Toen hij gisteravond aangeschoten was, was hij ingestort en in huilen uitgebarsten, overlopend van spijt om dingen die ongedaan en woorden die ongezegd waren gebleven. Hij had nooit weg mogen gaan om die slag bij de Voorden uit te vechten, had hij onder tranen tegen haar gezegd. Hij had aan zijn vaders bed moeten blijven zitten. ‘Ik had bij hem moeten zijn, net als jij,’ zei hij. ‘Heeft hij aan het eind mijn naam nog genoemd? Eerlijk zeggen, Cat. Heeft hij naar me gevraagd?’
Heer Hosters laatste woord was ‘Tansy’ geweest, maar Catelyn kon het niet over haar hart verkrijgen om dat te zeggen. ‘Hij heeft je naam gefluisterd,’ loog ze, en haar broer had dankbaar geknikt en haar hand gekust. Als hij niet had geprobeerd zijn verdriet en zijn schuldgevoel te verdrinken had hij die boog waarschijnlijk wel kunnen hanteren, dacht ze bij zichzelf, maar ook dat was iets dat ze niet durfde te zeggen.
Begeleid door de Zwartvis daalde ze van de borstwering naar Robb af, die tussen zijn baandermannen stond met zijn jeugdige koningin aan zijn zij. Toen hij haar zag nam haar zoon haar zwijgend in zijn armen.
‘Heer Hoster zag er nobel uit als een koning, vrouwe,’ mompelde Jeane. ‘Ik wilde dat ik de kans had gehad om hem te leren kennen.’
‘En ik om hem beter te leren kennen,’ voegde Robb eraan toe.
‘Dat zou hij zelf ook gewild hebben,’ zei Catelyn. ‘Maar te vele mijlen scheiden Stroomvliet en Winterfel.’ En tussen Stroomvliet en het Adelaarsnest zijn kennelijk te veel bergen, rivieren en legers. Lysa had haar brief niet beantwoord.
Ook uit Koningslanding viel slechts stilte te vernemen. Ze had gehoopt dat Briënne en ser Cleos inmiddels met hun gevangene de stad bereikt zouden hebben. Het was zelfs mogelijk dat Briënne al op de terugweg was, en met haar de meisjes. Ser Cleos heeft gezworen dat hij de Kobold een raaf zou laten sturen zodra de overeenkomst gesloten was. Dat heeft hij gezworen! Raven kwamen er niet altijd door. Een schutter had de vogel misschien neergehaald en geroosterd voor zijn avondmaal. De brief die haar hart tot rust gebracht zou hebben lag op dit moment misschien bij de as van een kampvuur, naast een hoopje raven botjes.
Er stonden nog anderen te wachten om Robb hun medeleven te betuigen, dus ging Catelyn geduldig opzij staan, terwijl heer Jason Mallister, de Grootjon en ser Rolf Kruider elk op hun beurt met hem spraken. Maar toen Lothar Frey naderde trok ze hem even aan zijn mouw. Robb keerde zich om en wachtte om te horen wat Lothar te zeggen had.
‘Uwe genade.’ Lothar Frey, een mollige man van midden dertig, had ogen die dicht bij elkaar stonden, een puntbaardje en donker haar dat tot op zijn schouders krulde. Een been dat bij zijn geboorte beklemd was geraakt had hem de bijnaam Lamme Lothar bezorgd. Hij diende zijn vader al een jaar of tien als hofmeester. ‘Het staat ons tegen u in uw verdriet lastig te vallen, maar wellicht wilt u ons vanavond te woord staan?’
‘Het zal mij een genoegen zijn,’ zei Robb. ‘Het is nooit mijn wens geweest vijandschap tussen ons te zaaien.’
‘Noch de mijne om er de oorzaak van te zijn,’ zei koningin Jeane.
Lothar Frey glimlachte. ‘Ik begrijp het, en mijn vader ook. Hij heeft mij opgedragen te zeggen dat ook hij ééns jong is geweest en zich zeer wel herinnert hoe het is als men zijn hart aan schoonheid verpandt.’
Catelyn betwijfelde ten zeerste dat heer Wal der iets dergelijks had gezegd, of dat hij ooit zijn hart aan schoonheid had verpand. De heer van de Oversteek had zeven echtgenotes overleefd en was nu met de achtste getrouwd, maar als hij over hen sprak was het uitsluitend als bedwarmers en fokmerries. Toch was het mooi gezegd, en ze kon moeilijk bezwaar maken tegen het compliment. Dat deed Robb ook niet. ‘Uw vader is uiterst goedgunstig,’ zei hij. ‘Ik zie uit naar ons gesprek.’
Lothar boog, kuste de hand van de koningin en trok zich terug. Inmiddels hadden zich nog een stuk of tien anderen verzameld om iets te zeggen. Robb sprak met elk van hen en bedankte of glimlachte waar dat nodig was. Pas toen hij klaar was met de laatste keerde hij zich weer naar Catelyn toe. ‘We hebben iets te bespreken. Loopt u met mij mee?’
‘Zoals u beveelt, uwe genade.’
‘Het was geen bevel, moeder.’
‘Dan zal het me een genoegen zijn.’ Haar zoon had haar sinds zijn terugkeer naar Stroomvliet weliswaar vriendelijk bejegend maar zocht zelden haar gezelschap. Als hij zich bij zijn jonge koningin prettiger voelde kon ze hem dat nauwelijks verwijten. Jeane maakt hem aan het glimlachen en alles wat ik met hem kan delen is smart. Hij leek ook graag met de broers van zijn bruid om te gaan: de jonge Rollam, zijn schildknaap, en zijn standaarddrager ser Reynald. Zij nemen de plaats in van degenen die hij verloren heeft, besefte Catelyn als ze hen bij elkaar zag. Rollam vervangt Bran, en Reynald is ten dele Theon en ten dele Jon Sneeuw. Alleen bij de Westerlings zag ze Robb glimlachen of hoorde ze hem lachen als de jongen die hij eens was geweest. Voor de anderen was hij altijd de Koning in het Noorden, zijn hoofd gebogen onder de last van de kroon, zelfs als die niet op zijn slapen rustte.
Robb kuste zijn vrouw teder en beloofde haar in hun vertrekken op te zoeken. Daarna liep hij weg met zijn moeder. Zijn schreden voerden hen naar het godenwoud. ‘Lothar leek me wel minzaam, dat is een goed teken. We hebben de Freys nodig.’
‘Dat betekent niet dat we ze krijgen.’
Hij knikte, en haar hart ging naar hem uit toen ze zijn sombere gezicht en hangende schouders zag. Die kroon maakt hem kapot, dacht ze. Hij wil zo graag een goede koning zijn, dapper, eerzaam en verstandig, maar voor een jongen is het gewicht niet te torsen. Robb deed zijn uiterste best maar kreeg toch onbarmhartig de ene klap na de andere te verduren. Toen hij het bericht had vernomen over de slag bij Schemerdel, waarin heer Randyl Tarling Robet Hanscoe en ser Helman Langhart vernietigend had verslagen, had het in de lijn der verwachting gelegen dat hij razend zou worden. In plaats daarvan had hij dof en ongelovig voor zich uit gestaard en gezegd: ‘Schemerdel aan de zee-engte? Wat moesten ze in Schemerdel?’ Hij schudde vol onbegrip zijn hoofd. ‘Eén derde van mijn infanterie, verloren gegaan vanwege Schémerdel?’
‘De ijzermannen hadden mijn slot al en nu houden de Lannisters ook nog eens mijn broer gevangen,’ had Galbart Hanscoe met een van wanhoop verstikte stem gezegd. Robet Hanscoe had de slag overleefd maar was niet lang daarna bij de Koningsweg gevangengenomen.
‘Niet lang,’ had haar zoon beloofd. ‘Ik zal aanbieden hem tegen Martyn Lannister uit te wisselen. Daar zal heer Tywin omwille van zijn broer wel op in moeten gaan.’ Martyn was de zoon van ser Kevan, een tweelingbroer van de Willem die door heer Karstark was afgeslacht. Die moorden bleven haar zoon achtervolgen, wist Catelyn. Hij had de wacht rond Martyn verdriedubbeld maar bleef voor diens veiligheid vrezen.
‘Ik had de Koningsmoordenaar tegen Sansa moeten uitwisselen zodra u daarop aandrong,’ zei Robb, terwijl ze door de galerij liepen. ‘Als ik had aangeboden haar aan de Bloemenridder uit te huwelijken stonden de Tyrels nu misschien aan onze kant in plaats van aan die van Joffry. Daar had ik aan moeten denken.’
‘Je had je aandacht bij je veldslagen, en terecht. Zelfs een koning kan niet overal aan denken.’
‘Veldslagen,’ pruttelde Robb, terwijl hij haar het bos in leidde. ‘Ik heb al mijn veldslagen gewonnen, en toch ben ik om een of andere reden bezig de oorlog te verliezen.’ Hij keek op, alsof het antwoord in de lucht geschreven stond. ‘De ijzermannen houden Winterfel bezet, en ook de Motte van Cailin. Vader is dood, net als Bran en Rickon, en Arya misschien ook. En nu ook uw vader nog.’
Читать дальше