Pan American is niet zo snel als de handels-Poorten; ik werd er met drie maal snel overstappen zonder hocus pocus doorgeslingerd. Een meisje zei: ‘In positie, alstublieft’ — en hup twee!
Ik arriveerde op de Aarde, gekleed in een Londens pak, paspoort en papieren in mijn zak, Vrouwe Vivamus in een valies dat er niet uitzag als het foedraal van een sabel, en in andere zakken wissels die veel goud vertegenwoordigden, want ik had ontdekt dat ik er geen bezwaar tegen had het honorarium van een held te accepteren. Ik kwam aan in de buurt van Zürich, het adres weet ik niet; daar zorgt de Poort-dienst voor. Maar ik kon wel berichten verzenden.
Al spoedig werden die wissels genummerde rekeningen bij drie Zwitserse banken, behandeld door een adcovaat, die ze gezegd hadden dat ik moest opzoeken. Ik kocht op verschillende plaatsen reischeques en ik zond er enkele vooruit en droeg er enkele bij me, want ik was niet van plan Suikeroom Sam 91 procent te betalen.
Je verliest de tijd uit het oog bij een andere jaartelling en een andere kalender; ik had nog twee weken om die gratis terugreis naar huis te maken, die op mijn marsorder vermeld stond. Het leek me wijs om daar gebruik van te maken — minder opvallend. Daarom deed ik het — een oud viermotorig transportvliegtuig, van Prestwick via Gander naar New York.
De straten leken vuiler, de gebouwen niet zo hoog — en de krantenkoppen waren erger dan ooit. Ik stopte met kranten lezen, ik bleef er niet lang; ik beschouwde Californië als ‘thuis’. Ik telefoneerde naar Moeder; ze mopperde dat ik niet geschreven had en ik beloofde zo gauw ik kon naar Alaska te komen. Hoe ging het met hun allemaal? (Het speelde door mijn gedachten dat mijn halfbroers en -zusters tezijnertijd wel hulp nodig zouden hebben om te studeren).
Ze mochten niet mopperen. Mijn stiefvader had vliegdienst en was in vaste dienst gekomen. Ik vroeg haar mijn post door te sturen naar mijn tante.
Californië zag er beter uit dan New York. Maar het was geen Nevia. Zelfs geen Centrum. Het was er drukker dan ik me herinnerde. Het beste dat je van steden in Californië kunt zeggen is dat ze niet zo beroerd zijn als andere. Ik ging mijn oom en tante bezoeken omdat ze goed voor me geweest waren en ik dacht erover wat van dat goud in Zwitserland te gebruiken om zijn eerste vrouw af te kopen. Maar ze was gestorven en ze praatten over een zwembad.
Dus hield ik mijn mond. Ik was bijna te gronde gericht door te veel geld, ik was er volwassener door geworden. Ik volgde de wet van Hunne Wijsheden; het betere is de vijand van het goede.
De campus leek kleiner en de studenten zagen er zo jóng uit. Wederkerig, vermoed ik. Ik verliet de biertent tegenover de Administratie toen er twee studenten met letters op hun truien binnenkwamen; de ene duwde me opzij. De andere zei: ‘Uitkijken, pappie.’
Ik liet hem in leven.
Er werd weer meer nadruk gelegd op rugby, een nieuwe coach, nieuwe kleedkamers, gebouwen geverfd, er werd gepraat over een stadion. De coach wist wie ik was; hij kende het archief en wilde naam maken. ‘Je komt toch terug, hè?’
Ik zei dat ik dacht van niet.
‘Onzin!’ zei hij. ‘Je moet je bul toch halen! Het stomste wat je doen kunt, er vanwege je diensttijd mee op te houden. Kijk nu eens —’ Hij begon zachter te praten.
Geen onzin van ‘de gymnastiekzaal vegen’, daar hield de Conferentie niet van. Maar je kon bij een gezin inwonen — dat was wel te vinden. Wat kon het iemand schelen of je je leergeld in contanten betaalde? Kraaide geen haan naar — ‘Dan zijn je militaire uitkeringen zakgeld.’
‘Die krijg ik niet.’
‘Man, lees je geen kranten?’ Hij wist het precies: terwijl ik was weggeweest was die niet-Oorlog ook in aanmerking gekomen voor militaire uitkeringen.
Ik beloofde dat ik erover zou denken.
Maar ik was het helemaal niet van plan. Ik had wel besloten mijn ingenieurstitel te behalen. Ik maak de dingen graag af. Maar daar niet.
Die avond kreeg ik bericht van Joan, het meisje dat me zo’n mooi afscheid bereid had en me daarna had afgeschreven. Ik was van plan geweest uit te vinden waar ze woonde en haar en haar man op te zoeken; ik wist alleen haar naam nog niet. Maar ze kwam bij het winkelen mijn tante tegen en telefoneerde me. ‘Easy!’ zei ze en ze klonk verrukt.
‘Wie — Wacht eens even, Joan !’
Ik moest diezelfde avond komen eten. Ik zei ‘Graag’ en dat ik ernaar verlangde de gelukkige kerel te ontmoeten met wie ze getrouwd was.
Joan zag er net zo lief uit als vroeger en gaf me een stevige pakkerd met haar armen om mijn hals, een welkom-thuis-kus, zusterlijk maar plezierig. Toen kreeg ik de kinderen te zien, een nog in de wieg en de tweede leerde net lopen. Haar man was in Los Angeles.
Ik had mijn jas moeten pakken. Maar het was best trek je er niets van aan nadat ze mij gesproken had had Jim opgebeld om te zeggen dat hij nog één nacht moest wegblijven en natuurlijk was het uitstekend als ik haar mee uit eten nam hij had me rugby zien spelen en misschien wilde ik morgenavond wel kegelen ze had geen babysitter kunnen krijgen maar haar zuster en zwager kwamen een borrel halen konden niet blijven eten ze hadden al een afspraak tenslotte kennen we elkaar toch al heel lang lieve o, jij herinnert je mijn zuster ook nog wel daar staan ze al voor de deur en ik heb de kinderen nog niet in bed.
Haar zuster en zwager bleven één drankje drinken; Joan en haar zuster brachten de kinderen naar bed terwijl de zwager bij mij bleef zitten en vroeg hoe de zaken er in Europa voorstonden hij had begrepen dat ik net terug was en toen vertelde hij mij hoe de zaken er in Europa voorstonden en wat er aan gedaan zou moeten worden. ‘Weet U, meneer Jordan,’ zei hij, me op mijn knie kloppend, ‘een makelaar in onroerende goederen zoals ik krijgt nogal een goede kijk op de menselijke natuur dat moet hij wel en al ben ik niet daadwerkelijk in Europa geweest zoals u ik heb er geen tijd voor gehad iemand moet toch hier blijven om belasting te betalen en te zorgen dat hier alles goed loopt terwijl jullie jonge boffers wat van de wereld zien maar mensen hebben overal dezelfde karakters en als we maar eens een klein bommetje gooiden op Minsk of Pinsk of een van die soort steden zouden ze gauw genoeg hun dwalingen inzien en dan konden we uitscheiden met al dat gedoe dat het maar moeilijk maakt voor een zakenman. Bent U het daar niet mee eens?’
Ik zei dat er wat voor te zeggen viel. Ze gingen weg en hij zei dat hij me morgen op zou bellen en me een paar prima terreinen zou laten zien die gekocht konden worden tegen vrijwel niets in contanten en zeker in waarde zouden stijgen omdat er binnenkort hier een nieuwe fabriek van projectielen kwam. ‘Het is leuk geweest om naar Uw ervaringen te luisteren, Meneer Jordan, erg prettig. Ik moet U op een keer eens vertellen wat me overkomen is in Tijuana maar niet waar mijn vrouw bij is ha ha!’
Joan zei: ‘Ik snap niet waarom ze met hem getrouwd is. Schenk me nog een borrel in, liefje, een dubbele, dat heb ik nodig. Ik zal de oven lager zetten, het eten kan wel wachten.’
We namen allebei een dubbele en toen nog een en aten om een uur of elf. Joan werd huilerig toen ik er om een uur of drie op stond naar huis te gaan. Ze zei dat ik bang was en dat gaf ik toe; ze zei dat alles zo anders had kunnen lopen als ik er maar niet op gestaan had in dienst te gaan en dat gaf ik ook toe; ze zei dat ik door de achterdeur weg moest gaan en geen lichten aandoen en ze wilde me nooit meer zien en de zeventiende ging Jim naar Sausalito.
De volgende dag nam ik een vliegtuig naar Los Angeles. Nou moet je goed begrijpen — ik geef Joan nergens de schuld van, ik mag Joan graag. Ik respecteer haar en zal haar altijd dankbaar zijn. Ze is een goed mens. Als ze jong bijzondere voordelen gehad had — bijvoorbeeld in Nevia — zou ze bepaald iets aparts zijn. Zelfs nu mag ze er best wezen. Haar huis was schoon, haar kinderen waren schoon en gezond en goed verzorgd. Ze is royaal en attent en goedgehumeurd.
Читать дальше