1 ...7 8 9 11 12 13 ...154 ‘Er staat nu een elektrische kachel,’ legde Harry uit.
‘Echt waar?’ zei meneer Wemel opgewonden. ‘Eklektrisch, zei je? Met een stekker? Lieve hemel, dat moet ik zien… even nadenken… au, Ron!’
Rons stem klonk boven die van de anderen uit:
‘Wat doen we hier? Is er iets misgegaan?’
‘Nee, natuurlijk niet, Ron,’ zei Fred heel sarcastisch. ‘Nee, we wilden juist graag klem komen zitten.’
‘Ja, we amuseren ons hier kostelijk,’ zei George, wiens stem nogal gedempt klonk, alsof hij helemaal achteraan tegen de muur gedrukt stond.
‘Jongens, jongens…’ zei meneer Wemel vaag. ‘Ik probeer te bedenken wat we het beste kunnen doen… ja…. de enige manier… ga opzij, Harry.’
Harry trok zich terug achter de bank, maar oom Herman liep juist naar de haard.
‘Wacht eens even!’ brulde hij tegen de kachel. ‘Wat wou u precies —’
BENG!
Het elektrische haardje vloog door de kamer toen de dichtgetimmerde schoorsteen open spatte en meneer Wemel, Fred, George en Ron in een regen van puin en splinters naar buiten werden geblazen. Tante Petunia krijste en viel achterover op het salontafeltje; oom Herman wist haar nog net te grijpen voor ze op de grond smakte en staarde met open mond en sprakeloos naar de Wemels, die allemaal vuurrood haar hadden, inclusief Fred en George, die als twee druppels water op elkaar leken, tot aan de laatste sproet toe.
‘Zo, dat is beter,’ hijgde meneer Wemel, die het stof van zijn lange groene gewaad klopte en zijn bril recht zette. ‘Aha — u bent vast de oom en tante van Harry!’
Meneer Wemel, die lang, mager en kalend was, stapte met uitgestoken hand op oom Herman af, maar die deinsde snel een paar stappen achteruit en trok tante Petunia met zich mee. Oom Herman leek met stomheid geslagen. Zijn beste pak zat onder de kalk, die ook in zijn haar en snor was neergedaald, zodat hij in een oogwenk dertig jaar ouder leek te zijn geworden.
‘En — ja — sorry voor de rommel,’ zei meneer Wemel, die zijn hand liet zakken en over zijn schouder naar de verwoeste haard keek. ‘Allemaal mijn schuld. Het was gewoon niet bij me opgekomen dat we er aan deze kant niet uit zouden kunnen. Ik heb uw schoorsteen laten opnemen in het Haardrooster, snapt u — gewoon voor een middag, zodat we Harry konden ophalen. Strikt genomen mogen Dreuzelschoorstenen niet worden aangesloten — maar ik ken een mannetje bij de Dienst Rookkanalen en die heeft het geregeld. Maakt u zich geen zorgen, ik heb dat in een wip gerepareerd. Ik zal eerst even vuur maken om de jongens terug te sturen en dan herstel ik uw schoorsteen voor ik Verdwijnsel.’
Harry durfde te wedden dat de Duffelingen daar geen woord van begrepen hadden. Ze staarden meneer Wemel nog steeds met open mond aan. Tante Petunia kwam wankelend overeind en zocht vlug dekking achter oom Herman.
‘Hallo, Harry!’ zei meneer Wemel monter. ‘Heb je je hutkoffer ingepakt?’
‘Ja, hij staat boven,’ zei Harry, die ook grijnsde.
‘Wij halen hem wel,’ zei Fred meteen. Met een knipoog naar Harry verlieten hij en George de kamer. Ze wisten waar Harry’s slaapkamer was, omdat ze hem daar ooit in het holst van de nacht uit hadden gered. Harry vermoedde dat Fred en George hoopten dat ze een glimp zouden opvangen van Dirk; Harry had veel over hem verteld.
‘Zo,’ zei meneer Wemel, die een beetje met zijn armen zwaaide terwijl hij woorden zocht om de steeds pijnlijkere stilte te verbreken. ‘Leuk — eh — leuk huis heeft u.’
Aangezien de altijd zo smetteloze woonkamer van de Duffelingen nu bedekt was met een dikke laag stof en puin, viel die opmerking niet al te goed. Oom Hermans gezicht werd weer paars en tante Petunia begon opnieuw op haar tong te kauwen. Ze schenen echter te bang te zijn om ook echt iets te zeggen.
Meneer Wemel keek om zich heen. Hij was dol op alles wat met Dreuzels te maken had en Harry zag dat hij popelde om de tv en videorecorder van dichterbij te bekijken.
‘Die werken zeker ook op eklektriciteit?’ zei hij, met het air van een kenner. ‘O ja, ik zie de stekkers. Ik verzamel namelijk stekkers,’ vertrouwde hij oom Herman toe. ‘En batterijen. Ik heb thuis een heel grote verzameling batterijen. M’n vrouw denkt dat ik gek ben, maar ach…’
Oom Herman dacht duidelijk ook dat meneer Wemel gek was. Hij schuifelde een klein stukje naar rechts en probeerde voor tante Petunia te gaan staan, alsof hij bang was dat meneer Wemel hen plotseling te lijf zou gaan.
Opeens kwam Dirk de kamer weer binnen. Harry hoorde het gebonk van zijn hutkoffer op de trap en besefte dat Dirk uit angst voor die geluiden uit de keuken was gevlucht. Dirk schuifelde met zijn rug tegen de muur door de kamer, staarde meneer Wemel met grote angstogen aan en probeerde zichzelf te verschuilen achter zijn vader en moeder. Weliswaar was het lichaam van oom Herman meer dan massief genoeg om zo’n knokig iemand als tante Petunia te bedekken, maar als het zaak was iemand van Dirks omvang aan het zicht te onttrekken, was het helaas volkomen ontoereikend.
‘Aha, dus dat is je neefje, Harry?’ zei meneer Wemel, die opnieuw een dappere poging deed om het gesprek op gang te houden.
‘Klopt,’ zei Harry. ‘Dat is Dirk.’
Hij en Ron wisselden een blik van verstandhouding en keken toen gauw de andere kant op; de verleiding om in lachen uit te barsten was haast onweerstaanbaar. Dirk hield zijn handen nog steeds om zijn achterwerk geklemd, alsof hij bang was dat het eraf zou vallen en meneer Wemel leek zich oprecht zorgen te maken om Dirks merkwaardige gedrag. Toen meneer Wemel opnieuw iets zei, hoorde Harry aan zijn stem dat hij ervan overtuigd was dat Dirk minstens zo gek was als de Duffelingen van hem dachten, alleen voelde meneer Wemel eerder mededogen dan angst.
‘En, heb je een fijne vakantie, Dirk?’ vroeg hij vriendelijk.
Dirk stootte een zacht gejammer uit en Harry zag dat hij zijn handen nog steviger om zijn bolle achterwerk klemde.
Fred en George kwamen de kamer binnen, met Harry’s hutkoffer tussen hen in. Ze keken om zich heen en toen ze Dirk zagen, verschenen er twee identieke, duivelse grijnzen op hun gezichten.
‘Ah, mooi zo,’ zei meneer Wemel. ‘Nou, dan gaan we maar weer eens.’
Hij stroopte de mouwen van zijn gewaad op en pakte zijn toverstaf. Harry zag de Duffelingen alledrie tegelijk achteruitdeinzen, tot ze met hun rug tegen de muur stonden.
‘Incendio!’ zei meneer Wemel en hij wees met zijn staf op het gat waar de haard had gestaan.
Onmiddellijk laaiden in de schoorsteen vlammen op, die vrolijk knetterden, alsof ze al urenlang brandden. Meneer Wemel haalde een klein zakje dat met een koordje gesloten was uit zijn gewaad, maakte het koordje los, haalde er een snufje poeder uit en gooide dat in de vlammen, die smaragdgroen werden en nog hoger opflakkerden.
‘Vooruit, Fred, jij eerst,’ zei meneer Wemel.
‘Ik kom eraan,’ zei Fred. ‘O jee — wacht even —’
Er was een zak met snoepgoed uit Freds zak gevallen en de inhoud rolde alle kanten op — grote, dikke toffees in felgekleurde papiertjes.
Fred kroop haastig op handen en knieën door de kamer, propte de toffees weer in zijn zakken, zwaaide vrolijk naar de Duffelingen, stapte naar de haard en liep regelrecht het vuur in, terwijl hij ‘Het Nest!’ riep. Tante Petunia snakte trillerig naar adem. Er klonk een gierend geluid en Fred was verdwenen.
‘Oke, George,’ zei meneer Wemel, ‘nu jij en die hutkoffer.’
Harry hielp hem om de koffer naar de vlammen te dragen en hem rechtop te zetten, zodat George hem beter kon vasthouden. Hij riep ook: ‘Het Nest!’, er klonk opnieuw een gierend geluid en ook George was verdwenen.
‘Nu jij, Ron,’ zei meneer Wemel.
‘Tot ziens,’ zei Ron opgewekt tegen de Duffelingen. Hij grijnsde breed tegen Harry, stapte het vuur in, riep: ‘Het Nest!’ en was weg.
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу