De golflijn zei Dunworthy niets en ook aan Mary’s reactie was niets af te lezen. Badri haalde nog adem, zijn hart klopte nog en voor zover Dunworthy kon zien was hij ook niet gewond. Misschien was hij gewoon flauwgevallen. Maar mensen vallen niet zomaar om, behalve in boeken en films. Hij moest gewond zijn of ziek. In de pub was het net geweest of hij in een shocktoestand verkeerde. Misschien was hij wel aangereden door een fietser, net als Dunworthy bijna was overkomen, en had hij niet in de gaten gehad dat hij gewond was. Dat zou zijn verwarde optreden en zijn merkwaardige opwinding kunnen verklaren. Maar niet het feit dat hij zonder jas naar buiten was gegaan, niet dat hij ‘U moet komen’ en ‘Er is iets mis’ had gezegd.
Dunworthy draaide zich om en keek naar het grote beeldscherm. Er waren nog steeds dezelfde cijferreeksen te zien. Hij wist niet wat ze betekenden, maar hij zag ook geen opvallend verschil met normale lokalisaties en Badri had gezegd dat Kivrin goed was doorgekomen. Er is iets mis .
Mary beklopte met haar vlakke hand Badri’s armen, de zijkanten van zijn borstkas en zijn benen af. De ingenieur knipperde even met zijn ogen, die daarna weer dicht vielen.
‘Weet u of Badri problemen met zijn gezondheid had?’
‘Hij is de man van Dunworthy,’ zei Gilchrist op beschuldigende toon. ‘Van Balliol. Wij hadden hem maar geleend,’ voegde hij eraan toe, zodat het klonk alsof Dunworthy op de een of andere manier verantwoordelijk was, alsof hij de flauwte van de ingenieur had gepland om het project te saboteren.
‘Volgens mij was er niets mis met hem,’ zei Dunworthy. ‘Hij zal aan het begin van het semester wel de gebruikelijke onderzoeken hebben gehad.’
Mary trok een ontevreden gezicht. Ze pakte haar stethoscoop en luisterde enige tijd naar Badri’s hart. Daarna las ze opnieuw zijn bloeddruk af en nam zijn pols op. ‘Heeft hij ooit last gehad van epilepsie of diabetes?’
‘Nee,’ zei Dunworthy.
‘Heeft hij ooit verdovende middelen of illegale endorfinen gebruikt?’ Ze wachtte niet op een antwoord, maar drukte weer op het knopje van de pieper. ‘Ahrens hier. Polsslag 110. Bloeddruk 100 over 60. Ik doe een bloedproef.’ Ze pakte een reep ontsmettingsgaas, wreef ermee over een van Badri’s armen en pakte een nieuw stukje.
Verdovende middelen of illegale endorfinen, dat zou een verklaring kunnen zijn voor zijn agitatie en zijn onsamenhangende gepraat. Maar als hij iets gebruikte zou dat bij het algemeen onderzoek aan het licht zijn gekomen en bovendien zou hij dan onmogelijk de ingewikkelde berekeningen voor het net hebben kunnen voltooien. Er is iets mis .
Mary had Badri’s arm ontsmet en bracht een canule onder de huid aan. Badri knipperde met zijn ogen.
‘Badri,’ zei Mary, ‘kun je me horen?’ Ze voelde in haar jaszak en haalde er een helrode capsule uit. ‘Ik moet je temperatuur opnemen.’ Ze hield de capsule voor zijn mond, maar niets wees erop dat hij haar had gehoord.
Ze stopte de capsule weer in haar zak en begon haar instrumenten te sorteren. ‘Waarschuw me als de uitslag van de canule op de monitor komt,’ zei ze tegen Dunworthy. Ze had alle spullen uit haar kistje gehaald en stopte ze weer terug. Ze zette het kistje neer en keek in haar handtas. ‘Ik dacht dat ik een huidthermometer bij me had.’
‘Daar is de uitslag,’ zei Dunworthy.
Mary pakte haar pieper en las de getallen hardop.
Badri deed zijn ogen open. ‘Jullie moeten…’ Hij deed zijn ogen weer dicht. ‘Zo koud,’ mompelde hij.
Dunworthy trok zijn overjas uit, maar die was te nat om over Badri heen te leggen. Hulpeloos keek hij of hij iets anders kon vinden. Als Kivrin er nog was geweest hadden ze die dunne mantel van haar kunnen gebruiken. Badri’s colbert lag half onder het bedieningspaneel. Dunworthy trok het over hem heen.
‘IJskoud,’ fluisterde Badri. Hij begon te rillen.
Mary liet de pieper zakken en keek abrupt naar Dunworthy. ‘Wat zei hij?’
Badri mompelde nog iets, gevolgd door een duidelijk verstaanbaar: ‘Hoofdpijn.’
‘Hoofdpijn,’ zei Mary. ‘Ben je misselijk?’
Hij schudde heel zwak met zijn hoofd. ‘Wanneer was…’ zei hij, Mary bij een arm pakkend.
Ze legde een hand op de zijne, keek hem fronsend aan en voelde aan zijn voorhoofd. ‘Hij heeft verhoging,’ zei ze.
‘Er is iets mis,’ zei Badri. Hij sloot zijn ogen. Zijn hand gleed op de grond en hij verloor weer het bewustzijn.
Mary pakte zijn slappe arm, keek naar haar monitor en voelde weer aan zijn voorhoofd. ‘Waar is die stomme thermometer nou toch?’ Ze begon weer tussen haar instrumenten te zoeken.
De pieper zoemde. ‘Daar zijn ze,’ zei Mary. ‘Ga naar de ingang en breng ze hier.’ Ze klopte Badri op zijn borst. ‘Blijf rustig liggen.’
De twee verpleegkundigen stonden al voor de deur toen Dunworthy die opende. Hun eerstehulpdozen leken wel zeemanskisten.
‘Onmiddellijk vervoeren,’ zei Mary, voordat ze hun spullen konden uitpakken. Ze stond op. ‘Haal de brancard,’ zei ze tegen de vrouwelijke verpleegkundige. ‘Ik wil zijn huidtemperatuur opnemen en hij heeft een sucrose-infuus nodig.’
‘Ik dacht dat al het personeel van Twintigste Eeuw werd onderzocht op het gebruik van endorfinen en drugs,’ zei Gilchrist.
De ziekenbroeder schoot langs hem heen met een draagbaar infuus.
‘Middeleeuwen zou nooit toestaan…’ Hij ging uit de weg om ruimte te maken voor de brancard.
‘Is het een overdosis?’ vroeg de broeder, met een blik op Gilchrist.
‘Nee,’ zei Mary. ‘Heb je de huidthermometer?’
‘Die gebruiken wij niet,’ antwoordde hij, terwijl hij het infuus aansloot op de canule. ‘Alleen een thermistor en capsules. Dat moet dan maar in het ziekenhuis gebeuren.’ Hij hield de plastic zak boven zijn hoofd tot de pomp aansloeg, waarna hij de zak op de borst van Badri plakte.
Zijn collega trok het colbert van Badri af en legde een grijze deken over hem heen. ‘Koud,’ zei Badri. ‘Jullie moeten…’
‘Wat moeten we doen?’ zei Dunworthy.
‘De lokalisatie…’
‘Een, twee,’ zeiden de verpleegkundigen synchroon en legden hem op de brancard.
‘James, meneer Gilchrist, jullie moeten mee naar het ziekenhuis om zijn opnameformulieren in te vullen,’ zei Mary. ‘En ik heb zijn medische gegevens nodig. Een van jullie kan wel met de ambulance meerijden.’
Dunworthy wilde niet met Gilchrist twisten over een plaats in de ambulance. Hij klom meteen naar binnen en ging naast Badri zitten. De technicus haalde zwaar adem, alsof het vervoer op de brancard een te grote inspanning was geweest.
‘Badri, je zei dat er iets mis was,’ zei Dunworthy gespannen. ‘Bedoelde je de lokalisatie?’
‘Die heb ik,’ zei Badri fronsend.
De ziekenbroeder was bezig hem aan een ontzagwekkend aantal monitoren te leggen en keek verstoord naar Dunworthy.
‘Heeft de stagiair verkeerde coördinaten berekend? Het is belangrijk, Badri. Heeft hij zich vergist in de verre coördinaten?’
Mary stapte in de ambulance.
‘Als Waarnemend Hoofd hoor ik de patiënt in de ambulance te begeleiden,’ hoorde Dunworthy Gilchrist zeggen.
‘Komt u maar naar de eerstehulpafdeling,’ zei Mary, die de achterdeuren sloot. ‘Heb je zijn temperatuur al opgenomen?’ vroeg ze aan de broeder.
‘Ja,’ zei hij. ‘39,5. Bloeddruk 90 over 55, pols 115.’
‘Is er iets mis met de coördinaten?’ zei Dunworthy tegen Badri.
‘Zijn jullie zover?’ vroeg de chauffeur door de intercom.
‘Ja,’ zei Mary. ‘Code Een.’
‘Heeft Puhalski een fout gemaakt bij het bepalen van de ruimtelijke coördinaten voor de reis?’
‘Nee,’ zei Badri. Hij pakte Dunworthy bij de revers van zijn jas.
‘Is er dan een grote verschuiving in de tijd?’
Читать дальше