Ondertussen stegen de anderen ook af, en paardenknechten snelden toe om hun rijdieren over te nemen. Roberts koningin, Cersei Lannister, kwam te voet binnen met haar jongste kinderen. De huiswagen waarin ze hadden gereisd, een groot, dubbeldeks rijtuig van geolied eikenhout en verguld metaal, door veertig zware karrenpaarden getrokken, was te breed om door de kasteelpoort te kunnen. Ned knielde in de sneeuw om de ring van de koningin te kussen terwijl Robert Catelyn omhelsde als een lang verloren zuster. Toen werden de kinderen naar voren geleid en voorgesteld, tot wederzijdse goedkeuring. De begroetingsceremonie was nog maar net achter de rug of de koning zei tegen zijn gastheer: ‘Breng me naar je crypte, Eddard. Ik wil daar graag mijn eer bewijzen.’
Ned stelde het erg op prijs van hem dat hij na al die jaren nog steeds aan haar dacht. Hij riep om een lantaarn. Meer woorden waren niet nodig. De koningin begon te protesteren. Ze waren al sinds het ochtendkrieken onderweg, iedereen had het koud en was moe, ze konden zich toch beter eerst opfrissen? De doden konden wel wachten. Meer zei ze niet. Robert keek haar aan en haar tweelingbroer Jaime pakte haar onopvallend bij de arm, en ze zei niets meer. Ze daalden samen af in de crypte, Ned en deze koning die hij nauwelijks terug kende. De stenen wenteltrap was smal. Ned ging met de lantaarn voorop. ‘Ik begon al te denken dat we Winterfel nooit meer zouden bereiken,’ klaagde Robert terwijl ze naar beneden liepen. ‘Zoals ze in het zuiden over mijn Zeven Koninkrijken praten zou je bijna vergeten dat jouw stuk even groot is als de overige zes bij elkaar.’
‘U hebt hopelijk een aangename reis gehad, Uwe Genade?’
Robert snoof. ‘Moerassen, wouden en velden, en nauwelijks één fatsoenlijke herberg ten noorden van de Nek. Ik heb nog nooit zo’n uitgestrekte leegte gezien. Waar zijn al je inwoners?’
‘Misschien waren ze te verlegen om hun huis uit te komen,’ schertste Ned. Hij voelde de kou langs de trap omhoogkruipen, een kille adem uit de diepten van de aarde. ‘In het noorden is zelden een koning te zien.’
Robert snoof nogmaals. ‘Het lijkt me waarschijnlijker dat ze onder de sneeuw verstopt zaten. Sneeuw, Ned!’ De koning steunde met een hand tegen de muur om bij het afdalen zijn evenwicht niet te verliezen.
‘Nazomersneeuw komt vaker voor,’ zei Ned. ‘Ik hoop dat u er geen last van hebt gehad. Doorgaans zijn de buien mild.’
‘De Anderen mogen die milde buien van jou halen!’ vloekte Robert. ‘Hoe moet het er hier ’s winters dan niet uitzien? Ik huiver als ik eraan denk.’
‘De winters zijn streng,’ gaf Ned toe. ‘Maar de Starks slaan zich er wel doorheen. Dat hebben we altijd gedaan.’
‘Je moet naar het zuiden komen,’ zei Robert. ‘Om nog een vleugje zomer te proeven voordat die ten einde is. In Hooggaarde strekken de velden met gouden rozen zich uit zover het oog reikt. De vruchten zijn zo rijp dat ze openbarsten in je mond — meloenen, perziken, vuurpruimen, je hebt nog nooit zoiets zoets geproefd. Je zult het wel merken, ik heb er een paar voor je meegebracht. Zelfs in Stormeinde is het met die aflandige wind zo warm dat je bijna geen vin verroeren kunt. En je moet de steden eens zien, Ned! Overal bloemen, markten die overlopen van het voedsel, zomerwijnen, zo goedkoop en goed dat je alleen al beneveld raakt van de lucht. Iedereen is dik, dronken en rijk.’ Hij lachte en klopte op zijn omvangrijke buik. ‘En de meisjes, Ned!’ riep hij met glinsterende ogen. ‘Ik zweer je, in die hitte laten de vrouwen alle preutsheid varen. Ze zwemmen naakt in de rivier, pal onder de muren van het kasteel. Zelfs op straat is het veel en veel te heet voor wol of bont, dus lopen ze rond in van die korte jurken, van zijde als ze daar het zilver voor hebben, of anders van katoen. Niet dat het wat uitmaakt. Zodra ze gaan zweten en de stof tegen hun huid plakt kunnen ze net zo goed naakt zijn.’
De koning lachte blijmoedig.
Robert Baratheon was altijd al een begerig man geweest, iemand die wist wat genieten was. Geen mens die Eddard Stark van zoiets zou kunnen betichten. Desondanks ontging het Ned niet dat al die geneugten bij de koning hun tol eisten. Tegen de tijd dat ze de voet van de trap bereikten ademde Robert zwaar, en toen ze de donkere crypte betraden was zijn gezicht rood in het licht van de lantaarn.
‘Uwe Genade,’ zei Ned eerbiedig. Hij beschreef een weidse halve cirkel met zijn lantaarn. De schaduwen deinden en dansten. Het flakkerende licht beroerde de stenen onder hun voeten en streek langs een lange stoet granieten zuilen die twee aan twee de duisternis binnenschreden. Tussen de zuilen zaten de doden op hun stenen tronen tegen de muur, met hun rug naar het graf dat hun stoffelijke resten bevatte. ‘Zij is daar aan het eind, samen met vader en Brandon.’
Hij ging voorop tussen de zuilen en Robert volgde hem zonder iets te zeggen, huiverend in de onderaardse kilte. Het was hier beneden altijd koud. Ze liepen tussen de doden van het Huis Stark door, en hun voetstapen galmden op de stenen en werden teruggekaatst van de gewelven boven hen. De heren van Winterfel sloegen hen gade. Hun beeltenissen waren uitgehouwen in de stenen die hun graftomben verzegelden. In lange rijen zaten ze daar, met blinde ogen die in een eeuwig duister tuurden en met grote stenen schrikwolven opgerold aan hun voeten. In de verspringende schaduwen leek het net of de stenen gestalten bewogen als de levenden langsliepen. Ouder gewoonte lag er een ijzeren slagzwaard over de knieën van iedereen die heer van Winterfel was geweest, om de wraakzuchtige geesten in hun crypten te houden. De oudste waren al lang geleden weggeroest. Het metaal had slechts wat rode vlekken achtergelaten waar het op de steen had gerust. Ned vroeg zich af of dat inhield dat die geesten nu vrij in het kasteel konden rondwaren. Hij hoopte van niet. De eerste heren van Winterfel waren even hard geweest als het land waarover ze heersten. In de eeuwen voordat de Drakenvorsten van overzee kwamen hadden ze niemand trouw gezworen en zich koningen van het Noorden genoemd. Ten slotte bleef Ned staan en hief de olielantaarn op. Voor hen uit liep de crypte nog verder het duister in, maar voorbij dit punt waren de tomben leeg en onverzegeld; zwarte gaten die op hun doden wachtten, op hem en zijn kinderen. Ned stond er niet graag bij stil. ‘Hier,’ zei hij tegen zijn koning.
Robert knikte zwijgend, knielde en boog het hoofd.
Er waren drie graftomben, zij aan zij. Heer Rickard Stark, Neds vader, had een lang, streng gezicht. De steenhouwer had hem goed gekend. Hij zat daar rustig en waardig, zijn stenen vingers stevig rond het zwaard op zijn knieën geklemd. Maar bij zijn leven hadden alle zwaarden hem in de steek gelaten. In twee kleinere graven aan weerszijden rustten zijn kinderen.
Brandon was gestorven toen hij twintig was, gewurgd in opdracht van de krankzinnige koning Aerys Targaryen, luttele dagen voor hij met Catelyn Tulling van Stroomvliet zou trouwen. Ze hadden zijn vader gedwongen om te kijken hoe hij stierf. Hij was de ware erfgenaam, de oudste, geboren om te heersen. Lyanna was pas zestien geweest, half vrouw, half kind, en lieftallig als geen ander. Ned had met heel zijn hart van haar gehouden. Robert had haar zelfs nog inniger liefgehad. Zij had zijn bruid moeten worden.
‘In het echt was ze mooier,’ zei de koning na een stilte. Zijn blikken bleven op Lyanna’s gezicht rusten alsof hij haar door wilskracht tot leven kon wekken. Ten slotte stond hij op, wat hem vanwege zijn gewicht moeizaam afging. ‘Verdraaid, Ned, moest je haar perse begraven op een plaats als deze? De herinnering aan zijn verdriet maakte zijn stem schor. ‘Ze had beter verdiend dan deze duisternis…’
‘Ze was een Stark van Winterfel,’ zei Ned kalm. ‘Hier hoort ze thuis.’
‘Ze hoort ergens op een heuvel te liggen, onder een vruchtboom, met boven haar de zon en de wolken, en de regen om haar schoon te wassen.’
Читать дальше