Een glorieus uur lang had Harry geloofd dat hij de Duffelingen eindelijk kon verlaten, omdat Sirius hem had uitgenodigd om bij hem te komen wonen zodra zijn naam eenmaal gezuiverd was. Maar die kans was hem abrupt ontnomen — Wormstaart was ontsnapt voor ze hem naar het Ministerie van Toverkunst hadden kunnen brengen en Sirius had moeten vluchten voor zijn leven. Harry had hem helpen ontsnappen, op de rug van een hippogrief genaamd Scheurbek, en sindsdien was Sirius voortvluchtig geweest. Harry was de hele zomer gekweld door de gedachte aan het tehuis dat hij had kunnen hebben als Wormstaart er niet vandoor gegaan was. Het was dubbel zo zwaar geweest om terug te keren naar de Duffelingen in de wetenschap dat hij op een haar na voorgoed aan hen ontsnapt was.
Desondanks had Harry toch veel aan Sirius gehad, ook al kon hij niet bij hem zijn. Dankzij Sirius mocht Harry nu zijn schoolspullen gewoon op zijn slaapkamer hebben. Dat hadden de Duffelingen nooit eerder goed gevonden; in hun verlangen Harry het leven zo zuur mogelijk te maken, plus hun angst voor zijn toverkracht, hadden ze tijdens voorafgaande zomervakanties zijn hutkoffer met schoolspullen steevast achter slot en grendel opgeborgen in de bezemkast onder de trap. Maar hun houding was veranderd sinds ze gehoord hadden dat Harry een peetvader had die een gevaarlijke moordenaar was — Harry was wel zo verstandig geweest om niet te zeggen dat Sirius onschuldig was.
Sinds zijn terugkeer naar de Ligusterlaan had Harry twee brieven gehad van Sirius, die niet bezorgd waren door uilen (wat gebruikelijk was onder tovenaars) maar door grote, felgekleurde tropische vogels. Hedwig had die bonte, opzichtige indringers maar niets gevonden; ze had ze slechts heel schoorvoetend laten drinken uit haar waterbak voor ze weer aan hun terugreis begonnen. Harry had ze juist mooi gevonden; ze deden hem aan wit zand en palmbomen denken en hij hoopte dat, waar Sirius ook was (dat schreef Sirius nooit, voor het geval zijn brieven in verkeerde handen vielen), hij in elk geval een fijne tijd had. Harry kon zich om de een of andere reden niet voorstellen dat Dementors lang konden overleven in de felle tropenzon; misschien was dat de reden waarom Sirius naar het zuiden was gegaan. In zijn brieven, die nu verborgen waren onder die uiterst nuttige losse plank onder Harry’s bed, klonk hij heel opgewekt en hij had Harry beide keren op het hart gedrukt hem toch vooral te schrijven als hij daar behoefte aan had. Nou, dat had hij nu zeker.
Het schijnsel van Harry’s lamp vervaagde toen het kille, grauwe licht dat voorafgaat aan de dageraad langzaam door de kamer kroop. Uiteindelijk, toen de zon op was, de muren van zijn slaapkamer goud kleurden en hij gestommel hoorde bij oom Herman en tante Petunia, veegde Harry alle verfrommelde stukken perkament van zijn bureau en herlas zijn voltooide brief.
Beste Sirius,
Bedankt voor je laatste brief. De vogel die hem bracht was zo groot dat hij nauwelijks door het raam naar binnen kon.
Hier gaat alles zijn gangetje. Dirk heeft nogal moeite met zijn dieet. Gisteren betrapte mijn tante hem toen hij donuts naar zijn kamer smokkelde. Ze zeiden dat ze hem zouden korten op zijn zakgeld als hij daarmee doorging en toen werd hij zo kwaad dat hij zijn PlayStation uit het raam smeet. Dat is een soort computergeval waar je spelletjes op kunt spelen. Een beetje stom van hem, want nu heeft hij niet eens Monsters aan Mootjes Deel Drie om zijn gedachten af te leiden.
Met mij gaat het goed, vooral omdat de Duffelingen doodsbang zijn dat jij misschien langskomt en ze in vleermuizen verandert als ik dat vraag.
Vanochtend gebeurde er wel iets vreemds. M’n litteken deed weer pijn. De laatste keer dat dat gebeurde, was toen Voldemort op Zweinstein was. Maar nu kan hij toch moeilijk in de buurt zijn? Weet jij of littekens die het gevolg zijn van een vloek jaren later nog pijn kunnen doen?
Ik stuur dit met Hedwig mee zodra ze terugkomt; ze is op het moment op jacht. Doe Scheurbek de groeten.
Harry
Ja, dat zag er goed uit, dacht Harry. Het had geen zin om over die droom te vertellen, want hij wilde niet de indruk wekken dat hij zich al te veel zorgen maakte. Hij vouwde het perkament op en legde het op zijn bureau, klaar voor als Hedwig terugkwam. Vervolgens stond hij op, rekte zich uit en deed zijn kleerkast opnieuw open. Zonder naar zijn spiegelbeeld te kijken, kleedde hij zich aan en ging naar beneden om te ontbijten.
Hoofdstuk 3
DE UITNODIGING
De drie Duffelingen zaten al aan tafel toen Harry de keuken binnenkwam en ging zitten, maar ze keken geen van drieën op. Het grote rode hoofd van oom Herman ging schuil achter Het Algemeen Volksblad en tante Petunia sneed een grapefruit in vieren, met haar paardengebit verborgen achter haar afkeurend getuite lippen.
Dirk zag er woedend en chagrijnig uit en scheen om de een of andere reden nog meer ruimte in beslag te nemen dan normaal. Dat wilde heel wat zeggen, want hij hield altijd al een hele kant van de vierkante keukentafel bezet. Tante Petunia legde een kwart grapefruit zonder suiker op zijn bord met een nogal nerveus: ‘Alsjeblieft, Dirkje lief,’ maar Dirk keek haar alleen maar nijdig aan. Zijn leven had een hoogst onaangename wending genomen nadat hij die zomer was thuisgekomen met zijn eindrapport.
Oom Herman en tante Petunia hadden zoals gewoonlijk wel excuses weten te vinden voor zijn slechte cijfers; tante Petunia hield stug vol dat Dirk een hoogbegaafde jongen was die niet werd begrepen door zijn leraren, en oom Herman riep dat hij ‘sowieso geen watje dat dag en nacht met z’n neus in de boeken zat’ als zoon wilde. Ook de beschuldigingen van pesterij werden haastig met de mantel der liefde bedekt — ‘Het is een actieve, levenslustige jongen, maar hij zou geen vlieg kwaad doen!’ zei tante Petunia huilerig.
Helemaal onder aan het rapport stonden echter enkele rake opmerkingen van de schoolverpleegster, die zelfs oom Herman en tante Petunia niet konden wegwuiven. Al jammerde tante Petunia nog zo vaak dat Dirk zware botten had, dat al dat overgewicht gewoon babyvet was en dat hij een jongen in de groei was die goed moest eten, het feit bleef dat bij geen enkele leverancier van schooluniformen nog kniebroeken in zijn maat te koop waren. De schoolverpleegster had gezien wat de ogen van tante Petunia — die anders zo haarscherp zagen als het ging om het signaleren van vingerafdrukken op haar glanzende muren of het bespioneren van de buren — simpelweg weigerden te zien: dat extra calorieën wel het laatste was wat Dirk nodig had, omdat hij inmiddels ongeveer even groot en zwaar was als een jonge orka.
En dus was — na een hoop knetterende ruzies, na stampende woedeaanvallen waarbij de vloer van Harry’s slaapkamer had meegedeind en na vele tranen van tante Petunia — het nieuwe regime van kracht geworden. De verpleegster van Ballings had een dieetlijst opgestuurd die op de ijskast was geplakt, een ijskast waaruit al Dirks lievelingssnacks waren verwijderd — cola en taart, chocoladerepen en hamburgers — en die nu gevuld was met groenten en fruit en andere dingen die oom Herman afdeed als ‘konijnenvoer’. Om het Dirk ietsje gemakkelijker te maken, had tante Petunia erop gestaan dat de rest van het gezin hetzelfde dieet volgde en ze gaf nu ook een kwart grapefruit aan Harry, al was het zijne een stuk kleiner dan dat van Dirk. Blijkbaar dacht tante Petunia dat ze Dirks moraal het best hoog kon houden door ervoor te zorgen dat hij in elk geval meer te eten kreeg dan Harry.
Wat tante Petunia niet wist, was dat Harry het nodige verborgen had onder die losse plank in zijn slaapkamer en het dieet helemaal niet volgde. Zodra hij er lucht van had gekregen dat hij geacht werd de hele zomer alleen maar geraspte worteltjes te eten, had hij Hedwig naar zijn vrienden gestuurd met een smeekbede om hulp en die hadden hem niet in de steek gelaten. Hedwig was van Hermeliens adres teruggekeerd met een grote doos suikervrije snacks (Hermeliens ouders waren allebei tandarts), Hagrid, de jachtopziener van Zweinstein, had een grote zak zelfgebakken pindarotsjes bijgedragen (daar had Harry nog niets van gegeten, want hij had al genoeg ervaring met Hagrids kookkunst) en mevrouw Wemel had Egidius, de familie-uil, langs gestuurd met een enorme vruchtencake en een heel assortiment pasteitjes. De arme Egidius, die oud en zwak was, had vijf volle dagen nodig gehad om van die reis te bekomen. En op Harry’s verjaardag (die de Duffelingen straal genegeerd hadden), had hij vier heerlijke verjaardagstaarten gekregen, van Ron, Hermelien, Hagrid en Sirius. Harry had er nog twee over en omdat hij zich op een echt ontbijt kon verheugen als hij weer boven was, begon hij zonder klagen aan zijn armzalige grapefruit.
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу