Hij stond naast Hermelien in de verlaten hal en door de open voordeuren viel een schuine streep zonlicht op de tegelvloer. Harry keek verwilderd naar Hermelien. De ketting van de zandloper sneed in zijn nek.
‘Hermelien, wat —’
‘Hierheen!’ Hermelien greep Harry bij de arm en sleurde hem mee naar een bezemkast; ze deed de deur open, duwde hem naar binnen, tussen de emmers en zwabbers, ging zelf ook naar binnen en sloeg de deur dicht.
‘Wat — hoe — Hermelien, wat is er gebeurd?’
‘We zijn teruggegaan in de tijd,’ fluisterde Hermelien, die in het donker de ketting om Harry’s nek afdeed. ‘Drie uur terug…’
Harry tastte naar zijn been en kneep er hard in; het deed behoorlijk pijn en de mogelijkheid dat hij een uiterst bizarre droom had leek uitgesloten.
‘Maar —’
‘Ssst! Luister! Er komt iemand aan. Volgens mij — volgens mij zijn wij het!’
Hermelien drukte haar oor tegen de deur.
‘Voetstappen in de hal… ja, dat zijn wij, op weg naar Hagrid!’
‘Wil je me vertellen,’ fluisterde Harry, ‘dat wij hier in die kast zitten en ook in de hal zijn?’
‘Ja,’ zei Hermelien, die haar oor tegen de deur gedrukt hield. ‘Ik weet zeker dat wij het zijn… zo te horen zijn het niet meer dan drie mensen… en we lopen langzaam omdat we onder de Onzichtbaarheidsmantel moeten blijven —’
Ze deed er het zwijgen toe, maar luisterde nog steeds aandachtig. ‘We gaan het bordes af…’
Hermelien ging op een omgekeerde emmer zitten; Harry, die zich doodongerust maakte, wilde eerst antwoord op een paar vragen. ‘Hoe kom je aan die zandloper?’
‘Dat is een Tijdverdrijver en ik heb hem op onze eerste schooldag van professor Anderling gekregen,’ fluisterde Hermelien. ‘Ik gebruik hem al het hele jaar om al die lessen te kunnen volgen. Ik moest van professor Anderling zweren dat ik het tegen niemand zou zeggen. Voor ik er eentje kon krijgen moest ze eerst allerlei brieven aan het Ministerie schrijven, dat ik een voorbeeldige leerlinge was en hem uitsluitend voor m’n studie zou gebruiken en zo… Ik heb de tijd teruggedraaid om elk uur te kunnen verdubbelen. Daardoor kon ik verschillende lessen tegelijk volgen, begrijp je? Maar… Harry, ik snap niet wat Perkamentus van ons wil. Waarom zei hij dat we drie uur terug in de tijd moeten gaan? Hoe kunnen we Sirius daarmee helpen?’
Harry tuurde naar de vage omtrek van haar gezicht.
‘Er moet rond deze tijd iets gebeurd zijn waarvan hij wil dat wij het veranderen,’ zei hij langzaam. ‘Wat is er toen gebeurd? Drie uur geleden gingen we op weg naar Hagrid…’
‘Het is nu drie uur geleden en we zijn op weg naar Hagrid,’ zei Hermelien. ‘We hebben onszelf net horen vertrekken…’
Harry fronste zijn wenkbrauwen, maar had het gevoel dat hij zijn hele brein in elkaar perste, in opperste concentratie.
‘Perkamentus zei net dat — dat we meer dan één onschuldig leven konden redden…’ Plotseling drong het tot hem door. ‘Hermelien, we moeten Scheurbek redden!’
‘Maar — wat schiet Sirius daarmee op?’
‘Perkamentus zei — hij heeft ons verteld waar het raam is — het raam van Bannings kantoortje! Waar Sirius opgesloten zit! We moeten op de rug van Scheurbek naar het raam vliegen en Sirius redden! Sirius kan met behulp van Scheurbek ontsnappen — ze kunnen samen ontsnappen!’
Hermeliens gezicht was moeilijk te zien, maar ze leek doodsbenauwd.
‘Als ons dat lukt zonder gezien te worden, is het pas echt een wonder!’
‘Nou ja, we moeten het in elk geval proberen,’ zei Harry. Hij stond op en drukte zijn oor ook tegen de deur.
‘Ik hoor niemand… kom op, laten we gaan…’
Harry deed de deur van de bezemkast open. De hal was uitgestorven. Zo snel en stilletjes mogelijk glipten ze de kast uit en renden het stenen bordes af. De schaduwen werden al langer en de boomtoppen van het Verboden Bos baadden opnieuw in een gouden licht.
‘Als iemand uit het raam kijkt —’ piepte Hermelien, die achterom keek naar het kasteel.
‘We kunnen beter rennen,’ zei Harry vastberaden. ‘Regelrecht naar het Bos. Dan verbergen we ons achter een boom en kijken we goed of we niemand zien —’
‘Oké, maar laten we via de kassen gaan,’ zei Hermelien ademloos. ‘We moeten uit het zicht van Hagrids voordeur blijven, anders zien we onszelf. We moeten nu bijna bij Hagrid zijn!’
Harry zette het op een lopen, met Hermelien op zijn hielen, terwijl hij nadacht over wat ze nou precies bedoelde. Ze holden door de moestuin, bleven even achter de kassen staan en renden toen zo snel mogelijk verder. Ze draafden met een grote boog om de Beukwilg heen en sprintten naar de dekking van het Bos…
Toen hij veilig onder de schaduwen van de bomen stond draaide Harry zich om; een paar seconden later kreeg hij gezelschap van een hijgende Hermelien.
‘Oké,’ bracht ze moeizaam uit, ‘en nu moeten we stiekem naar het huisje van Hagrid sluipen. Zorg dat niemand je ziet, Harry…’
Geruisloos slopen ze tussen de bomen aan de bosrand door. Net toen ze een glimp opvingen van de voorkant van Hagrids huisje, werd er op de deur geklopt. Snel doken ze achter een brede eik en tuurden voorzichtig om de stam heen. Een trillende en bleke Hagrid was in de deuropening verschenen en keek wie er geklopt had, en op dat moment hoorde Harry zijn eigen stem.
‘Wij zijn het. We hebben de Onzichtbaarheidsmantel om. Laat ons binnen, dan kunnen we hem afdoen.’
‘Jullie hadden niet motten kommen!’ fluisterde Hagrid. Hij stapte opzij en deed de deur vlug dicht.
‘Dit is het bizarste wat ik ooit heb meegemaakt!’ fluisterde Harry uit de grond van zijn hart.
‘Laten we een stukje doorlopen,’ mompelde Hermelien. ‘We moeten bij Scheurbek zien te komen!’
Ze slopen tussen de bomen door tot ze de nerveuze Hippogrief zagen, die vastgebonden was bij Hagrids pompoenveld.
‘Nu?’ fluisterde Harry.
‘Nee!’ zei Hermelien. ‘Als we hem nu stelen, denken die lui van het Comité dat Hagrid hem heeft vrijgelaten! We moeten wachten tot ze hebben gezien dat hij vastzit!’
‘Dan hebben we hoogstens een minuut de tijd,’ zei Harry. Het begon ondoenlijk te lijken.
Op dat moment hoorden ze het gerinkel van brekend porselein in Hagrids huisje.
‘Hagrid die de melkkan laat vallen,’ fluisterde Hermelien. ‘En dadelijk zie ik Schurfie —’
Inderdaad klonk een paar minuten later Hermeliens schrille kreet van verbazing.
‘Hermelien,’ zei Harry plotseling, ‘kunnen we niet — kunnen we niet naar binnen stormen en Pippeling gewoon grijpen —’
‘Nee!’ fluisterde Hermelien ontsteld. ‘Snap je het dan niet? We overtreden op dit moment een van de belangrijkste toverwetten! Niemand mag iets aan de tijd veranderen, niemand! Je hebt Perkamentus gehoord! Als we gezien worden —’
‘Hagrid en wij zijn de enigen die ons zouden zien!’
‘Harry, wat denk je dat je zou doen als je jezelf plotseling het huisje van Hagrid zag binnenstormen?’ zei Hermelien.
‘Ik — ik zou denken dat ik gek was geworden,’ zei Harry, ‘of dat er sprake was van Duistere Magie —’
‘Precies! Je zou er niks van begrijpen en jezelf misschien wel te lijf gaan! Snap je het dan niet? Professor Anderling heeft me verteld wat voor vreselijke dingen er zijn gebeurd met tovenaars die met de tijd hebben geknoeid… een heleboel hebben per ongeluk de eerdere of toekomstige versie van zichzelf gedood!’
‘Ja, oké’ zei Harry. ‘Het was maar een idee. Ik dacht gewoon —’
Maar Hermelien gaf hem een por en wees op het kasteel. Harry stak zijn hoofd een stukje verder om de stam heen, om de voordeuren beter te kunnen zien. Perkamentus, Droebel, het stokoude lid van het Comité en Vleeschhouwer de beul kwamen het bordes af.
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу