Robert A. Heinlein
Het pad van roem
BRITANNUS ( geschokt ): Caesar, dit is niet zoals het hoort.
THEODOTUS ( heftig verontwaardigd ): Wat zegt u daar ?
CAESAR ( zijn zelfbeheersing herkrijgend ): Neem het hem niet kwalijk, Theodotus: hij is een barbaar en denkt dat de gewoonten van zijn stam en zijn eiland wetten van de natuur zijn.
Caesar en Cleopatra , 2e akte — GEORGE BERNARD SHAW
Ik weet een plek waar geen luchtvervuiling is en geen parkeerprobleem en geen bevolkingsexplosie... geen koude oorlog, geen H-bommen, en geen TV-reclame... geen topconferenties, geen ontwikkelingshulp, geen BTW — geen inkomstenbelasting. Het klimaat is er zoals Florida en Californië beweren het te hebben (geen van beide heeft het), de omgeving is er prachtig, de mensen vriendelijk en gastvrij voor vreemdelingen, de vrouwen zijn er mooi en bijzonder verlangend om te behagen...
Ik zou terug kunnen gaan. Ik zou...
Het was het verkiezingsjaar met de gebruikelijke leuzen, zo van ik-kan-alles-beter-dan-jij, tegen een achtergrond van biep-biepende spoetniks. Ik was eenentwintig, maar kon niet besluiten tegen welke partij ik zou stemmen.
Ik belde daarom het plaatselijk recruteringsbureau en vroeg ze me een formulier te sturen.
Ik heb net zoveel bezwaar tegen de dienstplicht als een kreeft tegen kokend water; het mag dan misschien zijn schoonste uur zijn, maar hij heeft het niet zelf gekozen. Niettemin houd ik van mijn land. Ja werkelijk, ondanks de propaganda die je je hele schooltijd te horen krijgt over vaderlandsliefde die verouderd is. Eén van mijn overgrootouders is bij Gettysburg gesneuveld en mijn vader heeft die lange mars terug van Inchon Reservoir meegemaakt en daarom moest ik niets van die nieuwe denkbeelden hebben. Ik betwistte ze op school — tot ik een vier voor sociale wetenschappen kreeg. Toen hield ik mijn mond en kreeg mijn diploma.
Maar ik paste mijn oordeel niet aan aan dat van een leraar die het verschil niet kende tussen Little Round Top en Seminary Ridge.
Bent u van mijn generatie? Zo niet, weet u dan waardóór we zulke dwarsdrijvers geworden zijn? Of hebt u ons eenvoudig afgeschreven als ‘langharig werkschuw tuig’?
Ik zou een boekdeel kunnen schrijven. Mens nog toe! Maar ik zal één essentieel punt vaststellen: als je jarenlang geprobeerd hebt een jongeman van zijn vaderlandsliefde te genezen moet je niet verwachten dat hij van vreugde zal jubelen als hij een bericht ontvangt dat begint: ‘Hierbij wordt u aangewezen voor opkomst in het leger der Verenigde Staten.’
Dat gepraat over de Verloren Generatie! Ik heb die praatjesmakers van na de eerste wereldoorlog gelezen — Fitzgerald en Hemingway en zo — en het komt me voor dat ze zich alleen maar zorgen maakten over de hoeveelheid ethylalcohol in hun gesmokkelde drank. Ze hadden de wereld overwonnen — waar kankerden ze dan nog over?
Natuurlijk, Hitler en de malaise hadden ze nog tegoed. Maar dat wisten ze niet. Wij hadden Kroetsjef en de H-bom en dat wisten we verdomd goed.
Maar wij waren geen ‘Verloren Generatie’. Wij waren erger; wij waren de ‘Veilige Generatie’. Niet de beatniks. De beatniks zijn nooit meer dan een paar honderd op miljoenen geweest. O, we spraken beatnik-taal en draaiden ‘cool’ stereoplaten en we bestreden de uitslag van de enquête van Playboy over jazzmusici met een ernst alsof het er iets op aankwam. We lazen Salinger en Kerouac en gebruikten taal die onze ouders schokte en kleedden ons als beatniks. Maar we vonden niet dat bongo’s en een baard het konden opnemen tegen geld op de bank. Wij waren geen opstandelingen. Wij waren net zo conformistisch als de stumpers in het leger. ‘Geborgenheid’ was ons onuitgesproken parool.
De meeste van onze motto’s werden niet uitgesproken, maar we voelden ons pas in ons element als we ons eraan konden houden. ‘Bestrijd de Gemeenteraad niet.’ ‘Smeed het ijzer als het heet is.’ ‘Zorg dat je niet gesnapt wordt.’ Dat zijn verheven oogmerken, grote morele waarden, en ze betekenen allemaal ‘Geborgenheid.’ ‘Vaste Verkering’ (de bijdrage van mijn generatie aan het Amerikaans Ideaal) was gebaseerd op geborgenheid, op zekerheid: het gaf de verzekering dat zaterdagavond niet de eenzaamste avond van de week zou zijn. Als je vaste verkering had was de concurrentie uitgeschakeld.
Maar we hadden ambities. Jazeker! Voorkom de dienstplicht en ga studeren. Ga trouwen en zorg dat ze zwanger wordt en laat beide families je helpen om een voor de dienst ongrijpbare student te blijven. Zorg dat je een baantje krijgt dat welgevallig is in de ogen van de keuring, laten we zeggen bij een maatschappij die projectielen fabriceert. Het is nog beter na je studie te gaan werken als je ouders (of de hare) dat kunnen betalen en zorg dat je nog een kind krijgt en veilig de dienstplichtige leeftijd overschrijdt. Bovendien is een academische graad een paspoort voor promotie en salaris en pensioen.
Op een zwangere vrouw met welgestelde ouders na lag de grootste zekerheid in afkeuring. Doorboorde trommelvliezen waren prachtig maar een allergie was het beste. Een van mijn buurjongens leed vreselijk aan astma tot zijn zesentwintigste verjaardag. Dat was geen voorwendsel — hij was allergisch voor keuringslokalen. Je kon ook de dans ontspringen door een militaire psychiater ervan te overtuigen dat je belangstelling meer uitging naar Buitenlandse Zaken dan naar het Leger. Meer dan de helft van mijn generatie was ‘ongeschikt voor militaire dienst.’
Dat verbaast me niets. Er bestaat een oude film over mensen die met een slee door een dicht bos reizen — nagezeten door wolven. Af en toe grijpen ze een van hun medereizigers en gooien hem voor de wolven. Dat is dienstplicht, zelfs als je het ‘selectieve dienst’ noemt en het opdoft met afdelingen voor Welzijnszorg en ‘toelagen voor oud-militairen’. Het is een minderheid voor de wolven gooien terwijl de rest doelbewust doorgaat met het streven naar de garage voor drie auto’s, het zwembad en de veilige en zekere pensioenrechten. Ik sta nu niet het heilige boontje uit te hangen; ik zat ook achter die garage voor drie auto’s aan.
Maar mijn ouders konden me niet laten studeren. Mijn stiefvader was adjudant onderofficier bij de Luchtmacht en kon amper schoenen voor zijn eigen kinderen kopen. Toen hij vlak voor mijn laatste jaar op de middelbare school naar Duitsland werd overgeplaatst en ik werd uitgenodigd bij de zuster van mijn vader en haar man in te trekken waren we allebei opgelucht.
Ik ging er financieel niet op vooruit, want mijn oom moest zijn eerste vrouw onderhouden — volgens de wet van Californië kwam dat neer op een soort slavenarbeid als van voor de Burgeroorlog. Maar ik had $35 per maand als ‘overlevende nabestaande van een overleden militair’. (Geen ‘oorlogswees’, dat is een ander zaakje dat meer opbrengt.) Mijn moeder was er zeker van dat vaders dood het gevolg was geweest van verwondingen maar de Vereniging van Oudstrijders dacht daar anders over, en daarom was ik alleen maar een ‘overlevende nabestaande’.
$35 kon het gat niet stoppen dat ik in hun levensmiddelen sloeg en er werd stilzwijgend aangenomen dat ik na mijn eindexamen voor mijn eigen kostje zou zorgen. Ongetwijfeld in militaire dienst — maar ik had een eigen plan: ik speelde rugby en eindigde het seizoen met een record en een gebroken neus — en begon de volgende herfst aan de plaatselijke Staats Universiteit met een baantje om ‘het gymnastieklokaal aan te vegen’ voor $10 per maand meer dan dat pensioen, plus fooien.
Ik wist nog niet wat het worden zou maar mijn plan stond vast: met hand en tand blijven vasthouden en voor ingenieur studeren. De militaire dienst en het huwelijk vermijden. Na mijn studie een baan met status in het vooruitzicht. Geld sparen en ook nog jurist worden — want in Homestead, Florida had een leraar verkondigd dat ingenieurs wel geld verdienden, maar dat de grote salarissen en de belangrijke banen voor de juristen waren weggelegd. Ik zou het wel maken. Een held als Horatio Alger worden. Ik had linea recta aan die rechtenstudie willen beginnen, maar op die universiteit werd geen rechten gegeven.
Читать дальше