Door de bevalling was ze te gevoelig en te zeer uitgescheurd om hem in zich te brengen, zoals ze had gewild, maar van Doreah had ze nog andere manieren geleerd. Dany gebruikte haar handen, haar mond, haar borsten. Ze krabbelde hem met haar nagels en overdekte hem met kussen, fluisterde, bad en vertelde hem verhalen, en ten slotte baadde hij in haar tranen. Maar Drogo voelde niet, sprak niet en verrees niet.
En toen boven een lege einder de naargeestige dageraad aanbrak wist Dany dat ze hem waarlijk verloren had. ‘Als de zon opgaat in het westen en ondergaat in het oosten,’ zei ze treurig. ‘Als de zeeën droogvallen en de bergen als bladeren in de wind warrelen. Als mijn schoot opnieuw ontkiemt en ik een levend kind baar. Dan keer je weer, mijn zon-en-sterren, en niet eerder.’
Nooit, huilde de duisternis, nooit nooit nooit. In de tent zocht Dany een kussen, zachte zij, gevuld met veren. Ze drukte het aan haar boezem en keerde terug naar Drogo, naar haar zon-en-sterren. Als ik omkijk ben ik verloren. Zelfs lopen deed pijn, en ze wilde slapen, slapen en niet dromen.
Ze knielde, kuste Drogo op de lippen en drukte het kussen op zijn gezicht.
‘Ze hebben mijn zoon,’ zei Tywin Lannister.
‘Inderdaad, heer.’ De stem van de bode was dof van uitputting. De gestreepte ever van Crakenhal op de borst van zijn gescheurde wapenrok was half onzichtbaar onder het opgedroogde bloed. Eén van je zoons, dacht Tyrion. Hij nam een slokje wijn en sprak geen woord, denkend aan Jaime. Toen hij zijn arm omhoogbracht ging er een pijnscheut door zijn elleboog die hem herinnerde aan zijn eigen kortstondige ervaring op het slagveld. Hij hield van zijn broer, maar hij had zelfs voor al het goud van de Rots van Casterling niet bij hem in het Fluisterwoud willen zijn.
De verzamelde aanvoerders en baandermannen van zijn vader waren doodstil geworden toen de koerier zijn verhaal deed. Het enige geluid was het knetteren en sissen van het houtblok dat in de haard aan het uiteinde van de langwerpige, tochtige gelagkamer brandde. Na de ontberingen van de lange, meedogenloze rit naar het zuiden had het vooruitzicht aan zelfs maar één nachtje in een herberg Tyrion reusachtig opgevrolijkt… al was het hem liever geweest als het niet wéér deze herberg met al zijn herinneringen was. Zijn vader had een moordend tempo aangehouden, en dat had zijn tol geëist. De gewonden moesten hen zo goed mogelijk zien bij te houden, anders werden ze achtergelaten en moesten ze zichzelf zien te redden, ledere ochtend bleven er weer een paar langs de weg liggen, mannen die waren gaan slapen om nooit meer te ontwaken. En elke avond sloop er weer een stel deserteurs weg, het schemerduister in. Tyrion was half en half in de verleiding geweest om mee te gaan. Hij had zich boven vermeid in het comfort van een donzen bed en de warmte van Shae’s lichaam toen zijn schildknaap hem had gewekt met de mededeling dat er een ruiter met ijzingwekkend slecht nieuws uit Stroomvliet was gearriveerd. Dus was het allemaal voor niets geweest. Die haastige tocht naar het zuiden, die eindeloze geforceerde marsen, de lijken die naast de weg waren blijven liggen… alles voor niets. Robb Stark had Stroomvliet al vele dagen geleden bereikt.
‘Hoe kan dat nou?’ kreunde ser Harys Vlugh. ‘Hóe? Zelfs na het Fluisterwoud hadden jullie Stroomvliet in een ijzeren greep, het was door een groot leger omsingeld… wat een krankzinnig besluit van ser Jaime om zijn manschappen in drie afzonderlijke kampen op te splitsen. Hij moet toch geweten hebben hoe kwetsbaar ze dan zouden zijn?’
Beter dan jij, kinloze lafaard die je bent, dacht Tyrion. Jaime mocht Stroomvliet dan hebben verloren, hij werd razend als hij zijn broer hoorde belasteren door een kerel als Vlugh, een schaamteloze strooplikker wiens grootste daad eruit bestond dat hij zijn al even kinloze dochter aan ser Kevan had weten uit te huwelijken en aldus aan de Lannisters geparenteerd was geraakt.
‘Ik zou hetzelfde hebben gedaan,’ antwoordde zijn oom, heel wat kalmer dan Tyrion vermoedelijk gedaan zou hebben. ‘U hebt Stroomvliet nooit gezien, ser Harys, anders had u wel geweten dat Jaime in deze kwestie weinig keus had. Het kasteel ligt aan de samenvloeiing van de Steenstort en de Rode Vork van de Drietand. De rivieren vormen twee zijden van een driehoek, en als er gevaar dreigt zetten de Tullings stroomopwaarts hun sluisdeuren open om aan de derde zijde een brede gracht te creëren en op die manier Stroomvliet in een eiland te veranderen. De muren rijzen loodrecht uit het water op en van hun torens kunnen de verdedigers de tegenoverliggende oevers vele tientallen mijlen ver overzien. Om alle aanvoerwegen af te snijden is een belegeraar wel gedwongen, één kamp ten noorden van de Steenstort, één ten zuiden van de Rode Vork en een derde tussen de rivieren ten westen van de gracht op te slaan. Een andere manier is er niet.’
‘Ser Kevan heeft gelijk, heren,’ zei de koerier. ‘We hadden palissades van gepunte staken om de kampen aangebracht, maar dat was onvoldoende, zo zonder voorafgaande waarschuwing, met die rivieren tussen ons in. Ze overvielen eerst het noordelijke kamp. Niemand was op een aanval voorbereid. Marq Pijper had onze bevoorradingscolonnes wel overvallen, maar hij had maar vijftig man. Ser Jaime was er de avond daarvoor op uitgetrokken om met hen af te rekenen… we dachten althans dat zij het waren. Ons was verteld dat de krijgsmacht van de Starks ten oosten van de Groene Vork naar het zuiden optrok.’
‘En jullie voorrijders?’ Het gezicht van ser Gregor Clegane leek als uit steen gehouwen. Het haardvuur verleende zijn huid een sombere oranje gloed, zodat zijn diepliggende ogen zwarte gaten leken.
‘Hebben die niets gezien? Hebben ze jullie niet gewaarschuwd?’
De bebloede boodschapper schudde zijn hoofd. ‘Onze voorrijders verdwenen steeds maar. Het werk van Marq Pijper, dachten we. Degenen die wel terugkwamen hadden niets gezien.’
‘Iemand die niets ziet heeft zijn ogen niet nodig,’ verklaarde de Berg. ‘Steek ze uit en geef ze aan je volgende voorrijder. Zeg hem dat je hoopt dat vier ogen meer zullen zien dan twee… en zo niet, dat de volgende man er dan zes zal hebben.’
Heer Tywin Lannister vestigde een aandachtige blik op ser Gregor. Tyrion zag een gouden vonk opflikkeren toen het licht van zijn vaders pupillen weerkaatste, maar hij had niet kunnen zeggen of diens blik instemmend of afkeurend was. Heer Tywin hield zich bij vergaderingen vaak op de achtergrond. Hij gaf er de voorkeur aan, eerst te luisteren en dan pas te spreken, een gewoonte die Tyrion zich ook eigen trachtte te maken. Toch was dit stilzwijgen zelfs voor hem ongebruikelijk, en zijn wijn stond er onaangeroerd bij.
‘Je zei dat ze ’s nachts kwamen,’ drong ser Kevan aan. De man knikte vermoeid. ‘De Zwartvis voerde de voorhoede aan. Hij hakte onze wachtposten in de pan en ruimde de palissades uit de weg voor de hoofdaanval. Tegen de tijd dat onze mannen in de gaten hadden wat er aan de hand was stroomden de ruiters al over de randen van de greppels en galoppeerden met zwaarden en toortsen in de hand het kamp door. Ik sliep in het westelijke kamp, tussen de rivieren. Zodra we hoorden dat er gevochten werd en tenten in brand zagen vliegen leidde heer Brax ons naar de vlotten. We probeerden naar de overkant te bomen maar werden met de stroom meegesleurd, en de Tullings begonnen met de katapulten stenen vanaf hun muren te slingeren. Ik zag één vlot tot brandhout versplinteren en drie andere kantelen, zodat de mannen in de rivier gleden en verdronken… en wie wel aan de overkant wist te komen werd daar door de Starks opgewacht.’
Ser Flemens Brax had een tabberd in de kleuren zilver en purper en het gezicht van iemand die niet kan bevatten wat hij zojuist heeft gehoord. ‘Mijn vader…’
Читать дальше