‘Jazeker,’ zei meneer Wemel nuchter. ‘Maar ze kregen een hoge boete en ik denk niet dat ze gauw weer zoiets zullen uithalen. Je moet geen risico’s nemen met Verschijnselen. Een heleboel volwassen tovenaars doen het nooit. Die nemen liever de bezem — langzamer, maar ook een stuk veiliger.’
‘Maar Bill en Charlie en Percy kunnen het allemaal?’
‘Charlie moest twee keer examen doen,’ zei Fred grijnzend. ‘De eerste keer zakte hij. Toen Verschijnselde hij acht kilometer verder naar het zuiden dan de bedoeling was, boven op een of ander oud vrouwtje dat net boodschappen ging doen, weten jullie nog wel?’
‘Ja, nou, de tweede keer is hij geslaagd,’ zei mevrouw Wemel, die onder luid gegrinnik de keuken kwam binnenmarcheren.
‘Percy is pas twee weken geleden geslaagd,’ zei George. ‘Hij Verschijnselt nu elke ochtend in de keuken, gewoon om te bewijzen dat hij het kan.’
Er klonken voetstappen op de gang en Hermelien en Ginny kwamen binnen. Ze zagen er allebei bleek en slaperig uit.
‘Waarom moeten we zo vroeg op?’ zei Ginny, die in haar ogen wreef en aan tafel ging zitten.
‘Omdat we eerst een eindje moeten lopen,’ zei meneer Wemel.
‘Lopen?’ zei Harry. ‘Moeten we helemaal naar het WK lopen?’
‘Nee, nee, dat is kilometers hiervandaan,’ zei meneer Wemel glimlachend. ‘Wij hoeven maar een klein stukje. Het probleem is dat het heel moeilijk is om zoveel tovenaars op een punt te verzamelen zonder de aandacht te trekken van Dreuzels. We moeten altijd al voorzichtig zijn hoe we reizen en tijdens zo’n groot evenement als het WK Zwerkbal —’
‘George!’ zei mevrouw Wemel op scherpe toon, en iedereen schrok.
‘Wat?’ zei George, op een gemaakt-onschuldige toon waar niemand intrapte.
‘Wat heb je in je zak?’
‘Niks!’
‘Lieg niet!’
Mevrouw Wemel richtte haar toverstok op de broekzak van George en zei: ‘Accio!’
Allerlei kleine, felgekleurde voorwerpen schoten uit de zak van George; hij probeerde ze nog te pakken, maar greep mis en ze vlogen regelrecht in de uitgestoken hand van mevrouw Wemel.
‘We zeiden toch dat je die weg moest gooien!’ zei mevrouw Wemel woedend en ze zwaaide met wat onmiskenbaar Ton-Tong Toffees waren. ‘We zeiden dat jullie die hele zooi weg moesten doen. Vooruit, maak je zakken leeg, allebei!’
Er volgde een onaangename scene; de tweeling was duidelijk van plan geweest om zoveel mogelijk toffees het huis uit te smokkelen en alleen door haar Sommeerspreuk te gebruiken, wist mevrouw Wemel ze allemaal tevoorschijn te toveren.
‘Accio! Accio! Accio!’ riep ze en er schoten toffees uit de meest onverwachte plaatsen, zoals de zoom van George’s jas en de omslagen van Freds spijkerbroek.
‘We zijn zes maanden bezig geweest om ze te ontwikkelen!’ schreeuwde Fred tegen zijn moeder terwijl ze de toffees weggooide.
‘O, een mooie manier om zes maanden te verspillen!’ krijste ze. ‘Geen wonder dat jullie zo weinig S.L.IJ.M.B.A.L.len hebben gehaald!’
Al met al heerste er geen erg vriendelijke sfeer toen ze afscheid namen. Mevrouw Wemel keek nog steeds woest terwijl ze haar man een zoen op zijn wang gaf, maar lang niet zo woest als de tweeling, die hun rugzak op hun schouders hesen en zonder een woord tegen haar te zeggen naar buiten gingen.
‘Nou, veel plezier’ zei mevrouw Wemel, ‘en gedraag je’ riep ze de nijdige ruggen van de tweeling na, maar die keken niet om en gaven geen antwoord. ‘Ik stuur Bill, Charlie en Percy rond de middag achter jullie aan,’ zei mevrouw Wemel tegen haar man toen hij, Harry, Ron, Hermelien en Ginny het donkere erf overstaken, achter Fred en George aan.
Het was fris en de maan was nog op. Alleen uit een doffe, groenachtige gloed aan de horizon rechts bleek dat het niet lang zou duren voor de zon opkwam. Harry, die had nagedacht over die duizenden tovenaars die toestroomden voor het WK Zwerkbal, ging wat sneller lopen, zodat hij met meneer Wemel kon praten.
