Dat beschreef de Keizerin van de Twintig Universa: over het algemeen deed ze het niet.
Maar soms wel. Ze kon b.v. zeggen: ‘Die janboel zal opgeruimd zijn als jullie die lastpost daar — hoe heet jij? Jij met die sik — mee naar buiten nemen en hem doodschieten. Doe het nu maar.’ (Ik was erbij. Ze deden het nu maar. Hij was het hoofd van de delegatie die haar het probleem voorgelegd had — een of andere moeilijkheid tussen inter-melkweg handelskeizerrijken van het VIIe Universum — en zijn plaatsvervanger hield zijn armen vast en de leden van zijn eigen delegatie sleurden hem naar buiten en doodden hem. Ster bleef koffie drinken. Het is betere koffie dan wij thuis hebben en ik was zo ontdaan dat ik mezelf een kopje inschonk.)
Een Keizer heeft geen macht. Maar toch, als Ster zou beslissen dat een bepaalde planeet verwijderd moest worden, dan gingen de mensen aan het werk en verscheen er een nova aan de hemel. Dat heeft Ster nooit gedaan, maar in het verleden is het wel gebeurd. Niet vaak — Zijne Wijsheid zal lang bij zijn ziel (en het Ei) te rade gaan voor hij iets zo definitiefs beveelt, zelfs als zijn supergezond verstand hem zegt dat het de enige oplossing is.
De Keizer is de enige bron van de Keizerlijke wetten, de enige rechter, de enige uitvoerder — en doet heel weinig en kan op geen enkele manier de hand houden aan zijn beslissingen. Wat hij of zij wel heeft is geweldig veel prestige door een systeem dat zevenduizend jaar gewerkt heeft. Dit on-systeem houdt zich staande door geen saamhorigheid te hebben, geen eenvormigheid, nooit naar volmaaktheid te streven, geen Utopia’s — alleen maar oplossingen die de moeite waard zijn, met een heleboel ruimte voor gebruiken en opvattingen.
Plaatselijke kwesties zijn plaatselijk. Kindermoord? — het zijn jullie baby’s, jullie planeet. Ouderavonden, filmcensuur, hulp bij rampen — het Keizerrijk is niet hulpvaardig.
De Crisis van het Ei begon lang voor ik geboren werd. Zijne Wijsheid CCIII werd vermoord en tegelijkertijd werd het Ei gestolen. Enkele snoodaards wensten de macht aan zich te trekken — en het Ei heeft, door zijn unieke bronnen latent de sleutel tot een macht waar zelfs Genghis Khan nooit van gedroomd heeft.
Waarom zou iemand macht willen bezitten? Ik begrijp het niet. Maar sommige mensen willen dat en zij wilden het.
Dus trad Ster half-opgeleid in functie en werd geconfronteerd met de grootste cisis die het Keizerrijk ooit had meegemaakt en ze was afgesneden van haar pakhuis met Wijsheid. Maar ze was niet hulpeloos. Haar was de ervaring van zeven hypersensitieve mannen ingeprent en ze had het hele cyber-computerstelsel tot haar beschikking behalve dat unieke gedeelte dat bekend stond als het Ei. Ten eerste moest ze uitzoeken wat er met het Ei gebeurd was. Ze konden de planeet van de snoodaards niet aanvallen; dat zou het Ei kunnen vernietigen.
Er bestonden wel manieren om iemand te laten praten, als het je niet kon schelen of hij erin bleef. Dat kon Ster niet schelen. Ik bedoel niet zulke ruwe dingen als pijnbanken en zo. Dit leek meer op het pellen van een ui, en er werden er verscheidene gepeld.
Karth-Hokesh was zo dodelijk, dat het genoemd werd naar de enige ontdekkingsreizigers die het bezochten en levend terugkwamen. (Wij waren in een ‘tuin-afdeling’ geweest; de rest is veel erger.) De snoodaards deden geen poging om er te blijven; ze verborgen het Ei en zetten er wachten en boobytraps omheen en op de wegen die erheen leidden.
Ik vroeg Rufo: ‘Wat voor nut had het Ei daar ?’
‘Geen enkel,’ gaf hij toe. ‘Maar ze hadden al gauw in de gaten dat het nergens nut had — zonder Haar. Ze moesten of de staf van cybernetici hebben... of ze moesten Hare Wijsheid zelf hebben. Ze konden het Ei niet open krijgen. Zij is de enige die dat zonder hulp kan. Dus legden ze een hinderlaag voor Haar. Hare Wijsheid gevangen nemen, of Haar doden — liefst gevangen nemen en haar doden als de nood aan de man kwam en dan proberen mensen in sleutelposities hier in Centrum te pakken te krijgen. Maar dat laatste durfden ze niet te proberen terwijl Zij nog leefde.’
Ster ging op onderzoek uit om de beste manier te ontdekken om het Ei terug te krijgen. Een invasie in Karth Hokesh? De computers zeiden, ‘Ben je bedonderd?’ Dat zou ik ook zeggen.
Hoe organiseer je een invasie ergens heen waar niemand niet alleen niets plaatselijks kan eten of drinken, maar de lucht slechts een paar uur kan inademen? Als een zware aanval zal vernietigen wat je te pakken wilt krijgen? Als je landingsplaatsen alleen maar twee beperkte Poorten zijn? De computers bleven met een dwaas antwoord op de proppen komen, hoe de vragen ook gesteld werden.
Mij.
Dat wil zeggen, een ‘Held’ — iemand met een sterk lichaam, een zwakke geest en grote consideratie voor zijn eigen huid. Plus nog enkele andere trekken. Een overval door een dergelijke man zou, als hij werd bijgestaan door Ster zelf, kunnen slagen. Rufo werd eraan toegevoegd door een ingeving van Ster (ingevingen van Hunne Wijsheden kwamen overeen met geniale zetten) en de machines bevestigden dat.
‘Ik werd geronseld,’ zei Rufo. ‘Dus ik weigerde. Maar ik heb nooit enig verstand kunnen opbrengen als het om Haar gaat, verdomme; Zij heeft me verwend toen ik nog klein was.’
Toen volgden er jaren van zoeken naar de bedoelde man. (Ik weer — ik zal nooit weten waarom). Intussen onderzochten dappere mannen de situatie en brachten tenslotte de Toren in kaart. Ster ging zelf op verkenning uit en maakte ook kennissen in Nevia.
(Is Nevia een onderdeel van het ‘Keizerrijk’? Ja en neen. De planeet van Nevia heeft de enige Poorten naar Karth Hokesh, behalve die op de planeet van de snoodaards; dat is zijn belang voor het Keizerrijk — en het Keizerrijk is van geen enkel belang voor Nevia.)
Deze ‘Held’ zou vermoedelijk gevonden kunnen worden op een barbaarse planeet, zoals de Aarde. Ster controleerde dat en wees ettelijke kandidaten van vele wilden volken af voor haar neus haar vertelde dat ik het wel eens zou kunnen zijn. Ik heb Rufo gevraagd welke kans de machines ons gaven.
‘Waarom vraag je dat?’ vroeg hij. ‘Nou ja, ik weet wel iets van cybernetica af.’
‘Dat denk je. Maar toch — er was een voorspelling. Dertien procent succes, zeventien procent remise — en zeventig procent de dood voor ons alledrie.’
Ik floot. ‘ Jij moet vooral fluiten!’ zei hij verontwaardigd. ‘Jij wist niets meer dan een paard van de cavalerie weet. Jij had niets om bang voor te zijn.’
‘Maar ik was wél bang.’
‘Daar had je geen tijd voor. Zo was het ook bedoeld. Onze enige kans lag in roekeloze snelheid en volkomen verrassing. Maar ik wist het. Jongen, toen je ons zei te wachten, daar in die Toren, en verdween en niet terugkwam, nou, toen was ik zo benauwd, dat ik me herinnerde waar ik allemaal spijt van moest hebben.’
Toen we eenmaal begonnen waren, gebeurde de overval zoals ik het heb verteld. Of ongeveer zo, hoewel ik misschien gezien heb wat mijn verstand kon aanvaarden en niet precies wat er gebeurde. Ik bedoel ‘toverij’. Hoe vaak zijn wilden niet tot de conclusie gekomen dat iets ‘toverij’ was, als een beschaafde op de proppen kwam met iets dat de wilde niet kon begrijpen? Hoe vaak is een etiket, zoals b.v. ‘televisie’ niet door beschaafde wilden (die niettemin schakelaars omdraaien) aanvaard, als ‘toverij’ een eerlijker woord geweest zou zijn?
Maar Ster drong nooit aan op dat woord. Ze aanvaardde het toen ik er op aandrong.
Maar ik zou teleurgesteld zijn als álles wat ik gezien heb iets blijkt te zijn dat Western Electric zal bouwen, zodra de Bell Laboratoria de moeilijkheden overwonnen hebben. Er moet toch érgens enige toverij zijn, om er een pikant tintje aan te geven.
O, ja, dat ze me lieten slapen voor de eerste overgang was alleen maar om deze wilde niet krankzinnig van angst te maken. De ‘zwarte lijkbaren’ kwamen helemaal niet over — dat was posthypnotische suggestie door een expert: mijn vrouw.
Читать дальше