‘Ja?’ vroeg de maegi. ‘Wat wenst u, khaleesi? ’
‘Breng me… ei… drakenei… alsjeblieft…’ Haar oogleden waren van lood en ze was te moe om ze open te houden.
Toen ze voor de derde maal wakker werd stroomde er een schacht gouden zonlicht door het rookgat van de tent en hield ze een drakenei in haar armen. Het was het lichte met de roomboterkleurige schaal, dat dooraderd was met gouden en bronzen spiralen. Dany voelde de hitte. Onder het zijden beddengoed was haar naakte huid bedekt met een fijn laagje zweet. Drakendauw, dacht ze. Haar vingers streken zachtjes over het oppervlak van de schaal en tekenden de gouden spiralen na, en ze voelde hoe zich in het hart van de steen iets draaide en strekte. Het joeg haar geen angst aan. Al haar vrees was vervlogen, weggebrand.
Dany betastte haar voorhoofd. Onder het waas van zweet voelde haar huid koel aan. Haar koorts was over. Ze werkte zich overeind. Een ogenblik van duizeling en borende pijn tussen haar dijen. Toch voelde ze zich sterk. Haar dienstmaagden kwamen aanrennen zodra ze haar stem hoorden. ‘Water,’ beval ze, ‘een kruik water, zo koud mogelijk. En fruit, denk ik. Dadels.’
‘Zoals u zegt, khaleesi.’
‘Ik wil ser Jorah,’ zei ze terwijl ze opstond. Jhiqui bracht een gewaad van zandzijde en sloeg het om haar schouders. ‘En een warm bad, en Mirri Maz Duur, en…’ De herinnering kwam in één klap terug, en ze zweeg. ‘Khal Drogo,’ dwong ze zichzelf te zeggen en sloeg bevreesd hun gezichten gade. ‘Is hij…?’
‘De khal leeft,’ antwoordde Irri kalm… maar Dany zag dat haar blik bij die woorden versomberde, en ze was nog niet uitgesproken of ze haastte zich weg om water te halen.
Ze keerde zich naar Doreah toe. ‘Vertel.’
‘Ik… ik ga ser Jorah wel halen,’ zei het meisje uit Lysene en vluchtte met gebogen hoofd de tent uit. Jhiqui zou ook zijn weggerend als Dany haar niet bij haar pols had gegrepen en vastgehouden. ‘Wat is er? Ik moet het weten. Drogo… en mijn kind.’ Waarom dacht ze nu pas aan het kind? ‘Mijn zoon… Rhaego… waar is hij? Ik wil hem zien.’
Haar dienstmaagd sloeg de ogen neer. ‘De jongen… hij leefde niet, khaleesi.’ Haar stem was een bange fluistering. Dany liet haar pols los. Mijn zoon is dood, dacht ze toen Jhiqui de tent uitliep. Ergens had ze het geweten. Ze had het geweten sinds ze die eerste keer wakker was geworden en Jhiqui’s tranen had gezien. Nee, ze had het geweten vóór ze was ontwaakt. Haar droom kwam weer boven, abrupt en levendig, en ze herinnerde zich de rijzige man met de koperkleurige huid en de lange, zilvergouden vlecht die in vlammen was opgegaan.
Ze zou moeten huilen, wist ze, maar haar ogen waren zo droog als as. Ze had in haar droom gehuild en de tranen waren op haar wangen verdampt. Al het verdriet is uit me weggebrand, zei ze tegen zichzelf. Ze voelde zich treurig, en toch… merkte ze hoe Rhaego zich van haar verwijderde alsof hij er nooit was geweest. Enkele ogenblikken later kwamen ser Jorah en Mirri Maz Duur binnen en troffen Dany staande naast de twee andere drakeneieren aan, die nog in hun kistje lagen. Het kwam haar voor dat ze net zo heet aanvoelden als het ei dat bij haar had gelegen toen ze sliep. Dat was uitermate vreemd. ‘Ser Jorah, kom eens hier,’ zei ze. Ze pakte zijn hand en legde die op het zwarte ei met de scharlakenrode spiralen. ‘Wat voelt u?’
‘Een steenharde schaal.’ De ridder was op zijn hoede. ‘Schubben.’
‘Hitte?’
‘Nee. Koude steen.’ Hij trok zijn hand weg. ‘Prinses, is alles goed met u? Had u wel op moeten staan, zwak als u bent?’
‘Zwak? Ik ben sterk, Jorah.’ Om hem een plezier te doen vlijde ze zich tegen een stapel kussens. ‘Vertel me hoe mijn kind is gestorven.’
‘Hij heeft nooit geleefd, prinses. De vrouwen zeggen…’ Hij maakte zijn zin niet af, en Dany zag hoe los hij in zijn vel zat, en dat hij hinkte bij het lopen.
‘Zeg op. Vertel me wat de vrouwen zeggen.’
Hij wendde zijn gezicht af. Zijn blik was opgejaagd. ‘Ze zeggen dat het kind…’
Ze wachtte, maar ser Jorah kon het niet over zijn lippen krijgen. Zijn gezicht werd donker van schaamte. Hij leek zelf half op een lijk.
‘Een monster was,’ voltooide Mirri Maz Duur. De ridder was een krachtig man, maar Dany begreep op dat moment dat de maegi sterker en wreder was, en eindeloos veel gevaarlijker. ‘Mismaakt. Ik heb hem zelf gehaald. Hij had schubben als een hagedis en was blind. Hij had een staartstompje en leren vleugels als van een vleermuis. Toen ik hem aanraakte viel het vlees van zijn botten, en vanbinnen was hij vol maden en lijkenlucht. Hij was al jaren dood.’
Duisternis, dacht Dany. De gruwelijke duisternis die van achteren aan kwam zetten om haar te verzwelgen. Als ze omkeek was ze verloren. ‘Mijn zoon zat boordevol leven toen ser Jorah me deze tent indroeg,’ zei ze. ‘Ik voelde hem schoppen. Hij vocht om ter wereld te komen.’
‘Dat kan zijn,’ antwoordde Mirri Maz Duur, ‘maar toch was het wezen dat uit uw schoot kwam precies zoals ik het beschreef. De dood was in de tent, khaleesi.’
‘Het waren maar schaduwen,’ fluisterde ser Jorah schor, maar Dany bespeurde twijfel in zijn stem. ‘Ik zag het, maegi. Ik zag u alleen met de schaduwen dansen.’
‘Het graf werpt lange schaduwen, Ijzerheer,’ zei Mirri. ‘Lang en donker, en uiteindelijk kan geen enkel licht hen stuiten.’
Ser Jorah had haar zoon gedood, besefte Dany. Wat hij gedaan had had hij uit liefde en trouw gedaan, maar hij had haar ergens naartoe gebracht waar geen levend mens mocht komen en haar kind in de muil van de duisternis gegooid. Hij wist het ook: dat grijze gezicht, die holle ogen, die manke tred. ‘De schaduwen hebben ook u beroerd, ser Jorah,’ zei ze. De ridder antwoordde niet. Dany wendde zich tot de godsvrouw. ‘U had mij gewaarschuwd dat leven slechts met de dood gekocht kon worden. Ik dacht dat u op het paard doelde.’
‘Nee,’ zei Mirri Maz Duur. ‘Dat hebt u uzelf wijsgemaakt. U wist wat de prijs was.’
Was dat zo? Was dat zo? Als ik omkijk ben ik verloren. ‘De prijs is betaald,’ zei Dany. ‘Het paard, mijn kind, Quaro en Qotho, Haggo en Cohollo. De prijs is betaald, dubbel en dwars betaald.’ Ze kwam uit haar kussens omhoog. ‘Waar is Khal Drogo? Toon hem mij, godsvrouw, maegi, bloedmagiër, wat je ook bent. Toon mij Khal Drogo. Toon me wat ik met het leven van mijn zoon heb gekocht.’
‘Zoals u beveelt, khaleesi,’ zei de oude vrouw. ‘Kom, dan breng ik u bij hem.’
Dany was zwakker dan ze besefte. Ser Jorah sloeg een arm om haar heen en hielp haar overeind. ‘Daar is later nog tijd genoeg voor, prinses,’ zei hij zacht.
‘Ik wil hem nu zien, ser Jorah.’
Na het schemerdonker in de tent was de wereld buiten verblindend licht. De zon gloeide als gesmolten goud en het land was dor en leeg. Haar dienstmaagden wachtten met fruit, wijn en water, en Jhogo kwam aanlopen om ser Jorah te helpen haar te ondersteunen. Aggo en Rakharo stonden daarachter. Het felle schijnsel van zon op zand benam haar het verdere zicht, totdat Dany met een hand haar ogen overschaduwde. Ze zag de as van een vuur, een stuk of veertig paarden die lusteloos rondliepen, op zoek naar een hapje gras, wat her en der verspreide tenten en slaapmatten. Een troepje kinderen stond op een kluitje naar haar te kijken, en daarachter ontwaarde ze vrouwen die aan het werk waren en verschrompelde oude mannen die met vermoeide ogen naar de roerloze blauwe hemel staarden en zwakjes naar bloedvliegen sloegen. Als ze de mensen telde zou ze misschien tot honderd komen, meer niet. Waar eens de overige veertigduizend hun kamp hadden opgeslagen huisden nu nog slechts wind en stof.
Читать дальше