‘Ik wist niet dat ik ziek was,’ zei Badri. Hij plukte nerveus aan zijn badjas. ‘Ik had de hele ochtend hoofdpijn gehad, maar ik dacht dat het door het overwerk kwam. Ik had moeten weten dat er iets aan de hand was, ik had de reis moeten afbreken.’
En ik had moeten weigeren Kivrin onder mijn hoede te nemen, ik had Gilchrist de parameters moeten laten natrekken, ik had hem het net moeten laten openen zodra je zei dat er iets mis was.
‘Ik had het net moeten openen toen u ziek werd en niet op het rendez-vous moeten wachten,’ zei Badri, met zijn ceintuur spelend. ‘Ik had het meteen moeten openen.’
Dunworthy keek onwillekeurig naar de muur, maar er hingen geen monitoren boven het bed. Badri had niet eens een armband om zijn pols. Wist Badri niet dat Gilchrist het net had gesloten? Hadden ze het voor hem verzwegen om zijn herstel niet in gevaar te brengen, net zoals ze voor Dunworthy hadden verzwegen dat Mary dood was?
‘Ze wilden me niet laten gaan,’ zei Badri. ‘Ik had erop moeten staan.’
Ik moet het hem vertellen, dacht Dunworthy, maar hij zei niets. Hij bleef zwijgend toekijken terwijl Badri het ceintuur verfrommelde en hij voelde een groot medelijden.
‘Montoya heeft me over Kivrin verteld,’ zei Badri. ‘Denkt u dat ze dood is?’
Ik hoop het, dacht hij. Ik hoop dat ze aan het virus is gestorven voor ze ontdekte in welke tijd ze was. Voor ze merkte dat we haar aan haar lot overlieten. ‘Jij kon er niets aan doen,’ zei hij.
‘Ik was maar twee dagen te laat. Ik weet zeker dat ze er anders nog was geweest. Twee dagen maar.’
‘Wat?’ zei Dunworthy.
‘Ik had gevraagd of ik op de zesde uit het ziekenhuis mocht, maar ze wilden me pas de achtste laten gaan. Ik heb het net zo snel mogelijk geopend, maar ze was er niet.’
‘Waar heb je het over?’ vroeg Dunworthy. ‘Hoe kon je het net openen? Gilchrist heeft het gesloten.’
Badri keek hem aan. ‘We hebben de kopie gebruikt.’
‘Welke kopie?’
‘Van de lokalisatie,’ zei Badri verwonderd. ‘U maakte zich zo druk over de manier waarop Middeleeuwen de reis aanpakte, dat ik het beter vond een kopie te maken voor het geval er iets mis zou gaan. Daar wilde ik u voor de kerst nog over spreken, maar u was er niet. Ik had een briefje achtergelaten.’
‘Een briefje,’ zei Dunworthy.
‘Het lab was open, daarom heb ik via het net van Balliol een tweede lokalisatie gedaan,’ zei Badri. ‘U was zo bang.’
Dunworthy voelde zijn knieën ineens knikken. Hij ging op het bed zitten.
‘Ik wilde het u nog zeggen,’ zei Badri, ‘maar ik was te ziek om uit mijn woorden te komen.’
Al die tijd was er dus een kopie geweest. Hij had dagen verspild om Gilchrist zover te krijgen dat hij het lab weer vrijgaf, om Basingame op te sporen, om Polly Wilson in de centrale computer van de universiteit te laten inbreken, en al die tijd had er een kopie gezeten in de computer van Balliol. En Badri had geprobeerd het hem te vertellen.
‘Kun je het net nog een keer openen?’
‘Natuurlijk, maar zelfs als ze de pest niet heeft…’
‘Die heeft ze niet,’ zei Dunworthy. ‘Ze is ingeënt.’
‘Maar dan is ze nog niet op het rendez-vous. Er zijn al acht dagen voorbij, zo lang heeft ze echt niet gewacht.’
‘Kan er iemand anders doorheen?’
‘Iemand anders?’ herhaalde Badri niet begrijpend.
‘Om haar te zoeken. Kan iemand dezelfde coördinaten gebruiken?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Hoe lang heb je nodig om het net in te stellen, zodat we het kunnen proberen?’
‘Hoogstens twee uur. De coördinaten voor tijd en plaats zijn al ingevoerd, maar ik weet niet hoeveel verschuiving er zal optreden.’
De zaaldeur vloog open en Colin kwam naar binnen. ‘O, hier bent u. De zuster zei dat u een eindje was gaan lopen, maar ik kon u nergens vinden. Ik dacht dat u verdwaald was.’
‘Nee,’ zei Dunworthy, zonder zijn blik van Badri af te wenden.
