‘Uit de weg!’ Ze klapte in haar handen, maar de koe trok haar kop in en kwam loeiend op haar af. ‘Ik heb geen tijd om je te melken,’ zei Kivrin. Ze duwde het beest opzij en liep verder.
Vader Roche was halverwege het open veld toen ze hem inhaalde. ‘Wat is er gebeurd? Waarom zegt u niets?’ vroeg ze, maar hij vertraagde zijn pas niet en keek haar ook niet aan. Hij liep naar de verse graven bij het hek en ze bedacht ineens opgelucht dat de meier zijn zoon zonder priester wilde begraven.
Het kleinste graf was dichtgegooid met besneeuwde aarde. Het graf van Rosemund lag nog open en daarnaast had de meier een derde kuil gegraven, groter. De spade was in de aarde gestoken, met de handgreep tegen de rand.
Roche ging niet naar het graf van Lefric. Hij bleef bij het grootste staan en herhaalde, nog steeds met die matte stem: ‘Ik ging naar de kerk voor de metten…’ Kivrin keek naar beneden.
De meier had blijkbaar geprobeerd zichzelf te begraven, maar omdat de kuil te smal was had hij de spade weggezet om de aarde met zijn handen over zich heen te gooien. Er lag nog een grote klomp in zijn verstijfde hand.
Zijn benen waren helemaal bedekt en het was een obsceen gezicht, bijna alsof hij een bad had willen nemen. ‘We moeten hem fatsoenlijk begraven,’ zei ze en pakte de spade.
Roche schudde zijn hoofd. ‘Dit is gewijde grond,’ zei hij dof, blijkbaar van mening dat de meier zichzelf van het leven had beroofd.
Het doet er niet toe, dacht ze. Wat er ook gebeurt, welke verschrikkingen zich ook voordoen, Roche gelooft nog steeds in God. Hij heeft de meier gevonden toen hij op weg was naar de kerk voor de metten en als ze allemaal dood zijn zal hij nog steeds zijn gebeden gaan zeggen en er niets ongerijmds in zien.
‘Het komt door de ziekte,’ zei Kivrin, hoewel ze daar lang niet zeker van was. ‘Zijn bloed is aangetast.’
Roche keek haar niet begrijpend aan.
‘Hij is ziek geworden terwijl hij aan het graven was,’ zei ze. ‘Het gif heeft zijn hersens aangestoken. Hij wist niet wat hij deed.’
‘Net als vrouwe Imeyne,’ zei Roche. Hij klonk bijna opgelucht.
Ondanks zijn geloof wil hij de meier niet in ongewijde grond begraven, dacht Kivrin.
Met moeite legden ze het al verstijfde lichaam van de meier recht in de kuil, zonder hem in een lijkwade te wikkelen. Roche legde een zwarte doek over zijn gezicht en om beurten namen ze de spade om het graf te dichten. De bevroren aardkluiten vielen als stenen in de kuil.
Roche ging niet naar de kerk om zijn gewaad of zijn misboek te halen. Hij sprak het gebed voor de doden uit voor Lefric en daarna voor de meier. Kivrin stond naast hem met gevouwen handen. Hij wist niet wat hij deed, dacht ze. Hij had zijn vrouw en zijn zes kinderen en bijna al zijn kennissen begraven en uiteindelijk was het toch de pest die hem te pakken had gekregen, zelfs als hij uit vrije wil in de kuil was gaan liggen om dood te vriezen.
Hij verdiende niet het graf van een zelfmoordenaar. Hij verdiende helemaal geen graf, dacht Kivrin. Hij had met ons mee kunnen gaan naar Schotland. Ze voelde zich beschaamd onder de opluchting die haar ineens overmande.
Nu kunnen we naar Schotland, dacht ze, naar het graf kijkend dat hij voor Rosemund had gedolven. Rosemund kan op de ezel zitten en Roche en ik dragen de dekens en het eten. Ze deed haar ogen open en keek naar de lucht. In het eerste licht leek de bewolking minder dicht. Als ze vroeg op pad gingen, konden ze tegen de middag uit het bos zijn en dan de hoofdweg naar York volgen.
‘ Agnus dei, qui tollis peccata mundi ,’ zei Roche, ‘ dona eis requiem .’
We moeten haver voor de ezel meenemen, dacht ze, en de bijl om brandhout te hakken. En dekens.
Roche besloot zijn gebed. ‘ Dominus vobiscum et cum spiritu tuo. Requiescat in pace. Amen.’ Hij ging weg om de klok te luiden.
Daar is geen tijd voor, dacht Kivrin, maar ze haastte zich terug naar de ridderzaal. Ze kon alvast gaan pakken terwijl Roche de doodsklok luidde en hem daarna vertellen wat ze van plan was. Dan hoefden ze alleen Rosemund nog maar op de ezel te zetten. Ze holde over de voorhof naar het huis. Ze kon Imeynes kistje gebruiken om kolen mee te nemen, zodat ze vuur konden maken.
Ze ging naar binnen. Rosemund lag gelukkig nog te slapen. Het had geen zin haar te wekken voordat ze klaar waren om te gaan. Ze liep op haar tenen langs het meisje en maakte het kistje leeg. Ze zette het bij het vuur neer en wilde naar de keuken gaan.
‘Je was er niet toen ik wakker werd,’ zei Rosemund. Ze was rechtop gaan zitten. ‘Ik was bang dat je was weggegaan.’
‘We gaan samen weg,’ zei Kivrin. ‘We gaan naar Schotland.’ Ze ging naar het meisje toe. ‘Rust nog maar even uit. Ik kom zo terug.’
‘Waar ga je heen?’
‘Alleen maar naar de keuken. Heb je trek? Dan neem ik wat pap voor je mee. Ga nu maar weer liggen.’
‘Ik wil niet alleen blijven,’ zei Rosemund. ‘Kun je niet nog even blijven?’
Daar is toch geen tijd voor, dacht Kivrin. ‘Ik ga alleen even naar de keuken. En Vader Roche is de klok aan het luiden, hoor je? Ik ben dadelijk weer terug. Goed?’ Ze glimlachte opgewekt en Rosemund knikte met tegenzin. ‘Tot zo.’
Ze holde naar buiten. Roche luidde de klok met trage, gelijkmatige slagen. Schiet op, dacht ze, we hebben niet veel tijd. Ze doorzocht de keuken en vond een ronde kaas en nog een heel stel manchetbroden. Ze stopte alles in een zak en nam die mee naar de put.
Rosemund stond in de deuropening en leunde tegen de post. ‘Kan ik niet bij je in de keuken zitten?’ vroeg ze. Ze had haar tunica en schoenen aangetrokken, maar ze stond toch al te rillen in de koude buitenlucht.
Kivrin ging haastig naar haar toe. ‘Daar is het te koud voor en je moet rusten.’
‘Ik ben zo bang dat je niet terugkomt.’
‘Ik ga niet weg,’ zei Kivrin. Ze ging naar binnen om Rosemunds mantel en een paar dekens te pakken. ‘Ga hier maar op de drempel zitten, dan kun je me zien.’ Ze sloeg de mantel over de schouders van het meisje, dat ging zitten, en maakte een nest van de dekens voor haar. ‘Zo goed?’
De broche van heer Bloet zat nog op de mantel. Rosemunds magere handen beefden licht terwijl ze de gesp probeerde te openen. ‘Gaan we naar Courcy?’ vroeg ze.
‘Nee,’ zei Kivrin. Ze maakte de mantel van het meisje dicht. Io suiicien lui dami amo . In plaats van mijn beminde. ‘We gaan naar Schotland, waar de ziekte niet heerst.’
‘Denk je dat mijn vader dood is?’
Kivrin aarzelde.
‘Mijn moeder zei dat hij alleen maar onderweg is opgehouden. Misschien zijn mijn broers ziek en komt hij pas als ze beter zijn.’
‘Misschien komt hij nog wel.’ Kivrin sloeg een deken over Rosemunds voeten. ‘We laten een brief voor hem achter, dan weet hij waar we naartoe zijn.’
Rosemund schudde haar hoofd. ‘Als hij nog leefde, zou hij me al zijn komen halen.’
Kivrin legde een deken over de dunne schouders van het meisje. ‘Ik moet nog wat eten halen,’ zei ze zacht.
Rosemund knikte en Kivrin ging terug naar de keuken. Tegen de muur lagen zakken met uien en appels. De appels waren gerimpeld en de meeste zaten onder de bruine vlekken, maar Kivrin sleepte de zak toch naar buiten. De appels hoefden niet gekookt te worden en ze hadden allemaal behoefte aan vitaminen.
‘Wil je een appel?’ vroeg ze aan Rosemund.
‘Ja,’ zei Rosemund. Kivrin deed de zak open en zocht er een die nog gaaf was. Ze vond een groenrode, wreef hem op aan haar leren broek en bracht hem naar Rosemund. Glimlachend dacht ze aan de smaak van een appel die ze had geproefd toen ze zelf als kind ziek was geweest, maar Rosemund volstond met een klein hapje. Ze leunde met haar schouder tegen de deurpost en keek zwijgend naar de lucht. Roche was nog steeds de klok aan het luiden.
Читать дальше