Heer Beric gunde hem geen respijt. Hij volgde de forse man op de voet, zijn arm geen ogenblik stil. De zwaarden sloegen tegen elkaar, sprongen uiteen en sloegen weer tegen elkaar. Splinters vlogen van het bliksemschild, terwijl kronkelende vlammen de honden eenmaal, tweemaal en driemaal kusten. De Jachthond bewoog naar rechts, maar Dondarrion sneed hem met een snelle zijsprong de pas af en dreef hem terug, de andere kant op… naar de dofrode gloed van de vuurkuil. Clegane week, totdat hij de hitte tegen zijn rug voelde. Een snelle blik over zijn schouder maakte hem duidelijk wat zich achter hem bevond en kostte hem bijna de kop toen heer Beric opnieuw aanviel.
Arya kon het wit van Sandor Cleganes ogen zien toen hij opnieuw opdrong. Drie stappen voorwaarts en twee naar achteren, een beweging naar links die heer Beric blokkeerde, weer twee naar voren en één terug, bonk, en bonk: de grote eikenhouten schilden vingen de ene na de andere klap op. Het steile donkere haar van de Jachthond zat in een waas van zweet tegen zijn voorhoofd geplakt. Wijnzweet, dacht Arya, want ze herinnerde zich dat hij dronken was geweest toen hij gevangengenomen was. Ze meende een begin van angst in zijn ogen te zien dagen. Hij gaat verliezen, zei ze jubelend bij zichzelf, terwijl heer Berics vlammende zwaard zwiepte en hieuw. In één woeste stormloop won de Bliksemheer heel het terrein dat de Jachthond had gewonnen weer terug en dreef hij de wankelende Clegane weer naar de rand van de vuur kuil. Hij verliest, hij verliest, hij gaat eraan. Ze ging op haar tenen staan om het beter te kunnen zien.
‘Smerige ellendeling!’ schreeuwde de Jachthond toen hij het vuur aan de achterkant van zijn dijbenen voelde likken. Hij viel aan en zwaaide zijn zware zwaard met steeds meer kracht in een poging de kleinere man met brute kracht te vellen en zijn zwaard, zijn schild of zijn arm te breken. Maar de vlammen van Dondarrions afweerslagen graaiden naar zijn ogen, en toen de Jachthond ervoor achteruitdeinsde gleed zijn voet onder hem weg en plofte hij op een knie. Heer Beric drong meteen op. Met wapperende vanen van vuur zoefde zijn neerwaartse slag door de lucht. Hijgend van de inspanning hief Clegane met een ruk zijn schild nog net op tijd boven zijn hoofd, en het luide gekraak van eikenhout galmde door de grot.
‘Zijn schild staat in brand,’ zei Gendry met gedempte stem, net toen Arya het ook zag. De vlammen hadden zich over de geschilferde gele verf verspreid en de drie zwarte honden werden erdoor verzwolgen. Pas toen heer Beric een stapje achteruit deed scheen de Jachthond te beseffen dat het vuur dat zo dicht bij zijn gezicht loeide zijn eigen brandende schild was. Met een schreeuw van weerzin hakte hij als een bezetene op het gebroken eikenhout in en maakte het daardoor helemaal kapot. Het schild spleet doormidden. Eén stuk vloog weg, nog steeds brandend, het andere bleef hardnekkig aan zijn onderarm hangen. Zijn pogingen zich ervan te ontdoen wakker den het vuur slechts aan. Zijn mouw vatte vlam, en toen stond zijn hele linkerarm in lichterlaaie. ‘ Maak hem af!’ spoorde Groenebaard heer Beric aan, en andere stemmen hieven de kreet ‘ Schuldig!’ aan. Arya schreeuwde met de rest mee. ‘ Schuldig, schuldig, dood hem, schuldig!’
Soepel als zomerzijde glipte heer Beric dichterbij om een eind te maken aan de man voor hem. De Jachthond stootte een raspende schreeuw uit, hief met beide handen zijn zwaard op en liet het neersuizen met alle kracht die in hem was. Heer Berk pareerde de houw met gemak…
‘Neeeeeee!’ krijste Arya.
… maar het brandende zwaard brak in tweeën en het koude staal van de Jachthond groef zich in heer Berics vlees, daar waar zijn hals in zijn schouder overging, en kliefde hem tot het borstbeen. Het bloed spoot eruit in een warme, zwarte straal.
Sandor Clegane deinsde achteruit, nog steeds brandend. Hij rukte het restant van zijn schild af en smeet het vloekend weg. Toen rolde hij in het stof om het vuur dat over zijn arm liep te smoren.
Heer Berics knieën vouwden zich langzaam dubbel als voor een gebed. Toen zijn mond openging kwam er alleen bloed uit. Het zwaard van de Jachthond stak nog in hem toen hij omviel, met het gezicht naar voren. Het stof dronk zijn bloed. In de holle heuvel klonk geen ander geluid dan het zachte geknetter van de vlammen en het gepiep van de Jachthond, die probeerde op te staan. Arya kon alleen maar aan Mycah denken, en aan al die stomme gebeden waarmee ze om de dood van de Jachthond had gesmeekt. Als er goden zijn, waarom heeft heer Beric dan niet gewonnen? Ze wist dat de Jachthond schuldig was.
‘Alsjeblieft,’ raspte Sandor Clegane, en koesterde zijn arm. ‘Ik ben verbrand. Laat iemand me helpen.’ Hij huilde. ‘Alsjeblíéft.’ Arya keek verbaasd naar hem. Hij huilt als een klein kind, dacht ze.
‘Mellie, ontferm je over zijn brandwonden,’ zei Thoros. ‘Liem, Jaak, help me met heer Beric. Kom jij ook maar mee, Ned.’ De rode priester wrikte het zwaard van de Jachthond uit het lichaam van zijn gevallen heer en stak het met de punt in de met bloed doordrenkte grond. Liem schoof zijn grote handen onder Dondarrions armen, terwijl Jaak Geluk hem bij zijn voeten pakte. Ze droegen hem om de vuurkuil heen de duisternis van een van de tunnels binnen, gevolgd door Thoros en de jonge Ned.
De Dolle Jagersman spuwde. ‘Laten we hem terugbrengen naar Steensept en hem in een kraaienkooi stoppen, zeg ik.’
‘Ja,’ zei Arya. ‘Hij heeft Mycah vermoord. Echt waar.’
‘Wat een woedend eekhoorntje toch,’ mompelde Groenebaard. Harwin zuchtte. ‘R’hllor heeft hem onschuldig geoordeeld.’
‘Wie is Rulor?’ Ze kon het niet eens uitspreken.
‘De Heer des Lichts. Thoros heeft ons geleerd…’
Het kon haar niet schelen wat Thoros hun had geleerd. Ze rukte Groenebaards dolk uit de schede en dook weg voor hij haar kon grijpen. Gendry graaide ook naar haar, maar Gendry was ze altijd te snel af.
Tom Zevensnaren en een vrouw hielpen de Jachthond overeind. Bij de aanblik van zijn arm schrok ze zo dat ze met stomheid geslagen was. Waar de leren schildriem had gezeten was nog een strookje roze, maar daarboven en daaronder was de huid gebarsten en rood, en bloedig van de elleboog tot de pols. Toen zijn blik de hare ontmoette trok hij met zijn mond. ‘Wil je me zo graag dood hebben? Doe het dan, wolvenmeisje. Steek maar toe. Dat is fatsoenlijker dan vuur.’ Clegane probeerde te staan, maar toen hij bewoog viel er een lap verbrand vlees finaal van zijn arm en zakte hij door zijn knieën. Tom greep hem bij zijn goede arm en hield hem overeind.
Zijn arm, dacht Arya, en zijn gezicht. Maar hij was de Jachthond.
Hij verdiende het in een vurige hel te branden. Het mes rustte zwaar in haar hand. Ze greep het steviger beet. ‘Je hebt Mycah gedood,’ zei ze nogmaals, hem uitdagend om het te ontkennen. ‘Vertel het ze maar. Je hebt het gedaan. Wel degelijk.’
‘Wel degelijk.’ Zijn hele gezicht vertrok. ‘Ik heb hem tegen de grond gereden en in tweeën gehakt, en gelachen. Ik heb ook toegekeken toen ze je zuster tot bloedens toe afranselden en je vader zijn hoofd afsloegen.’
Liem greep haar pols, draaide die om en wrikte de dolk eruit. Ze gaf hem een schop, maar kreeg de dolk niet terug. ‘Loop naar de hel, Jachthond,’ gilde ze in machteloze woede met lege handen tegen Sandor Clegane. ‘Loop jij maar naar de hél!’
‘Daar is hij al heen,’ zei een stem die nauwelijks meer was dan een fluistering.
Toen Arya zich omdraaide stond heer Beric Dondarrion achter haar, zijn bebloede hand om de schouder van Thoros geklemd.
De koningen van de winter mogen hun kille onderaardse crypte houden, dacht Catelyn. De Tullings putten hun kracht uit de rivier, en tot de rivier keerden ze weer als hun leven zijn loop had genomen.
Читать дальше