Maar tante Petunia en oom Herman keken Harry achterdochtig aan. Die besloot dat hij het toetje beter kon overslaan en zo snel mogelijk van tafel gaan.
Buiten op de gang leunde hij tegen de muur en haalde diep adem. Het was lang geleden sinds hij voor het laatst zijn zelfbeheersing had verloren en iets had laten ontploffen. Dat kon hij zich niet nog een keer veroorloven. Dat formulier voor Zweinsveld was niet het enige wat op het spel stond — als hij vaker dat soort dingen uithaalde, kreeg hij het ook aan de stok met het Ministerie van Toverkunst.
Harry was een minderjarige tovenaar en mocht volgens het Magisch Wetboek buiten school niet toveren. Bovendien had hij al het nodige op zijn kerfstok. Vorige zomer had hij een officiële waarschuwing gekregen waarin hem duidelijk was gemaakt dat hij van Zweinstein gestuurd zou worden als ze op het Ministerie merkten dat er opnieuw getoverd was in de Ligusterlaan.
Hij hoorde de Duffelingen van tafel gaan en ging gauw naar boven zodat hij ze niet hoefde te zien. Harry wist de volgende drie dagen door te komen door zichzelf te dwingen aan zijn Handboek voor Bezemonderhoud te denken als tante Margot weer begon te vitten. Dat werkte goed, maar blijkbaar kreeg hij wel een glazige blik in zijn ogen, want Margot begon steeds vaker te verkondigen dat hij geestelijk gestoord was. Ten langen leste brak de laatste avond van Margots logeerpartij aan. Tante Petunia kookte extra uitgebreid en oom Herman trok verschillende flessen wijn open. Terwijl ze de soep en de zalm verorberden werd er niet één keer over Harry’s vele tekortkomingen gesproken; toen de citroentaart op tafel kwam verveelde oom Herman hen met een lang verhaal over Drillings, het bedrijf waar hij werkte en waar ze boormachines maakten. Daarna ging tante Petunia koffie zetten en haalde oom Herman een fles cognac te voorschijn.
‘Ook een glaasje, Margot?’
Tante Margot had al behoorlijk veel wijn gedronken en haar enorme gezicht was rood aangelopen.
‘Nou, een klein glaasje dan,’ giechelde ze. ‘Ietsje meer graag, nog ietsje — ja, prima.’
Dirk was aan zijn vierde stuk taart bezig en tante Petunia nam met opgeheven pink een slokje koffie. Harry was het liefst naar zijn kamer gegaan, maar hij zag de vinnige oogjes van oom Herman naar hem kijken en besefte dat hij het uit zou moeten zitten.
‘Aah,’ zei tante Margot smakkend en zette het lege cognacglas neer. ‘Uitstekende maaltijd, Petunia. Meestal flans ik ’s avonds gauw iets in elkaar. Als je twaalf honden te verzorgen hebt… ‘ Ze liet een harde boer en klopte op haar kolossale, in tweed gehulde buik. ‘Pardon. Maar ik mag graag een gezonde jongen zien,’ vervolgde ze met een knipoog naar Dirk. ‘Jij wordt een flinke, stevige kerel, Dirkmans, net als je vader. Ja, doe nog maar een glaasje, Herman. Nee, dan hij…’
Ze gebaarde met haar hoofd naar Harry, die een hol gevoel in zijn maag kreeg. Handboek voor Bezemonderhoud, dacht hij snel.
‘Dat is typisch zo’n vals, miezerig mormel. Dat zie je ook bij honden. Vorig jaar heb ik er nog eentje door kolonel Vunzelaer laten verdrinken. Ook zo’n mager klein misbaksel. Zwak. Niet raszuiver.’
Harry probeerde zich pagina 12 van het handboek te herinneren: Een Spreuk voor Bezems die Dwarsliggen.
‘Het zit allemaal in het bloed, zoals ik laatst al zei. Slecht bloed komt altijd boven. Ik wil je familie niet afkraken, Petunia —’ ze klopte met een hand als een kolenschop op de knokige hand van tante Petunia ‘- maar je zus deugde van geen kant, laten we wel wezen. Dat komt in de beste families voor. En toen legde ze het ook nog aan met een of andere nietsnut en het resultaat zien we hier voor ons.’
Harry staarde strak naar zijn bord. Er klonk een vreemd gesuis in zijn oren. Pak uw bezem stevig bij de staart, dacht hij, maar hij kon zich niet herinneren wat er daarna kwam. Het was alsof de stem van tante Margot in zijn hoofd boorde, net als een van de machines van oom Herman.
‘Jullie hebben nooit gezegd wat die Potter nou eigenlijk uitvoerde,’ riep tante Margot luid. Ze greep de cognac en schonk een forse scheut in haar glas en over het tafelkleed.
Oom Herman en tante Petunia maakten een bijzonder gespannen indruk. Zelfs Dirk liet zijn taart even voor wat hij was en staarde zijn ouders met open mond aan.
‘Hij — hij deed niks,’ zei oom Herman met een snelle, zijdelingse blik op Harry. ‘Werkeloos…’
‘Dacht ik het niet!’ zei tante Margot, die een enorme slok cognac nam en haar kin afveegde met haar mouw. ‘Een waardeloze, luie, steuntrekkende profiteur die —’
‘Niet waar!’ zei Harry plotseling. Het werd doodstil aan tafel. Harry trilde van top tot teen. Hij was nog nooit van zijn leven zo kwaad geweest.
‘MEER COGNAC!’ schreeuwde oom Herman, die doodsbleek was geworden. Hij schonk de fles leeg in het glas van tante Margot. ‘Naar boven jij!’ snauwde hij tegen Harry. ‘Naar je kamer, vooruit —’
‘Nee, Herman,’ hikte tante Margot. Ze stak haar hand op en hield Harry’s blik vast met haar bloeddoorlopen oogjes. ‘Ga verder, jongen, ga verder. Dus je bent trots op je ouders? Ze rijden zich dood (zullen wel dronken zijn geweest) en —’
‘Ze hebben zich niet doodgereden!’ zei Harry, die overeind was gesprongen.
‘Ze hebben zich wel doodgereden, lelijke leugenaar en daardoor ben jij nu hun fatsoenlijke, hardwerkende familie tot last!’ gilde tante Margot, die opzwol van woede. ‘Je bent een brutale, ondankbare kleine —’
Plotseling deed tante Margot er het zwijgen toe. Even was het alsof ze geen woorden meer kon vinden. Ze scheen op te zwellen van onbeschrijflijke woede — maar dat zwellen hield niet op. Haar enorme rode gezicht werd steeds boller, haar oogjes puilden uit en haar mond rekte zo ver uit dat ze geen woord meer kon uitbrengen. Vervolgens sprongen de knopen van haar tweedjasje en ketsten tegen de muren. Ze zwol op als een monsterlijke ballon, haar buik knapte uit de band van haar tweedrok, haar vingers werden zo groot als salami’s —
‘MARGOT!’ schreeuwden oom Herman en tante Petunia in koor, toen het lichaam van tante Margot uit haar stoel loskwam en naar het plafond opsteeg. Ze was nu kogelrond, als een soort gigantische strandbal met kleine varkensoogjes en bizar uitstekende handen en voeten. Langzaam zweefde ze omhoog en maakte furieuze, ploppende geluidjes. Grompie kwam woest blaffend de kamer binnenstormen.
‘NEEEEEEE!’
Oom Herman greep Margots voet en probeerde haar omlaag te trekken, maar werd zelf bijna ook van de grond getild. Grompie maakte een sprong en boorde zijn tanden in het been van oom Herman.
Voor iemand hem kon tegenhouden holde Harry de eetkamer uit, naar de bezemkast onder de trap. De deur van de kast vloog door toverkracht open en binnen een paar tellen had hij zijn hutkoffer naar de voordeur gesleept. Hij sprintte de trap op, dook onder het bed, rukte de losse plank los en greep het kussensloop met zijn boeken en verjaarscadeautjes. Hij wurmde zich weer onder het bed uit, pakte de lege kooi van Hedwig en stoof de trap af, net op het moment dat oom Herman de eetkamer uit kwam rennen, met een van zijn broekspijpen aan bloederige flarden. ‘KOM TERUG!’ brulde hij. ‘KOM TERUG EN ZORG DAT ZE WEER NORMAAL WORDT!’ Maar Harry was in de greep van een roekeloze woede. Hij schopte zijn hutkoffer open, greep zijn toverstok en richtte die op oom Herman. ‘Ze verdiende het,’ zei Harry, gejaagd ademhalend. ‘Het was haar verdiende loon. Blijf bij me uit de buurt.’ Hij tastte achter zich naar de knip van de deur. ‘Ik ga weg,’ zei Harry. ‘Ik ben het zat.’ En even later sleepte hij zijn zware hutkoffer door de stille, donkere straat, met Hedwigs kooi onder zijn arm.
Hoofdstuk 3
DE COLLECTEBUS
Pas een paar straten verder, in de Magnolialaan, zeeg Harry op een laag muurtje neer, hijgend van het gezeul met zijn zware koffer. Hij bleef een tijdje roerloos zitten en luisterde naar het gebonk van zijn hart, nog steeds witheet van woede.
Читать дальше
Конец ознакомительного отрывка
Купить книгу