‘Dat was Knikkebeen, die op die knoest drukte,’ zei Hermelien.
‘En daar gaan wij,’ mompelde Harry. ‘We zijn in de tunnel.’
Zodra ze verdwenen waren begon de boom weer te bewegen en een paar tellen later hoorden ze voetstappen.
Perkamentus, Vleeschhouwer, Droebel en het oude lid van het Comité waren op weg naar het kasteel. ‘Vlak nadat wij in die tunnel waren verdwenen!’ zei Hermelien. ‘Hadden we Perkamentus toen maar bij ons gehad…’
‘Dan zouden Vleeschhouwer en Droebel ook zijn meegegaan,’ zei Harry verbitterd. ‘Ik wed dat Droebel Vleeschhouwer opdracht zou hebben gegeven om Sirius ter plekke terecht te stellen…’
Ze keken hoe de vier mannen het bordes voor het kasteel op liepen en naar binnen gingen. Een paar minuten was het terrein uitgestorven en toen —
‘Daar heb je Lupos!’ zei Harry toen er opnieuw een gedaante het kasteel uit kwam en naar de Wilg holde.
Harry keek omhoog. De maan ging schuil achter de wolken.
Ze keken hoe Lupos een afgebroken tak pakte en tegen de knoest op de stam drukte. De boom hield op met bewegen en ook Lupos verdween in het gat tussen de wortels.
‘Had hij die mantel maar gepakt,’ zei Harry. ‘Die ligt daar nu maar…’
Hij keek Hermelien aan.
‘Als ik nou gauw even naar die boom ren en hem pak? Dan kan Sneep hem niet vinden en —’
‘Harry, we mogen niet gezien worden!’
‘Hoe kun je hier zo kalm blijven staan en alles zomaar laten gebeuren?’ vroeg Harry fel. Hij aarzelde even. ‘Ik ga die mantel halen!’
‘Harry, nee!’
Hermelien greep het achterpand van Harry’s gewaad nog net op tijd beet, want op dat moment hoorden ze een lied. Hagrid was luidkeels zingend en enigszins slingerend op weg naar het kasteel, met een grote fles in zijn hand.
‘Zie je wel?’ fluisterde Hermelien. ‘Zie je wat er gebeurd zou zijn? We moeten ons verborgen houden! Nee, Scheurbek!’
De Hippogrief deed opnieuw verwoede pogingen om bij Hagrid te komen; Harry greep het touw ook en trok uit alle macht om Scheurbek tegen te houden. Ze keken hoe Hagrid beschonken naar het kasteel zwalkte. Hij verdween uit het zicht en Scheurbek staakte zijn pogingen om zich los te rukken en liet zijn kop verdrietig hangen.
Nog geen twee minuten later vlogen de kasteeldeuren opnieuw open en kwam Sneep naar buiten. Hij holde in de richting van de Beukwilg.
Harry balde zijn vuisten toen Sneep abrupt bij de boom bleef staan en om zich heen keek. Hij greep de Onzichtbaarheidsmantel en hield hem omhoog.
‘Blijf af met je smerige tengels!’ siste Harry zacht.
‘Ssst!’
Sneep pakte de tak die Lupos ook had gebruikt om de boom te laten verstijven, drukte op de knoest en werd onzichtbaar toen hij de mantel omdeed.
‘Nou, dat was het,’ zei Hermelien. ‘We zijn allemaal in de tunnel… nu moeten we wachten tot we weer naar buiten komen…’
Ze pakte Scheurbeks touw, bond dat stevig om de dichtstbijzijnde boom en ging op de droge grond zitten, met haar armen om haar knieën.
‘Er is één ding wat ik niet begrijp, Harry… waarom hebben de Dementors Sirius niet te grazen genomen? Ik weet nog dat ze op ons afkwamen, maar toen moet ik flauwgevallen zijn… er waren er zo veel…’ Harry ging ook zitten. Hij legde uit wat hij gezien had; dat, toen de dichtstbijzijnde Dementor zijn mond op die van Harry had willen drukken, er een groot zilveren iets over het meer was komen aangalopperen, dat de Dementors had gedwongen om zich terug te trekken.
Tegen de tijd dat Harry was uitgesproken, hing Hermeliens mond een beetje open.
‘Maar wat was het dan?’
‘Het kan maar één ding geweest zijn, als de Dementors daardoor op de vlucht zijn geslagen,’ zei Harry. ‘Een echte Patronus. Een heel krachtige.’
‘Maar wie heeft die dan opgeroepen?’
Harry zweeg. Hij dacht aan de gedaante die hij aan de overkant van het meer had gezien. Hij wist wie hij dacht dat het geweest was… maar hoe kón dat?
‘Heb je niet gezien wie het was?’ vroeg Hermelien gretig. ‘Was het een van de leraren?’
‘Nee, het was geen leraar,’ zei Harry.
‘Het moet een machtige tovenaar zijn geweest, om al die Dementors te kunnen verdrijven… was hij niet zichtbaar in het schijnsel van die Patronus, als dat zo krachtig was? Kon je niet zien -?’
‘Ja, ik zag hem wel,’ zei Harry langzaam.’Maar… misschien was het verbeelding… ik kon niet goed meer nadenken… vlak daarna ging ik van m’n stokje…’
‘Wie dacht je dat het was?’
‘Volgens mij —’ Harry slikte en besefte hoe idioot het zou klinken. ‘Volgens mij was het m’n vader.’ Harry keek naar Hermelien en zag dat haar mond nu helemaal openhing. Ze staarde hem met een mengeling van medelijden en bezorgdheid aan.
‘Harry, je vader is — dood,’ zei ze zacht.
‘Dat weet ik ook wel,’ zei Harry vlug.
‘Was het dan zijn geest?’
‘Ik weet niet… nee… hij zag er heel solide uit…’
‘Maar dan —’
‘Misschien was het verbeelding,’ zei Harry. ‘Maar… te oordelen naar wat ik kon zien… hij leek erop… ik heb foto’s van hem…’
Hermelien keek hem nog steeds aan alsof ze bang was dat hij gek was geworden.
‘Ik weet dat het stom klinkt,’ zei Harry vlak. Hij draaide zich om en keek naar Scheurbek, die met zijn snavel in de grond wroette en blijkbaar op zoek was naar wormen, maar hij lette niet echt op Scheurbek. Hij dacht aan zijn vader en zijn drie oudste vrienden… Maanling, Wormstaart, Sluipvoet en Gaffel… Waren ze vannacht alle vier in het park geweest? Wormstaart bleek onverwachts toch nog te leven, terwijl iedereen gedacht had dat hij dood was — kon dat dan ook niet voor zijn vader gelden? Had de gedaante aan de overkant van het meer alleen in zijn verbeelding bestaan? Hij was te ver weg geweest om hem goed te kunnen zien, maar vlak voor hij flauwviel was hij er een moment van overtuigd geweest…
De bladeren boven zijn hoofd ritselden zacht. De maan speelde verstoppertje tussen langs drijvende wolkenflarden. Hermelien hield de Beukwilg in de gaten en wachtte af.
Uiteindelijk, na meer dan een uur…
‘Daar zijn we!’ fluisterde Hermelien.
Ze stonden op en Scheurbek hief zijn kop op. Ze zagen Lupos, Ron en Pippeling moeizaam uit het gat tussen de wortels tevoorschijn komen, gevolgd door Hermelien en Sneep, die op een griezelige manier uit het gat omhoog kwam zweven. Als laatsten kwamen Harry en Zwarts naar buiten en iedereen ging op weg naar het kasteel.
Harry’s hart begon sneller te slaan en hij keek omhoog. Die wolk kon nu elk moment voorbijdrijven en dan zou de maan zichtbaar worden…
‘Harry,’ mompelde Hermelien, alsof ze precies wist wat hij dacht, ‘we moeten hier blijven. Ze mogen ons niet zien. We kunnen toch niets doen…’
‘Dus we moeten Pippeling gewoon voor de tweede keer laten ontsnappen?’ zei Harry zacht. ‘Hoe wou je een rat vinden in het donker?’ beet Hermelien hem toe. ‘We kunnen niets doen! We zijn hier om Sirius te helpen en verder mogen we ons nergens mee bemoeien!’
‘Oké?’
‘Oké.’
De maan gleed achter de wolken vandaan. De piepkleine gedaantes in de verte bleven plotseling staan en toen zagen ze beweging —
‘Lupos!’ fluisterde Hermelien. ‘Hij verandert in een weerwolf —’
‘Hermelien!’ zei Harry plotseling, ‘we moeten hier weg!’
‘Ik zeg toch, we mogen niet —’
‘Niet om ons ermee te bemoeien, maar dadelijk rent Lupos het bos in, recht op ons af!’
Hermelien snakte naar adem.
‘Vlug!’ kreunde ze en ze holde naar de boom om Scheurbek los te maken. ‘Vlug! Waar kunnen we heen? Waar kunnen we ons verschuilen? Dadelijk komen de Dementors —’
‘Terug naar het huis van Hagrid!’ zei Harry. ‘Daar is nu niemand — kom mee!’
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу