De holbewoner dacht hier een tijdje over na, maar verlegde toen zijn speren in de “draaggreep’. “Ik zal het aan Snel doorgeven, en als hij jou iets te zeggen heeft zal het worden overgebracht. Blijf je hier?”
De vraag verontrustte Raeker nogal, maar hij kon niets anders antwoorden dan “ja’. Toen bedacht hij nog iets.
“Als we hier niet blijven, wordt het dan moeilijk voor je om ons te vinden?” vroeg hij. “We merken dat je veel eerder aan deze kant en in zicht van de groep kwam, dan we hadden verwacht. Had je een manier om de rivier over te steken voor het dag werd?”
“Nee,” antwoordde de ander, nogal verrassend eerlijk. “Niet ver landinwaarts van de plek waar jij erdoor ging buigt de rivier naar het noorden over een flink aantal kilometers. Sommigen van ons werden daarlangs gestuurd, met de opdracht om op verschillende punten over te steken zo gauw als hij droogviel, en naar de zee te gaan om je spoor te vinden.”
“Dan hebben anderen ons spoor ook wel gekruist — al degenen die verder zuidelijk overstaken — en onze bestemming ontdekt.”
“Vast wel. Misschien kijken ze nu, of ze hebben jullie mij misschien zien overvallen en zijn het aan Snel gaan vertellen.”
“Je kende de bocht in de rivier. Kennen jullie het terrein zover van je holen?”
“We hebben hier nog nooit gejaagd. Natuurlijk kan iedereen zien naar welke kant een rivier gaat stromen en waar heuvels en dalen moeten liggen.”
“Wat wij een oog voor het landschap noemen. Ik snap het. Bedankt, je kunt nu beter de boodschap naar Snel gaan brengen voor hij weer met een massa speren de aanval op een van zijn mannen komt wreken.”
“Goed dan. Wil je eerst nog een vraag beantwoorden? Soms zeg je ‘ik’ en soms ‘wij’, zelfs als je blijkbaar niet deze mensen hier bedoelt. Waarom doe je dat? Zit je met meer dan een in dat ding?”
Nick vertaalde de vraag niet, hij antwoordde zelf: “De Leraar praat altijd al zo. We hebben het ons ook al eens afgevraagd, maar als we het hem vroegen, legde hij het niet uit — hij zei gewoon dat het nog niet belangrijk was. Misschien kan Snel het verklaren.” Nick zag geen gevaar in wat hij psychologie zou noemen, als hij dat woord kende.
“Misschien.” Zonder verder iets te zeggen vertrok de verkenner naar het zuiden. De rest van de groep, die allang de kring had verbroken en om de leraar stond, keek hem na.
“Dat klinkt goed, dr. Raeker. Moeten we de schijnwerpers aanhouden, voor het geval?” De stem van Easy Rich verbrak de stilte.
“Dat zou ik nog niet doen,” zei Raeker bedachtzaam. “Was ik er maar zeker van of ik wilde dat Snel jullie vond, en niet alleen dat hij ons niet aanvalt.”
“Wat?” De stem van Aminadabarlee was nog scheller en luider dan anders.
“Geeft u daar toe dat u mijn zoon gebruikt als lokaas om die wilden weg te houden van uw eigen speelgoedproject daar beneden? Dat u die belachelijk gevormde inboorlingen belangrijker vindt dan een beschaafd wezen, louter omdat u ze een paar jaar hebt opgevoed? Ik hoorde al eerder dat mensen ijskoud waren, en de wetenschappelijke mens nog meer dan doorsnee, maar zelfs dit zou ik van mensen niet zomaar hebben geloofd. Dit is wel het einde. Raadsheer Rich, ik verzoek u zo vriendelijk te zijn mij uw sportschip te lenen. Ik ga naar Dromm om onze eigen redding te organiseren. Ik heb jullie mensen te lang vertrouwd. Daar ben ik nu overheen — en de rest van de melkweg ook!”
“Pardon, meneer.” Raeker was langzamerhand wat meer doordrongen van het probleem dat de Drommiër vertegenwoordigde. “Misschien wilt u, als u mij niet vertrouwt, tenminste iuisteren naar Raadsheer Rich, die een dochter in dezelfde toestand heeft als uw zoon. Hij kan u er op wijzen dat de “belachelijke inboorlingen’, waarvan de veiligheid mij aangaat, de enigen zijn in het heelal die in staat zijn, of bijna in staat, om die kinderen te redden. En hij heeft wellicht bemerkt dat ik de wilde zelfs niet het weinige vertelde, dat ik hoorde van Easy en Mina’s beschrijving van het terrein om hen heen. Zeker zullen we de hulp van uw planeet waarderen, maar gelooft u werkelijk dat die op tijd komt? Voordat het meisje blijvend verminkt is door de hoge zwaartekracht en uw zoon de tijdslimiet overschrijdt die uw ras heeft voor vitamine- en zuurstofgebrek? Ik stel deze vragen niet om u te kwetsen, maar in een poging de beste hulp te krijgen die u kunt geven. Als u nog iets meer kan doen dan het ophouden van Mina’s moed, door te blijven waar hij u kan zien en horen, laat het ons dan alstublieft weten.”
Het gezicht van Rich was zichtbaar op het geïmproviseerde scherm, achter de Drommiër, en Raeker zag hoe de diplomaat hem een hoofdknik en een meteen weer onderdrukte glimlach van goedkeuring gaf. Hij wist niets aan zijn toespraak toe te voegen en was zo verstandig verder te zwijgen. Voordat Aminadabarlee zich echter kon uiten, kwam Easy met een eigen pleidooi.
“Weest u alstublieft niet boos op dr. Raeker, Mina en ik weten wat hij doet en wij mogen Nick ook graag.” Raeker vroeg zich af wat daarvan waar was. Zelf was hij ook niet zo zeker als hij wel wenste, over wat hij deed en de kinderen hadden nog niet rechtstreeks met Nick gesproken, al hadden ze nu een paar uur naar hem en zijn mensen geluisterd. Natuurlijk was Easy de dochter van een diplomaat. Raeker wist inmiddels dat haar moeder was gestorven toen ze een jaar oud was, en dat ze sedertdien altijd met haar vader had meegereisd. Ze scheen op haar beurt uit te groeien tot een bekwaam diplomaat. “Het geeft eigenlijk niet of Snel ons vindt,” ging ze verder. “Wat kan hij ons doen — waarom zou hij dat ook willen?”
“Hij dreigde de robot met vuur als hij niet meeging naar het holendorp,” snauwde de Drommiër, “en als hij dat gebruikt tegen het schip wanneer je hem niet vertelt wat hij weten wil, zit je in het nauw.”
“Maar hij wist dat Fagin zijn taal niet sprak en met veel geduld leerde hij hem die in de drie weken dat hij in zijn macht was. Waarom zou hij minder geduld met ons hebben? We willen hen best alles leren wat we weten en we kunnen met hem praten zonder al de moeite die dr. Raeker had — op zijn minst zonder die vertraging.”
Er volgde een schrille uitbarsting van Aminadorneldo die kennelijk Easy’s argumenten bijviel. Aminadabarlee koelde zichtbaar af. Raeker vroeg zich af hoelang dit zou duren. Politiek stonden de zaken er tenminste weer even gunstig voor; hij richtte zijn aandacht weer op Tenebra en Nick.
Dat heerschap had zijn ploeg weer naar de oorspronkelijke ontmoetingsplaats geleid. Twee gingen vooruit — de kudde was lang genoeg onbeschermd gebleven. Nick zelf stond naast de robot en wachtte kennelijk op commentaar of nieuwe opdrachten. Maar Raeker wist er geen en bedekte zijn radeloosheid met een eigen vraag.
“Wat vind je ervan, Nick? Komt hij terug? Of eigenlijk, zal Snel ons bijstaan?”
“Dat weet je net zo goed als ik.”
“Dat weet ik niet! Jij bent al een hele tijd bij Snel en zijn mensen geweest. Als iemand hem kent ben jij het. Deed ik er goed aan zijn begeerte te prikkelen naar de dingen die wij kunnen brengen? Ik besef dat hij van alles over vuur en zo wilde weten, maar dat was meer om de dingen die je er, zoals hij zag, mee kunt doen; geloof je ook niet?”
“Dat ligt voor de hand,” gaf Nick toe, “maar ik zie niet in hoe je ooit zeker kunt zijn van wat iemand denkt of wat hij doen gaat.”
“Ik ook niet, al zijn er onder mijn mensen die het steeds proberen.” Beiden gingen de rest achterna, zonder acht te slaan op de geringe aardschok die een paar van de brosse planten naast hen deed afknappen. Onderweg sprokkelde Nick haast werktuiglijk brandhout bijeen, een gewoonte van jaren die zich in het oude dorp had ontwikkeld nadat de toegankelijke voorraden bij de heuvel waren uitgeput. Hij hield een flinke stapel in zijn vier armen tegen de tijd dat ze de rest inhaalden; die ging bij de voorraad. De kudde werd opgevangen en verdwaalde dieren werden teruggedreven.
Читать дальше