‘Ze zei dat ik u moest halen.’ Colin pakte hem bij zijn arm en hielp hem overeind. ‘U mag zich niet te veel inspannen.’ Hij nam hem mee naar de deur.
Dunworthy bleef staan en draaide zich om naar Badri. ‘Welk net heb je op de achtste gebruikt?’
‘Dat van Balliol,’ zei Badri. ‘Ik was bang dat een deel van het permanente geheugen was gewist toen Brasenose werd gesloten en ik had geen tijd om eerst allerlei controles uit te voeren.’
Colin probeerde hem mee te trekken. ‘Het ouwe mens komt over een halfuur en dan moet u in bed liggen. U zult het niet leuk vinden als zij u hier vindt.’ Hij liet de deur dichtvallen. ‘Het spijt me dat ik niet eerder ben geweest, maar ik moest naar Godstow om het rooster voor de inentingen te brengen.’
Dunworthy leunde tegen de deur. Het tijdsverschil kon te groot zijn, de ingenieur zat in een rolstoel, en hij wist niet eens of hij op eigen kracht terug naar zijn kamer kon lopen. Zo bang. Hij dacht dat Badri had bedoeld: U was zo bezorgd dat ik besloot de coördinaten opnieuw in te voeren, maar hij had bedoeld dat hij een kopie had gemaakt. Een kopie.
‘Gaat het wel?’ vroeg Colin. ‘U krijgt toch geen terugval, hoop ik?’
‘Nee,’ zei hij.
‘Heeft u meneer Chaudhuri gevraagd de lokalisatie over te doen?’
‘Nee, er is een kopie.’
‘Een kopie?’ zei Colin opgewonden. ‘Helemaal compleet?’
‘Ja.’
‘Dus u kunt haar nog redden?’
Dunworthy zocht weer steun bij de brancard. ‘Ik weet het niet.’
‘Ik zal u wel helpen,’ zei Colin. ‘Wat kan ik doen? U hoeft het maar te zeggen. Ik kan mensen voor u bellen of dingen voor u halen. U hoeft zelf niets te doen.’
‘Misschien lukt het niet,’ zei Dunworthy. ‘Het tijdsverschil…’
‘Maar u gaat het toch zeker proberen? Ja toch?’
Met elke stap kreeg hij het benauwder. Badri had al een terugval gehad en zelfs als ze het laboratorium haalden, zou het net hem misschien niet eens doorlaten.
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik zal het proberen.’
‘Apocalyptisch!’ zei Colin.
AFSCHRIFT UIT HET DOMESDAY BOOK
(078926–079064)
Vrouwe Imeyne, de moeder van Guillaume D’Iverie.
(Pauze)
Rosemund wordt steeds zwakker. Ik kan helemaal geen pols meer voelen en haar huid is geel en wasachtig, wat een slecht teken is. Agnes verzet zich uit alle macht. Ze heeft nog geen builen en ze geeft ook niet over. Ik geloof dat dat een goed teken is. Eliwys heeft Agnes’ haar moeten afsnijden. Ze trok er de hele tijd aan terwijl ze mijn naam riep.
(Pauze)
Roche heeft Rosemund gezalfd. Ze kon natuurlijk niet biechten. Met Agnes lijkt het iets beter te gaan, hoewel ze daarnet een bloedneus had. Ze vroeg waar haar belletje was.
(Pauze)
Vuile schoft! Je mag haar niet meenemen, ze is nog maar een kind. Maar dat is je specialiteit, geloof ik, het afslachten van onnozele kinderen. De baby van de meier, het hondje van Agnes en de jongen die hulp ging halen toen ik in de hut was. Allemaal dood, maar nu is het genoeg! Je krijgt haar niet, smeerlap, ik wil het niet hebben!
Agnes stierf de dag na nieuwjaar, toen ze nog steeds om Kivrin riep.
‘Ze is er al,’ zei Eliwys, zacht in haar hand knijpend. ‘Vrouwe Katherine is bij je.’
‘Niet waar!’ jammerde Agnes met een hese, maar nog krachtige stem. ‘Ze moet komen!’
‘Ik zal het zeggen,’ beloofde Eliwys. Met een licht verwonderde uitdrukking keek ze naar Kivrin. ‘Ga Vader Roche halen,’ zei ze.
‘Waarom?’ vroeg Kivrin. Hij had Agnes de eerste nacht al de laatste sacramenten toegediend, waarbij het meisje wild naar hem had geschopt en geslagen. Sindsdien had hij zich niet meer bij haar in de buurt gewaagd. ‘Bent u ziek, vrouwe?’
Читать дальше