Alleen Harry en meneer Wemel waren nu nog over.
‘Nou, tot ziens dan maar,’ zei Harry tegen de Duffelingen.
Die zeiden helemaal niets terug. Harry liep naar het vuur, maar net toen hij bij de rand van de haard was, stak meneer Wemel zijn hand uit en hield hem tegen. Hij keek de Duffelingen verbaasd aan.
‘Harry zei tot ziens,’ zei hij. ‘Hebben jullie hem niet gehoord?’
‘Maakt niet uit,’ mompelde Harry tegen meneer Wemel. ‘Dat kan me echt niks schelen.’
Maar meneer Wemel nam zijn hand niet van Harry’s schouder.
‘Jullie zien jullie neef pas volgend jaar zomer terug,’ zei hij licht verontwaardigd tegen oom Herman. ‘Dan is het toch niet te veel gevraagd om even afscheid te nemen?’
Er gleden allerlei woedende uitdrukkingen over het gezicht van oom Herman. Het feit dat hij een lesje in beleefdheid kreeg van een man die zojuist zijn halve woonkamer in puin had gelegd, scheen hem ongelooflijk tegen de borst te stuiten, maar meneer Wemel had zijn toverstaf nog steeds in zijn hand. De kleine oogjes van oom Herman flitsten heel even naar die staf en toen zei hij met de grootst mogelijke tegenzin: ‘Nou, dag.’
‘Tot ziens,’ zei Harry. Hij stak een voet in de groene vlammen, die prettig aanvoelden, als een warme adem. Op dat moment hoorde hij echter een afschuwelijk, kokhalzend geluid en begon tante Petunia te gillen.
Harry draaide zich vliegensvlug om. Dirk stond niet meer achter zijn ouders. Hij knielde naast het salontafeltje en hij kokhalsde en spuugde omdat er een minstens dertig centimeter lang, slijmerig paars geval uit zijn mond stak. Een tel lang was Harry volslagen verbijsterd, maar toen besefte hij dat dat paarse ding Dirks tong was — en dat er een felgekleurd snoeppapiertje naast hem op de grond lag.
Tante Petunia gooide zich naast Dirk neer, greep het uiteinde van zijn gezwollen tong en probeerde die uit zijn mond te rukken; het was dus niet verbazingwekkend dat Dirk harder begon te sputteren en gillen dan ooit en haar probeerde weg te duwen. Oom Herman brulde en zwaaide met zijn armen en meneer Wemel moest schreeuwen om zich verstaanbaar te maken.
‘Geen paniek, ik maak hem zo weer de oude!’ bulderde hij en hij stapte met uitgestoken toverstok op Dirk af, maar tante Petunia begon nog doordringender te krijsen en wierp zich boven op haar zoon om hem tegen meneer Wemel te beschermen.
‘Nee, echt,’ zei meneer Wemel wanhopig. ‘Een heel simpel spreukje — het komt door die toffee — m’n zoon Fred — altijd bezig met practical jokes — gewoon een Zwelbezwering — dat neem ik tenminste aan — heb ik zo weer gefikst —’
De Duffelingen lieten zich echter niet geruststellen, maar werden juist steeds banger; tante Petunia rukte hysterisch snikkend aan Dirks tong, alsof ze vastbesloten was hem uit zijn mond te scheuren; Dirk leek bijna te stikken onder de gecombineerde last van zijn moeder en zijn tong en oom Herman, die nu echt door het dolle heen was, greep een porseleinen beeldje van het dressoir en gooide dat keihard naar meneer Wemel. Die dook gauw weg, zodat het beeldje aan gruzelementen spatte in de geruïneerde haard.
‘Toe nou!’ zei meneer Wemel nijdig en hij zwaaide met zijn toverstaf. ‘Ik probeer alleen maar te helpen!’
Brullend als een aangeschoten nijlpaard griste oom Herman nog een beeldje van het dressoir.
‘Ga alvast maar, Harry! Vooruit, ga weg!’ riep meneer Wemel, die zijn staf op oom Herman richtte. ‘Ik los dit wel op!’
Harry wilde eigenlijk de pret niet missen, maar het tweede beeldje van oom Herman floot rakelings langs zijn linkeroor en bij nader inzien leek het hem verstandiger om de zaak aan meneer Wemel over te laten. Hij stapte het vuur in en keek nog even achterom terwijl hij: ‘Het Nest!’ zei; in de laatste vluchtige glimp die hij opving van de woonkamer, zag hij hoe meneer Wemel een derde beeldje uit de hand van oom Herman schoot met behulp van zijn toverstaf, hoe tante Petunia gillend boven op Dirk lag en hoe Dirks tong als een grote, slijmerige python uit zijn mond kronkelde. Maar een oogwenk later begon Harry razendsnel rond te tollen en verdween de woonkamer van de Duffelingen uit het zicht, in een baaierd van smaragdgroene vlammen.
Hoofdstuk 5
TOVERTWEELINGS TOPFOPSHOP
Harry tolde sneller en sneller rond, met zijn ellebogen stevig tegen zijn zij gedrukt. Hij zag talloze wazige haarden langs flitsen, tot hij misselijk begon te worden en zijn ogen dichtdeed. Toen hij merkte dat hij vaart minderde, stak hij gauw zijn handen uit en remde nog net op tijd af om te voorkomen dat hij vanuit het haardvuur van de Wemels languit op de keukenvloer plofte.
‘En, heeft hij hem opgegeten?’ zei Fred opgewonden, terwijl hij zijn hand uitstak om Harry uit de haard te helpen.
‘Ja,’ zei Harry, die zich oprichtte. ‘Wat was dat?’
‘Ton-Tong Toffee,’ zei Fred vrolijk. ‘Die hebben George en ik zelf uitgevonden en we zochten al de hele zomer iemand om hem op uit te proberen…’
Het kleine keukentje galmde van het gelach; Harry keek om zich heen en zag dat Ron en George aan de schoongeschrobde houten tafel zaten, samen met twee roodharige personen die hij nog nooit eerder had ontmoet, al besefte hij meteen wie dat moesten zijn: Bill en Charlie, de twee oudste gebroeders Wemel.
‘Hallo, Harry, hoe gaat ie?’ zei de dichtstbijzijnde van de twee. Hij stak grijnzend een grote hand uit, die Harry schudde, en hij voelde blaren en eeltplekken onder zijn vingers. Dat moest Charlie zijn, die in Roemenie met draken werkte. Charlie leek qua postuur veel op de tweeling en was korter en meer gedrongen dan Percy en Ron, die allebei nogal lang en slungelig waren. Hij had een breed, gemoedelijk, verweerd gezicht, dat zo overdekt was met sproeten dat het leek alsof hij diep gebruind was; op een van zijn gespierde armen zag Harry het grote, glanzende litteken van een oude brandwond.
Bill stond glimlachend op en gaf Harry ook een hand. Bill kwam als een verrassing: Harry wist dat hij voor Goudgrijp werkte, de tovenaarsbank en dat hij Hoofdmonitor was geweest op Zweinstein en daarom had hij zich een oudere versie van Percy voorgesteld; doodsbang om ook maar het kleinste regeltje te overtreden en dol op commanderen. Bill was echter — er was geen ander woord voor — cool. Hij was groot, droeg zijn lange haar in een paardenstaart en had een oorring in waar een grote slagtand aan bungelde. Zijn kleren zouden niet uit de toon vallen op een rockconcert, alleen zag Harry dat zijn laarzen niet van leer waren, maar van drakenhuid.
Voor iemand verder nog iets kon zeggen, klonk er een zacht ploppend geluidje en verscheen meneer Wemel plotseling uit het niets, achter de schouder van George. Hij was bozer dan Harry hem ooit had meegemaakt.
‘Dat was niet grappig, Fred!’ schreeuwde hij. ‘Wat heb je die Dreuzeljongen in vredesnaam gegeven?’
‘Ik heb hem niks gegeven,’ zei Fred, met nog zo’n duivelse grijns. ‘Ik heb alleen iets laten vallen — wist ik veel dat hij het op zou eten? Dat is z’n eigen stomme schuld.’
‘Je hebt het met opzet laten vallen!’ tierde meneer Wemel. ‘Je wist dat hij het op zou eten, je wist dat hij op dieet was —’
‘Hoe groot is z’n tong geworden?’ vroeg George gretig.
‘Bijna anderhalve meter, voor ik z’n ouders eindelijk zover kreeg dat ik hem mocht laten krimpen!’
Harry en de Wemels schaterden opnieuw van het lachen.
‘Dat is niet grappig!’ schreeuwde meneer Wemel. ‘Zulke fratsen kunnen de relatie tussen Dreuzels en tovenaars ernstig verstoren! Ik ben m’n hele leven bezig campagne te voeren tegen de mishandeling van Dreuzels en dan flikken m’n bloedeigen zoons me —’
‘We hebben het hem niet gegeven omdat hij een Dreuzel is!’ zei Fred verontwaardigd.
‘Nee, we hebben het gegeven omdat hij een dikke, etterige bullebak is,’ zei George. ‘Ja toch, Harry?’
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу