me op die kaart. Potter zag me op een avond nog meer ingrediënten voor Wisseldrank stelen uit Sneeps kantoortje. Hij dacht dat ik mijn vader was, omdat we dezelfde voornaam hebben. Ik pakte die avond de kaart van Potter af. Ik zei dat mijn vader Duistere tovenaars haatte. Potter dacht dat mijn vader het op Sneep gemunt had.
Een week lang wachtte ik tot mijn vader op Zweinstein zou arriveren. Uiteindelijk, op een avond, zag ik op de kaart dat mijn vader op het terrein verschenen was. Ik deed mijn Onzichtbaarheidsmantel aan en ging op weg, om hem te onderscheppen. Hij liep om de rand van het Verboden Bos heen. Maar toen kwam Potter opeens opdagen, en Kruml. Ik wachtte af. Ik kon Potter niets doen, mijn meester had hem nodig. Potter ging Perkamentus halen. Ik Verlamde Kruml. Ik doodde mijn vader.’
‘Neeeee!’ jammerde Winky. ‘Meester Barto, meester Barto, wat zegt u allemaal?’
‘Dus je doodde je vader?’ zei Perkamentus, met dezelfde zachte stem. ‘Wat deed je met het lichaam?’
‘Dat sleepte ik het Bos in. Legde de Onzichtbaarheidsmantel erover. Ik had de kaart bij me en zag hoe Potter naar het kasteel rende.
Hij kwam Sneep tegen. Perkamentus voegde zich bij hen. Ik keek hoe Potter Perkamentus voorging naar buiten, verliet het Bos, maakte een omtrekkende beweging zodat ik achter hen uitkwam en voegde me toen bij hen. Ik zei tegen Perkamentus dat Sneep me had verteld waar ik zijn moest.
Perkamentus zei dat ik mijn vader moest gaan zoeken. Ik ging terug naar de plaats waar zijn lichaam lag. Ik keek op de kaart. Toen iedereen weg was, Transformeerde ik het lijk van mijn vader. Hij veranderde in een bot… ik deed de Onzichtbaarheidsmantel weer aan en begroef het bot in de pas omgespitte grond voor Hagrids huisje.’
Er viel een doodse stilte, die alleen werd verbroken door Winky’s aanhoudende gesnik.
Na een tijdje zei Perkamentus: ‘En vanavond…’
‘… bood ik voor het eten aan om de Toverschool Trofee in de doolhof te plaatsen,’ fluisterde Barto Krenck. ‘Veranderde hem in een Viavia. Het plan van mijn meester slaagde. Hij is herrezen en zal me rijker belonen dan een tovenaar ooit zou kunnen dromen.’
De krankzinnige glimlach verscheen weer op zijn gezicht en zijn hoofd zakte langzaam op zijn schouder, terwijl Winky naast hem jammerde en snikte.
Hoofdstuk 36
DE WEGEN SCHEIDEN ZICH
Perkamentus stond op. Hij staarde een moment vol walging naar Barto Krenck en hief zijn toverstok nog een keer. Er vlogen touwen uit, die zich om Krenck wikkelden en hem stevig vastbonden.
Perkamentus wendde zich tot professor Anderling. ‘Minerva, zou jij op wacht willen blijven staan terwijl ik Harry naar boven breng?’
‘Natuurlijk,’ zei professor Anderling. Ze zag er een beetje misselijk uit, alsof ze net iemand had zien overgeven, maar toen ze haar toverstok op Barto Krenck richtte, trilde haar hand niet.
‘Severus,’ zei Perkamentus tegen Sneep, ‘zou je madame Plijster willen vragen of ze hierheen komt? Alastor Dolleman moet naar de ziekenzaal. En ga dan Cornelis Droebel zoeken en breng hem naar mijn kantoor. Hij moet ergens buiten zijn. Ik weet zeker dat hij Krenck zelf zal willen verhoren. Zeg dat ik over een halfuur op de ziekenzaal ben, als hij me wil spreken.’
Sneep knikte zwijgend en verliet haastig de kamer.
‘Harry?’ zei Perkamentus vriendelijk.
Harry stond op en zwaaide heen en weer; de pijn in zijn been, die hij niet gevoeld had terwijl hij naar Krenck luisterde, keerde nu in volle hevigheid terug. Hij besefte dat hij trilde. Perkamentus pakte hem bij zijn arm en hielp hem de donkere gang op.
‘Ik wil dat je eerst meegaat naar mijn kantoor, Harry,’ zei hij zacht terwijl ze de gang uitliepen. ‘Sirius wacht daar op ons.’
Harry knikte. Hij was zich bewust van een soort verdoving en een gevoel van totale onwerkelijkheid, maar dat kon hem niet schelen; hij was er zelfs blij om. Hij wilde niet nadenken over wat er gebeurd was sinds hij de Toverschool Trofee had aangeraakt. Hij wilde de herinneringen die steeds door zijn hoofd flitsten, vers en scherp als foto’s, niet van dichterbij bekijken. Dwaaloog Dolleman in zijn hutkoffer; Wormstaart die op de grond lag en zijn armstomp tegen zich aandrukte; Voldemort die oprees uit de dampende ketel; Carlo…
dood… Carlo, die vroeg of Harry zijn lichaam wilde terugbrengen naar zijn ouders…
‘Professor,’ mompelde Harry, ‘waar zijn meneer en mevrouw Kannewasser?’
‘Bij professor Stronk! zei Perkamentus en zijn stem, die tijdens het verhoor van Barto Krenck zo kalm was geweest, trilde voor het eerst een klein beetje. ‘Zij was het hoofd van Carlo’s afdeling en kende hem het best.’
Ze waren bij de stenen waterspuwer. Perkamentus gaf het wachtwoord, de spuwer sprong opzij, en hij en Harry werden door de bewegende wenteltrap naar boven gebracht. Perkamentus deed de eiken deur open.
Sirius was binnen. Zijn gezicht was lijkbleek en uitgemergeld, net als toen hij pas uit Azkaban was ontsnapt. Hij liep snel naar hen toe. ‘Harry, is alles goed met je? Ik wist het wel — ik wist dat zoiets… — wat is er gebeurd?’
Zijn handen trilden terwijl hij Harry naar een stoel bij het bureau bracht.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij dringender.
Perkamentus begon Sirius te vertellen wat Barto Krenck had gezegd. Harry luisterde maar met een half oor. Hij was zo moe dat elk botje in zijn lichaam pijn deed en eigenlijk wilde hij alleen maar ongestoord blijven zitten, uren- en urenlang, tot hij in slaap viel en niets meer hoefde te voelen en nergens meer aan hoefde te denken.
Hij hoorde het geruis van vleugels. Felix de feniks vloog op van zijn stok en landde op Harry’s knie.
‘Hoi, Felix,’ zei Harry zacht. Hij streelde het prachtige, rood met gouden verenkleed van de feniks. Felix keek hem met vredig knipperende ogen aan. Zijn warme gewicht had iets geruststellends en troostends.
Perkamentus was uitgepraat. Hij ging achter zijn bureau zitten en keek naar Harry, die zijn blik meed. Hij wist dat Perkamentus hem vragen wilde stellen. Hij wilde Harry alles opnieuw laten beleven.
‘Ik moet weten wat er gebeurd is nadat je die Viavia aanraakte in de doolhof, Harry,’ zei Perkamentus.
‘Dat kan toch wel tot morgen wachten?’ zei Sirius scherp. Hij legde zijn hand op Harry’s schouder. ‘Laat die jongen eerst slapen. Laat hem uitrusten.’
Harry voelde een golf van dankbaarheid voor Sirius, maar Perkamentus negeerde zijn woorden. Hij boog zich naar Harry toe. Met grote tegenzin hief die zijn hoofd op en keek in de blauwe ogen van Perkamentus.
‘Als ik dacht dat ik je zou helpen door je in een betoverde slaap te brengen en het moment uit te stellen waarop je moet nadenken over wat er vanavond gebeurd is, dan zou ik dat doen,’ zei Perkamentus. ‘Maar ik weet wel beter. Als ik de pijn nu tijdelijk wegneem, is hij des te erger als hij later terugkomt. Je hebt meer moed getoond dan ik ooit van je had kunnen verwachten. Ik vraag je om die moed nog een keer ten toon te spreiden. Ik vraag je om ons te vertellen wat er gebeurd is.’
De feniks slaakte een zacht, trillend, muzikaal geluidje, dat tinkelend in de lucht bleef hangen. Harry had het gevoel alsof er een druppel hete vloeistof door zijn keel gleed, die hem verwarmde en nieuwe kracht gaf.
Hij haalde diep adem en begon te praten. Terwijl hij sprak, rezen beelden van alles wat hij die avond had meegemaakt voor zijn geestesoog op; hij zag het fonkelende oppervlak van het brouwsel dat Voldemort nieuw leven had geschonken; hij zag de Dooddoeners Verschijnselen tussen de graven; hij zag het lijk van Carlo naast de Trofee liggen.
Sirius, die Harry nog steeds stevig bij zijn schouder hield, maakte een paar keer een geluidje, alsof hij op het punt stond iets te zeggen, maar dan stak Perkamentus zijn hand op om hem tot stilte te manen en daar was Harry blij om. Het was gemakkelijker om door te gaan nu hij eenmaal begonnen was. Het was zelfs een opluchting; hij had het gevoel alsof er iets giftigs uit hem werd verwijderd; hij moest alle wilskracht die hij bezat aanspreken om te blijven praten, maar toch wist hij dat hij zich beter zou voelen zodra hij uitgesproken was.
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу