“Ik weet dat hij dat anders wel vindt, maar dit lijkt me een nogal bijzonder geval.”
“Bijzonder of niet, laten we hem verrassen met jullie gevangene. Neem trouwens maar bijlen mee. Ze schijnen nogal wat indruk te maken op die lui en misschien geeft hij zich dan eerder over.”
“In orde.” John en Betsey trokken hun rustbenen op en wandelden onverschillig de heuvel af naar de kudde. Geen van de anderen scheen het te merken, en Nick deed zijn best hun onverschilligheid na te bootsen toen de twee verkenners uit het gebied verdwenen.
Raeker noch zijn assistent besteedden enige aandacht aan het vertrek van John en zijn metgezel. Ze hadden het om te beginnen al veel te druk met de camera’s en opnameapparatuur. Easy en haar vriend konden de groep op het oppervlak nu indirect zien, maar geen van beiden was genoeg thuis in het gedrag van Fagins leerlingen om iets bijzonders op te merken. Ze gaven trouwens al hun aandacht aan het aardrijkskundig verslag, in de nogal twijfelachtige hoop een deel van het beschreven terrein te herkennen.
Want de scaaf lag nu hoog en droog. De rivier waardoor hij was voortgespoeld verdween bij het begin van de dag en het schip was nogal onplezierig — maar gelukkig erg langzaam — naar de voet van een heuveltje gerold, dat Easy meteen de Berg Ararat had gedoopt. De kinderen hadden het een beetje moeilijk, want niet alleen hadden ze voor het eerst visueel contact met inboorlingen via de observatiekamer op de Vindemiatrix, maar ook zagen ze nu de vaste bodem van Tenebra — uitgezonderd dan de bodem van een meer en een rivier. Ze bestudeerden beide tonelen zo goed als dat ging, een bij het raam en de ander bij het scherm, maar elk probeerde de ander mondeling op de hoogte te houden van zijn eigen deel, met verwarrende gevolgen. Hun uitgeschreeuwde woorden drongen door tot Raeker en de anderen in de observatiekamer, en droegen daar hun steentje bij tot de verwarring. Raeker durfde ze niet uit te schakelen, deels om hun eigen moreel en deels omdat degene aan het raam altijd iets belangrijks kon melden. Hij hoopte maar dat de opnamen van het inheemse verslag begrijpelijk zouden zijn voor de geologen.
Jane sloot haar rapport af en na een paar vragen van Raeker over punten, die hem nog niet duidelijk waren, stapte ze achteruit om Oliver zijn kaart te laten zien. Raekers assistent fotografeerde hem, Raeker zelf ging na of de opnameband nog goed spoelde, en beiden ontspanden zich weer — zoveel, tenminste, als de verwarring dat momenteel toeliet. Raeker besloot al haast dat hij niet hoefde te blijven en eindelijk wat slaap kon inhalen.
Maar hij had er nog niet over gerept toen de holbewoner John in de gaten kreeg. Binnen drie tellen daarna, verloor de bioloog alle zin in weggaan.
De verkenner reageerde vrijwel onmiddellijk. Hij zat zo diep tussen de planten gehurkt als zijn lichaamsbouw het toeliet; nu sprong hij op zijn achterbenen en zette het op een lopen. John zat zuidwest van hem, Fagin en de rest zuidoost; hij ging noord. Meteen dook in die richting Betsey op, en in verwarring hield hij even stil. Nick had zijn kuif steeds in het oog gehouden nadat Betsey hem er eenmaal op gewezen had, en hij begreep de oorzaak al kon hij John en Betsey niet zien. Hij sprong op zijn loopbenen, onderbrak Oliver zonder plichtplegingen en begon bevelen uit te delen. De anderen werden erdoor verrast, maar ze reageerden met betrekkelijk weinig verwarring. In een oogwenk stormde de hele groep de glooiing af naar de plek waar de holbewoner was verdwenen; ze lieten de mensen van de observatie rustig hun vruchteloze vragen schreeuwen via hun robot. Omdat woorden geen zin hadden, bewoog Raeker de robot in dezelfde richting als zijn leerlingen, en gebruikte daarbij een taal die Easy haar wenkbrauwen deed optrekken, want het toestel raakte meer en meer achterop. Nick en zijn vrienden verdwenen over de top waarachter de verkenner zich verscholen had, en hun geschreeuw werd overstemd door Raekers gebrul in de regelkamer.
Easy slaagde erin zijn woorden een opbouwende wending te geven, niet zozeer omdat ze geschokt was, als wel uit nieuwsgierigheid.
“Dr. Raeker! Hoorde ik een van hen zeggen dat er een holbewoner te vangen viel? Hoe kwam die hier zo gauw? Ik dacht dat u zei dat ze achter die rivier waren gebleven?”
Dat was nu net de vraag waarmee Raeker zichzelf al pijnigde, dus hij zat even met de mond vol tanden. Maar nu zweeg hij tenminste, en was wel zo goed om te blozen.
“Dat meende ik ook te verstaan, Easy. Ik begrijp de manier waarop ze ons vonden evenmin als jij. Ik dacht altijd dat dit ver verwijderd was van hun thuisgebied, dus ik snap niet hoe ze een kortere weg om de rivier zouden weten — trouwens, ik snap niet dat die er is: die rivier was zeker twee kilometer breed. We moeten wachten tot Nick terugkomt met de rest, misschien hebben ze een gevangene die we kunnen ondervragen. Ik geloof dat hij dat wil: ik hoorde hem ‘vragen’ zeggen, niet “doden’.”
“Precies. Dat zei hij. Wel, in een paar minuten zien we hem, als de robot op de heuvel is, tenzij ze er intussen nog een zijn overgetrokken.”
Dat hadden ze gelukkig niet. De mensen kregen een fraai uitzicht op de klopjacht, al viel er niet veel te zien. Het dal waarin de verkenner was gevlucht, werd bijna geheel omringd met de lage, ronde heuvels die zo kenmerkend zijn voor een groot deel van Tenebra. Het was John en Betsey gelukt de top van twee heuvels te bereiken voor ze werden gezien, zodat ze behoorlijk in het voordeel waren tegenover de holbewoner, als het op rennen aankwam. Een paar maal had hij geprobeerd te ontvluchten via de brede ruimten tussen Betsey en John, en tussen hen en de hoofdgroep, maar bij elke uitval zag hij al gauw hoe hij werd afgesneden. Toen de robot in zicht kwam stond hij midden in het dal en Fagins mensen trokken de kring om hem heen langzaam dicht. Het was zonneklaar dat hij zich gereed maakte voor een laatste sprint door elke opening die zich mocht voordoen, als zijn belagers dicht genoeg genaderd waren om hun voordelige hoge posities te hebben opgeofferd. Misschien voorzag hij een gevecht: hij was een halve meter langer dan Nick en zijn vrienden en droeg twee speren die er doeltreffend uitzagen.
Maar het leek of Nick een zweem van militaire tactiek had opgedaan, om niet te zeggen diplomatiek. Hij bracht zijn mensen tot stilstand op een goede vijftig meter van de grote holbewoner en stelde ze op in een gelijkmatig verdeelde kring. Toen dit tot zijn tevredenheid was uitgevoerd, ging hij over op de taal van Snel.
“Denk je dat je hieruit kunt komen?”
“Dat weet ik niet, wel weet ik dat sommigen er spijt van zullen hebben dat je me wilde tegenhouden,” was het antwoord.
“Wat schiet je daarmee op, als je doodgaat?” Hierop leek de verkenner geen antwoord te weten; de vraag scheen hem op zichzelf al van zijn stuk te brengen. De zaak leek altijd zo vanzelfsprekend dat hij hem nooit onder woorden had hoeven te brengen. Hij worstelde er nog steeds mee toen Nick verder ging: “Je weet dat Fagin toezegde Snel alles te leren wat hij maar weten wilde. Hij wil niet vechten. Als je je speren neerlegt en met hem gaat praten, zullen we je niets doen.”
“Als je leraar zo graag wil helpen, waarom vluchtte hij dan?” beet de ander hem toe. Nick had al een antwoord klaar.
“Omdat je hem bij ons had weggehaald, en wij willen dat hij ons ook leert. Toen ik bij de holen kwam om hem te halen, ging hij met mij mee om me te helpen ontkomen. Hij droeg me door een rivier, waar ik niet alleen door kon. Al toen jullie het dorp overvielen, wilde hij dat wij met jullie spraken in plaats van vochten. Maar jullie gaven ons de kans niet.”
Hij zweeg, in de mening dat zijn tegenstander tijd nodig had om na te denken. Er kwam echter direct antwoord.
“Doe jij dan alles wat je Leraar zegt?”
Читать дальше