‘Hoe komt iedereen hier zonder dat de Dreuzels het merken?’ vroeg hij.
‘Dat is een gigantisch organisatorisch probleem,’ verzuchtte meneer Wemel. ‘De moeilijkheid is dat zo’n honderdduizend tovenaars het WK willen volgen en uiteraard hebben we geen enkele magische plek die groot genoeg is om al die mensen te herbergen. Er zijn wel plaatsen waar geen Dreuzels kunnen komen, maar stel je voor dat je honderdduizend tovenaars moet samenpakken op de Wegisweg of perron negendriekwart. Daarom waren we gedwongen een mooi, verlaten heideveld te zoeken en daar zoveel mogelijk anti-Dreuzelmaatregelen te installeren. Het hele Ministerie is er maandenlang mee bezig geweest. Ten eerste moeten we er natuurlijk voor zorgen dat niet iedereen tegelijk arriveert. Mensen met goedkopere kaartjes moeten er twee weken van tevoren zijn. Een beperkt aantal maakt gebruik van Dreuzelvervoer, maar we willen niet dat hun bussen en treinen uitpuilen van de tovenaars — en die komen van over de hele wereld, stel je voor. Sommigen Verschijnselen uiteraard, maar dan moeten er veilige punten zijn om te verschijnen, een eind uit de buurt van eventuele Dreuzels. Ik geloof dat er een geschikt bos is bij het stadion dat ze als Verschijnselpunt gebruiken. Voor mensen die niet kunnen of willen Verschijnselen, hebben we Viavia’s. Dat zijn voorwerpen die tovenaars op een van tevoren vastgesteld tijdstip van de ene plek naar de andere verplaatsen. Zonodig kunnen er grote groepen tegelijk gebruik van maken. Op strategische plaatsen door het hele land zijn tweehonderd Viavia’s opgesteld en in ons geval is de dichtstbijzijnde die op de top van de Druilerige Berg. Daar gaan we nu naartoe.’
Meneer Wemel wees op een grote zwarte massa, die voorbij het dorpje Greenwitch oprees.
‘Wat zijn dat voor dingen, Viavia’s?’ vroeg Harry nieuwsgierig.
‘Nou, het kan van alles zijn,’ zei meneer Wemel. ‘Onopvallende dingen, uiteraard, zodat Dreuzels ze niet oppakken en ermee gaan spelen… meestal voorwerpen die zij als afval beschouwen…’
Ze sjokten het duistere, vochtige weggetje af naar het dorp en de stilte werd alleen verbroken door hun voetstappen. Toen ze door het dorp liepen werd de hemel heel langzaam lichter en maakte de inktzwarte duisternis plaats voor het diepst denkbare blauw. Harry’s handen en voeten waren net ijsklompen en meneer Wemel keek steeds op zijn horloge.
Ze kwamen adem te kort om te praten toen ze de Druilerige Berg beklommen. Af en toe struikelden ze in verborgen konijnenholen of gleden ze uit over dikke zwarte pollen gras. Toen elke ademhaling door Harry’s borst sneed en zijn benen begonnen te verkrampen, merkte hij dat ze eindelijk weer op vlakker terrein waren.
‘Poe poe,’ hijgde meneer Wemel, die zijn bril afveegde aan zijn trui. ‘Nou, we zijn ruim op tijd — we hebben nog tien minuten…’
Hermelien bereikte als laatste de top en had last van steken in haar zij, want ze drukte haar hand tegen haar middel.
‘Nu alleen de Viavia nog,’ zei meneer Wemel, die zijn bril weer opzette en naar de grond tuurde. ‘Hij zal niet groot zijn… vooruit…’
Ze verspreidden zich en begonnen te zoeken. Ze waren nog maar een paar minuten bezig toen de stilte plotseling verstoord werd door een kreet.
‘Hierzo, Arthur! Hierzo, jongen! We hebben hem!’
Twee lange gedaantes stonden afgetekend tegen de sterrenhemel aan de andere kant van de heuveltop.
‘Barend!’ zei meneer Wemel glimlachend en hij liep naar de man die geroepen had. De anderen volgden hem.
Meneer Wemel schudde de hand van een tovenaar met een rood gezicht en een nogal dun bruin baardje, die een beschimmelde oude kaplaars in zijn andere hand hield.
‘Dit is Barend Kannewasser, jongens,’ zei meneer Wemel. ‘Hij werkt voor het Departement van Toezicht op Magische Wezens. En ik geloof dat jullie zijn zoon Carlo al kennen?’
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу