‘Ja, dat klopt, meneer Wemel,’ zei Harry serieus.
‘Daar gaat het niet om!’ foeterde meneer Wemel. ‘Wacht maar, als ik het aan jullie moeder vertel —’
‘Als je wat vertelt?’ zei iemand achter hem.
Mevrouw Wemel was net de keuken binnengekomen. Ze was klein en mollig, met een heel vriendelijk gezicht, hoewel haar ogen op het moment achterdochtig toegeknepen waren.
‘Hallo, Harry,’ zei ze toen ze hem zag zitten, en ze glimlachte. Toen flitsten haar ogen weer naar haar man. ‘Als je me wat vertelt, Arthur?’
Meneer Wemel aarzelde en Harry zag dat hij niet echt van plan was geweest zijn vrouw te vertellen wat er gebeurd was, al was hij nog zo kwaad op Fred en George. Er viel een ongemakkelijke stilte, terwijl meneer Wemel nerveus naar zijn vrouw keek, maar toen verschenen er twee meisjes in de deuropening achter mevrouw Wemel. De een had een grote bos bruin haar en nogal forse voortanden en was Hermelien Griffel, de vriendin van Harry en Ron. De ander was klein, met rood haar en was Rons zusje Ginny. Ze glimlachten allebei tegen Harry, die teruggrijnsde, en Ginny werd vuurrood — sinds Harry’s eerste bezoek aan Het Nest had ze een groot zwak voor hem.
‘Als je me wat vertelt, Arthur?’ herhaalde mevrouw Wemel op onheilspellende toon.
‘O, niks eigenlijk, Molly,’ mompelde meneer Wemel. ‘Fred en George hadden alleen — maar ik heb ze al op hun donder gegeven —’
‘Wat hebben ze nu weer uitgespookt?’ zei mevrouw Wemel. ‘Als het ook maar iets te maken heeft met Tovertweelings Topfopshop —’
‘Waarom laat je Harry niet even zien waar hij slaapt, Ron?’ zei Hermelien vanuit de deuropening.
‘Hij weet waar hij slaapt,’ zei Ron. ‘Op mijn kamer. Daar heeft hij de laatste keer ook —’
‘Dan gaan we allemaal even kijken,’ zei Hermelien met nadruk.
‘O,’ zei Ron, die het doorkreeg. ‘Oke.’
‘Ja, dan gaan wij ook mee,’ zei George.
Jullie blijven hier!’ snauwde mevrouw Wemel.
Harry en Ron schuifelden gauw de keuken uit, en gevolgd door Hermelien en Ginny liepen ze door de smalle gang naar de krakkemikkige trap die zigzaggend naar de bovenverdiepingen voerde.
‘Wat is Tovertweelings Topfopshop?’ vroeg Harry terwijl ze naar boven klommen.
Ron en Ginny lachten, maar Hermelien niet.
‘Toen ma op een keer de kamer van Fred en George schoonmaakte, vond ze een grote stapel bestelformulieren,’ zei Ron zacht. ‘Ellenlange prijslijsten voor allerlei dingen die ze zelf hadden uitgevonden. Fopartikelen, snap je. Fopstokken en magisch snoepgoed, dat soort dingen. Echt fantastisch. Ik wist niet dat ze bezig waren zulke spullen uit te vinden…’
‘We hoorden wel vaak ontploffingen op hun kamer, maar we hadden geen idee dat ze dingen aan het maken waren,’ zei Ginny. ‘We dachten dat ze gewoon van geknal hielden.’
‘Alleen waren sommige spullen — of eigenlijk alle — een beetje gevaarlijk,’ zei Ron. ‘En ze waren van plan ze op Zweinstein te verkopen, om een centje bij te verdienen. Ma ging helemaal door het lint.
Ze zei dat ze niks meer mochten maken en ze verbrandde al die bestelformulieren… ze was sowieso woest op ze. Ze hebben lang niet zoveel S.L.IJ.M.B.A.L.len gehaald als ma verwacht had.’
Een S.L.IJ.M.B.A.L. was een Schriftelijke Loftuiting wegens IJver Magische Bekwaamheid en Algeheel Leervermogen, de graad die studenten aan Zweinstein trachtten te behalen als ze vijftien waren.
‘En toen kregen ze ook nog eens knetterende ruzie met ma omdat die wil dat ze bij het Ministerie gaan werken, net als pa, en ze tegen haar zeiden dat ze gewoon een fopwinkel wilden beginnen,’ zei Ginny.
Op dat moment ging een deur op de overloop op de tweede verdieping open en werd er een hoofd om de hoek gestoken, een heel geïrriteerd hoofd dat voorzien was van een bril met hoornen montuur.
‘Hoi, Percy,’ zei Harry.
‘O, hallo, Harry,’ zei Percy. ‘Ik vroeg me al af wie er zoveel lawaai maakte. Ik probeer te werken, snap je — ik heb een rapport voor kantoor dat af moet — en ik kan me niet concentreren als mensen constant de trap op en af denderen.’
‘We denderen niet,’ zei Ron geërgerd. ‘We lopen gewoon. Sorry als we het ultrageheime werk van het Ministerie van Toverkunst verstoord hebben!’
‘Waar ben je mee bezig?’ vroeg Harry.
‘Een rapport voor het Departement van Internationale Magische Samenwerking,’ zei Percy zelfvoldaan. ‘We proberen de bodemdikte van toverketels te standaardiseren. Sommige van die goedkope prullen uit het buitenland zijn net een cruciale fractie te dun — het aantal lekkages neemt jaarlijks met bijna drie procent toe —’
‘Dat wordt vast een wereldschokkend rapport,’ zei Ron. ‘Het zou me niks verbazen als je lekkende ketels de voorpagina van de Ochtendprofeet halen.’
Percy werd een beetje rood.
‘Ja, doe maar schamper, Ron,’ zei hij verhit, ‘maar als we niet tot internationale afspraken komen, zou de markt wel eens overspoeld kunnen worden met gammele, flinterdunne producten die ernstig gevaar kunnen opleveren voor —’
‘Ja, ja, al goed, al goed,’ zei Ron en hij liep verder de trap op. Percy sloeg zijn slaapkamerdeur met een klap dicht. Terwijl Harry, Hermelien en Ginny achter Ron aan nog drie trappen verder klommen, hoorden ze beneden uit de keuken woedend geschreeuw op klinken. Zo te horen had meneer Wemel zijn vrouw over de toffees verteld.
Het kamertje helemaal boven in het huis, waar Ron sliep, was niet veel veranderd sinds Harry’s laatste bezoek; dezelfde posters van Rons favoriete Zwerkbalteam, de Cambridge Cannons, zwierden en zwaaiden aan de muren en het schuine plafond, en het aquarium op de vensterbank, waar eerst kikkerdril in had gezeten, bevatte nu een reusachtige kikker. Schurfie, Rons oude rat, was er niet meer, maar nu had hij het piepkleine grijze uiltje dat Rons brief had bezorgd in de Ligusterlaan. Het uiltje hipte op en neer in een kleine kooi en kwetterde als een gek.
‘Hou je snavel, Koe,’ zei Ron, die tussen twee van de vier matrassen doorschuifelde die in de kamer waren gepropt. ‘Fred en George slapen hier ook, omdat Bill en Charlie hun kamer hebben,’ zei hij tegen Harry. ‘Percy houdt z’n kamer helemaal alleen voor zichzelf, omdat hij zogenaamd moet werken.’
‘Eh — waarom noem je die uil eigenlijk Koe?’ vroeg Harry aan Ron.
‘Omdat hij stom is,’ zei Ginny. ‘Eigenlijk heet hij Koekeroekus.’
‘Ja, en dat is helemaal geen stomme naam,’ zei Ron sarcastisch. ‘Ginny heeft hem zo genoemd,’ legde hij uit. ‘Dat vond ze lief klinken. Ik heb nog geprobeerd het te veranderen, maar het was al te laat, hij luistert nergens anders meer naar. Dus heb ik er maar Koe van gemaakt. Ik hou hem hier op m’n kamer omdat Egidius en Hermes anders gek van hem worden. Ik word trouwens ook gek van hem.’
Koekeroekus zoefde vrolijk en schril krassend door zijn kooi. Harry kende Ron al te goed om hem serieus te nemen. Hij had ook constant geklaagd over Schurfie, zijn oude rat, maar was vreselijk van streek geweest toen hij dacht dat hij was opgevreten door Knikkebeen, de kat van Hermelien.
‘Waar is Knikkebeen eigenlijk?’ vroeg Harry aan Hermelien.
‘Buiten in de tuin, denk ik,’ zei ze. ‘Hij vindt het heerlijk om achter de tuinkabouters aan te zitten. Die heeft hij nog nooit eerder gezien.’
‘Dus Percy heeft het naar z’n zin op z’n werk?’ zei Harry, die op een van de bedden ging zitten en keek hoe de Cambridge Cannons de posters aan het plafond in en uit scheerden.
‘Naar z’n zin?’ zei Ron duister. ‘Ik denk dat hij niet eens meer thuis zou komen als pa hem niet dwong. Het is gewoon een obsessie voor hem. Laat hem alsjeblieft niet over z’n baas beginnen. Volgens meneer Krenck… zoals ik tegen meneer Krenck zei…. meneer Krenck is van mening… ik hoorde van meneer Krenck… Ik denk dat ze binnenkort hun verloving bekendmaken.’
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу