‘U wilt Basingame zeker heel graag vertellen dat Middeleeuwen een fout heeft gemaakt?’ zei Gilchrist. ‘Ondanks het feit dat het uw technicus was die de reis in gevaar heeft gebracht door zijn verslaving. U kunt er zeker van zijn dat ik Basingame daar bij zijn terugkomst opmerkzaam op zal maken.’
Dunworthy keek op zijn horloge. Het was halfvijf. Finch was even na drieën tegengehouden, anderhalf uur geleden. Er was in Oxford de laatste jaren slechts twee keer een tijdelijke quarantaine geweest. In het eerste geval was het om een allergische reactie op een injectie gegaan, het tweede bleek een kwalijke grap van een paar schoolmeisjes te zijn. Beide keren was er binnen het kwartier weer een eind aan gemaakt, nadat de resultaten van de bloedproeven bekend waren geworden. Mary had Badri wat bloed afgenomen in de ambulance. Dunworthy had gezien hoe iemand van het ziekenhuis de ampullen in ontvangst nam toen de ziekenwagen stopte. Ze hadden tijd genoeg gehad om alle testen te doen.
‘En Basingame zal ongetwijfeld met belangstelling vernemen dat jullie hebben verzuimd Chaudhuri te laten onderzoeken,’ zei Gilchrist.
Dunworthy had de symptomen moeten herkennen als die van een infectie. Badri’s lage bloeddruk, zijn moeizame ademhaling, zijn verhoogde temperatuur. Mary had onderweg nota bene gezegd dat het met zo’n temperatuur wel een ontsteking moest zijn, maar hij had gedacht dat ze een ontsteking door stafylokokken of appendicitis bedoelde. Welke ziekte kon er zijn uitgebroken? Pokken en tyfus waren al in de twintigste eeuw uitgeroeid, daarna ook polio. Bacteriën hadden geen kans meer tegen de moderne medicijnen, die zelfs tegen virussen zo goed werkten dat niemand tegenwoordig nog verkouden was.
‘Het is wel eigenaardig dat jullie zo bezorgd waren over wat Middeleeuwen deed,’ zei Gilchrist, ‘terwijl jullie je eigen medewerkers niet eens laten onderzoeken.’
De ziekte moest uit een derde-wereldland afkomstig zijn. Mary had gevraagd of Badri het land uit was geweest en of hij familie in Pakistan had. Maar Pakistan was geen derde-wereldland en Badri had de Gemeenschap niet kunnen verlaten zonder allerlei inentingen. Hij was ook niet weggeweest. Afgezien van die reis naar Hongarije, was hij het hele semester in Engeland gebleven.
‘Kan ik de telefoon gebruiken?’ vroeg Gilchrist. ‘Ik ben het volkomen met u eens dat Basingame de leiding in handen moet nemen.’
Dunworthy had het toestel nog in zijn hand. Hij keek er verwonderd naar.
‘U wilt me toch niet verhinderen Basingame te bellen?’ zei Gilchrist.
Latimer stond op. ‘Wat is er?’ Hij spreidde zijn armen alsof hij Dunworthy wilde omhelzen. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Badri is niet verslaafd,’ zei Dunworthy tegen Gilchrist. ‘Hij is ziek.’
‘Het verbaast me dat u dat weet, gezien het feit dat u hem niet hebt laten onderzoeken.’ Gilchrist keek veelzeggend naar de telefoon.
‘We staan onder quarantaine,’ zei Dunworthy. ‘Er heerst een besmettelijke ziekte.’
‘Het is een virus,’ zei Mary in de deuropening. ‘We weten nog niet welk, maar de eerste uitslagen wijzen op een virusinfectie.’
Ze had haar jas losgemaakt die nu achter haar aan wapperde, net als de mantel van Kivrin, terwijl ze haastig binnenkwam. Ze had een soort dienblad in haar hand, dat vol lag met instrumenten en papieren zakjes.
‘Het gaat vermoedelijk om een myxovirus,’ zei Mary. Ze zette het blad op een van de tafeltjes. ‘Dat zou Badri’s symptomen verklaren: hoge koorts, desoriëntatie, hoofdpijn. Het is gelukkig beslist geen retrovirus of picornavirus, maar het duurt nog wel even voor we het precies weten.’
Ze trok twee stoelen naar het tafeltje en ging op een ervan zitten. ‘We hebben het Wereld Influenza Centrum in Londen monsters toegestuurd voor nader onderzoek. Er is voorlopig een quarantaine ingesteld, in overeenstemming met de voorschriften bij mogelijk gevaar voor een epidemie.’ Ze trok een paar waterdichte labhandschoenen aan.
‘Een epidemie!’ zei Gilchrist. Hij wierp een woedende blik op Dunworthy, alsof die de hele quarantaine had bedacht om Middeleeuwen in diskrediet te brengen.
‘Gevaar voor een epidemie,’ verbeterde Mary. Ze begon de zakjes open te scheuren. ‘Tot nu toe is Badri de enige patiënt. Volgens de computer zijn er binnen de Gemeenschap geen soortgelijke gevallen gemeld en dat is een goed teken.’
‘Hoe kan hij een virusinfectie hebben?’ Gilchrist bleef Dunworthy woedend aankijken. ‘Ik neem aan dat meneer Dunworthy daar ook niet naar heeft laten kijken.’
‘Badri is in dienst van de universiteit,’ zei Mary. ‘Hij zou aan het begin van het semester de gebruikelijke onderzoeken gehad moeten hebben, ook op virussen.’
‘Wéét u dat dan niet?’ vroeg Gilchrist.
‘Het inschrijvingsbureau is tijdens de vakantie gesloten,’ zei ze. ‘Ik heb het hoofd niet kunnen bereiken en zonder Badri’s registratienummer kan ik zijn dossier niet opvragen.’
‘Ik heb mijn secretaris opdracht gegeven in het archief naar zijn dossier te zoeken,’ zei Dunworthy. ‘Zijn registratienummer moet ergens te vinden zijn.’
‘Goed,’ zei Mary. ‘Het scheelt een heel stuk als we eenmaal weten welke onderzoeken Badri heeft gehad en wanneer. Misschien heeft hij al vaker zulke symptomen gehad, maar het kan ook zijn dat er een test is overgeslagen. Weet jij of hij gelovig is, James? Is hij misschien nieuw-Hindoe?’
Dunworthy schudde zijn hoofd. ‘Hij is anglicaan.’ Hij begreep wat Mary bedoelde. Nieuwe Hindoes geloofden dat alle levensvormen heilig waren, zelfs dode virussen, als dood het goede woord was. Ze weigerden zich te laten inenten of vaccins te gebruiken. De universiteit gaf hun vrijstelling op religieuze gronden, maar stond niet toe dat ze op de campus woonden. ‘Badri moet onderzocht zijn, anders hadden ze hem nooit aan het net laten werken.’
Mary knikte, alsof ze zelf al op dat idee was gekomen. ‘Het zal wel een abnormale reactie van Badri op het een of ander zijn.’
Gilchrist wilde iets zeggen, maar op dat moment ging de deur open. De zuster kwam binnen. Behalve handschoenen droeg ze ook een mondmasker en een uniformjas en in haar handen had ze een stel pennen en een stapel formulieren.
‘Uit voorzorg moeten we iedereen die met de patiënt in contact is geweest onderzoeken op antistoffen. We hebben wat bloed nodig en nemen de temperatuur op. Verder moeten we de namen hebben van iedereen die met u en met Chaudhuri in aanraking is gekomen.’
De zuster gaf Dunworthy een pen en een paar formulieren. Het bovenste was een opnameformulier van het ziekenhuis, de twee overige waren bestemd voor het vermelden van primaire en secundaire contacten, verdeeld in kolommen voor naam, plaats en tijdstip.
‘Aangezien Badri onze enige patiënt is,’ zei Mary, ‘beschouwen we hem als de bron. We weten nog niet hoe de besmetting wordt overgedragen, daarom moet u iedereen vermelden die met Badri contact heeft gehad, al was het nog zo vluchtig. Iedereen die met hem heeft gesproken of hem heeft aangeraakt, wat dan ook.’
Dunworthy moest ineens denken aan Kivrin. Badri had zich over haar heen gebogen om haar mouw recht te trekken en haar arm te verleggen.
‘Iedereen die aan besmetting kan hebben blootgestaan,’ zei Mary.
‘Dat zijn wij ook,’ zei de ambulancezuster.
‘Ja.’
‘En Kivrin,’ zei Dunworthy.
Mary keek hem aan alsof ze geen idee had wie Kivrin was.
‘Kivrin is op alle virussen onderzocht en haar afweersysteem is versterkt,’ zei Gilchrist. ‘Zij loopt toch zeker geen risico?’
Mary aarzelde slechts een ogenblik. ‘Nee. Ze heeft Badri vanmorgen toch pas voor het eerst ontmoet?’
‘Meneer Dunworthy heeft me pas twee dagen geleden de diensten van zijn technicus aangeboden,’ zei Gilchrist, die een pen en zijn eigen papieren uit de handen van de zuster griste. ‘Ik was er vanzelfsprekend van uitgegaan dat hij dezelfde voorzorgen had genomen als Middeleeuwen. Dat is blijkbaar niet het geval. Ik zal niet verzuimen Basingame daarvan op de hoogte te stellen, meneer Dunworthy.’
Читать дальше