‘Wij hebben niets over enige strijd gehoord,’ zei ser Brynden.
‘Ik geef toe dat mijn neefjes nog jong zijn, maar ze waren er wel bij. De brief is door Grote Walder geschreven en zijn neef heeft hem mede ondertekend. Het was een bloedige affaire, naar hun verslag te oordelen. Uw kasteelheer is gesneuveld. Heette hij niet ser Rodrik?’
‘Ser Rodrik Cassel,’ zei Catelyn verdoofd. Die beste, dappere, trouwe oude ziel. Ze zag bijna voor zich hoe hij aan zijn woeste witte bakkebaarden trok. ‘En onze andere mensen?’
‘De ijzermannen hebben er velen over de kling gejaagd, vrees ik.’
Sprakeloos van woede sloeg Robb met een vuist op tafel en wendde zijn gezicht af opdat de Freys zijn tranen niet zouden zien.
Maar zijn moeder zag ze wel. De wereld wordt elke dag een beetje donkerder. Catelyn dacht aan ser Rodriks dochtertje Beth, aan de onvermoeibare maester Luwin en de opgeruimde septon Cheyl, aan Mikken in zijn smidse, aan Farlen en Palla in de kennels, aan ouwe Nans en de simpele Hodor. Ze was misselijk van ellende. ‘Niet allemáál toch, hoop ik?’
‘Nee,’ zei Lamme Lothar. ‘De vrouwen en kinderen, waaronder mijn neefjes Walder en Walder, hadden zich verstopt. Nadat Winterfel verwoest was zijn de overlevenden teruggevoerd naar Fort Gruw door die zoon van heer Bolten.’
‘Boltens zóón?’ Robbs stem klonk gespannen.
Walder Stroom nam het woord. ‘Een bastaardzoon, meen ik.’
‘Toch niet Rammert Sneeuw? Heeft heer Rous nog een andere zoon?’ Robb keek boos. ‘Die Rammert was een monster en een moordenaar en is als lafaard geëindigd. Of dat is mij althans verteld.’
‘Daar kan ik niets over zeggen. Een oorlog brengt altijd grote verwarring met zich mee. Veel valse berichten. Het enige wat ik kan zeggen is dat mijn neefjes beweren dat het de bastaardzoon van Bolten was die de vrouwen van Winterfel heeft gered, en de kinderen. Ze zijn nu veilig in Fort Gruw, iedereen die nog over is.’
‘Theon,’ zei Robb plotseling. ‘Wat is er met Theon Grauwvreugd gebeurd? Is hij gesneuveld?’
Lamme Lothar spreidde zijn handen. ‘Dat kan ik u niet zeggen, uwe genade. Walder en Walder vermeldden niet wat er van hem geworden was. Misschien weet heer Bolten het, als hij bericht heeft gekregen van die zoon van hem.’
Ser Brynden zei: ‘We zullen het hem zeker vragen.’
‘U bent allemaal verslagen, zie ik. Het spijt mij dat ik u deze nieuwe onheilstijding heb gebracht. Misschien moeten wij morgen verder spreken. Onze kwestie kan wel wachten tot u zich weer hersteld hebt…’
‘Nee,’ zei Robb. ‘Ik wil dat de zaak geregeld is.’
Haar broer Edmar knikte. ‘Ik ook. Brengt u het antwoord op ons aanbod mee, heer?’
‘Zeker.’ Lothar glimlachte. ‘Mijn vader heeft mij opgedragen uwe genade te zeggen dat hij instemt met deze nieuwe huwelijksverbintenis tussen onze huizen en zijn trouw aan de Koning in het Noorden zal bekrachtigen, op voorwaarde dat zijne genade de koning zich in hoogst eigen persoon van aangezicht tot aangezicht verontschuldigt voor de belediging, het huis Frey aangedaan.’
Een verontschuldiging was geen al te hoge prijs, maar deze kleingeestige voorwaarde van heer Wal der beviel Catelyn meteen al niet.
‘Dat verheugt mij,’ zei Robb behoedzaam. ‘Het is nooit mijn wens geweest een breuk tussen ons te veroorzaken, Lothar. De Freys hebben dapper voor mijn zaak gestreden. Ik wil hen graag opnieuw aan mijn zijde hebben.’
‘U bent al te vriendelijk, uwe genade. Nu u deze voorwaarden aanvaardt heb ik de opdracht heer Tulling de hand van mijn zuster aan te bieden, jonkvrouw Roslin, een maagd van zestien jaar. Roslin is mijn vaders jongste docher bij vrouwe Bethanie van het huis Rooswijck, zijn zesde echtgenote. Ze is zachtaardig en heel muzikaal.’
Edmar ging verzitten. ‘Zou het niet beter zijn als ik haar eerst leerde ken…’
‘U zult haar leren kennen als u getrouwd bent,’ zei Wal der Stroom kortaf. ‘Tenzij heer Tulling de behoefte gevoelt eerst haar tanden te tellen?’
Edmar beheerste zich. ‘Ik zal u op uw woord geloven waar het haar tanden betreft, maar het zou wel zo aangenaam zijn als ik haar gezicht zou mogen zien voor ik haar tot gemalin nam.’
‘U moet haar nu aanvaarden, heer,’ zei Wal der Stroom. ‘Of mijn vader trekt zijn aanbod in.’
Lamme Lothar spreidde zijn handen. ‘Mijn broer spreekt met de onverbloemdheid van een krijgsman, maar het is waar wat hij zegt. Mijn vader wenst dat dit huwelijk meteen plaatsvindt.’
‘Metéén?’ Edmar klonk zo ongelukkig dat bij Catelyn de onwaardige gedachte opkwam dat hij misschien van plan was geweest de verloving te verbreken zodra de krijgshandelingen achter de rug waren.
‘Is heer Walder vergeten dat we in oorlog zijn?’ vroeg Brynden Zwartvis op scherpe toon.
‘Integendeel,’ zei Lothar. ‘Daarom staat hij er juist op dat het huwelijk nu plaatsvindt, ser. In oorlogen vallen doden, zelfs onder jonge en sterke mannen. Wat moet er van ons bondgenootschap worden als heer Edmar sneuvelt voordat hij Roslin tot bruid heeft genomen? En dan moet er nog rekening worden gehouden met mijn vaders leeftijd. Hij is ruim negentig, en het is onwaarschijnlijk dat hij het einde van deze strijd zal meemaken. Het zal zijn nobele hart geruststellen om zijn dierbare Roslin veilig getrouwd te weten voor de goden hem wegnemen, zodat hij kan sterven in de wetenschap dat het meisje een krachtige echtgenoot heeft die haar zal koesteren en beschermen.’
En we willen allemaal dat heer Walder als een gelukkig man sterft. De regeling zat Catelyn steeds minder lekker. ‘Mijn broer heeft zojuist zijn eigen vader verloren. Hij heeft tijd nodig om te rouwen.’
‘Roslin is een vrolijk meisje,’ zei Lothar. ‘Zij is misschien net wat heer Edmar nodig heeft om hem over zijn verdriet heen te helpen.’
‘En mijn vader heeft het niet meer zo op langdurige verlovingen,’ voegde de bastaard Wal der Stroom eraan toe. ‘Ik zou niet weten waarom.’
Robb wierp hem een kille blik toe. ‘U bent duidelijk genoeg, Stroom. Als u ons nu wilt excuseren, heren?’
‘Zoals uwe genade beveelt.’ Lamme Lothar stond op en hompelde steunend op zijn bastaardbroer het vertrek uit.
Edmar was ziedend. ‘Dus met andere woorden: mijn belofte is van nul en generlei waarde. Waarom zou ik mijn bruid door die ouwe wezel laten kiezen? Heer Walder heeft nog meer dochters dan die Roslin, en kleindochters ook. Ik had dezelfde keus moeten krijgen als jij. Ik ben zijn leenheer, hij mag in zijn handen knijpen dát ik met een dochter van hem wil trouwen.’
‘Hij is een trotse man, en wij hebben hem gekrenkt,’ zei Catelyn.
‘Dat de Anderen die trots van hem halen! Ik laat me niet in mijn eigen zaal te schande maken. Mijn antwoord is nee.’
Robb keek hem vermoeid aan. ‘Ik zal u geen bevel geven. Op dit punt niet. Maar als u weigert zal heer Frey dat weer als een krenking opvatten en is er geen enkele hoop meer dat het nog rechtgezet kan worden.’
‘Dat weet je maar nooit,’ hield Edmar vol. ‘Frey wil me al voor een van zijn dochters hebben sinds de dag dat ik geboren ben. Hij zal een kans als deze heus niet door zijn graaivingers laten glippen. Als Lothar hem ons antwoord heeft overgebracht komt hij kwispelend terug om een verloving te accepteren… met een dochter van mijn keus.’
‘Misschien, te zijner tijd,’ zei Brynden Zwartvis. ‘Maar kunnen we wachten, terwijl Lothar met bod en tegenbod heen en weer rijdt?’
Robbs handen balden zich tot vuisten. ‘Ik móét naar het Noorden terug. Mijn broertjes dood, Winterfel afgebrand, mijn mensen over de kling gejaagd… alleen de goden weten wat die bastaard van Bolten in zijn schild voert, en of Theon nog leeft en op vrije voeten is. Ik kan hier niet gaan zitten afwachten of er al dan geen huwelijk zal worden gesloten.’
Читать дальше