De stuurman liep opnieuw weg van de radio, en kwam even later Barlennan tegen.
“Het is bijna tijd voor jouw wacht om het werk aan de platen over te nemen,” zei de kapitein. “Ik ga naar de rivier. Is er nog iets dat je voor je werk nodig hebt?”
Dondragmer vertelde wat hij over zand had gehoord.
“Je kunt het kleine beetje dat ik nodig heb wel meebrengen, denk ik, zonder dat je het vuur te heet moet opstoken; of was je van plan met een volle lading terug te komen?”
“Nee; ik maak deze tocht voornamelijk voor mijn plezier. Nu de lentewind is gaan liggen en we weer briesjes van alle mogelijke kanten gaan krijgen lijkt een beetje oefening in het navigeren me wel nuttig. Wat heb je tenslotte aan een kapitein die zijn schip niet kan besturen?”
“Precies. Hebben de Vliegers je verteld waar de machines op dit dek voor zijn?”
“Zo ongeveer wel, maar als ik echt overtuigd was dat er een gebogen ruimte bestaat zou ik hun uitleg makkelijker kunnen slikken. Ze eindigden weer met de bekende kreet dat woorden eigenlijk niet voldoende zijn om het te beschrijven. Wat anders kun je gebruiken dan woorden, in de naam van de Zonnen?”
“Ik heb er ook al over nagedacht; ik geloof dat het ook weer een aspect is van de hoeveelheidscode die ze wiskunde noemen. Ik houd zelf het meest van mechanica; daar kun je meteen wat mee doen.” Hij wuifde met een arm naar een van de wagentjes en met een andere naar de plek waar de differentiaalkatrol lag.
“Dat is waar. We hebben een hoop om mee naar huis te nemen — en sommige dingen kunnen we beter niet te snel bekend maken.” Hij gebaarde naar wat hij bedoelde, en de stuurman beaamde dit nuchter. “Maar er is niets dat ons weerhoudt om er nu mee te spelen.” De kapitein liep weg en Dondragmer keek hem na met een mengsel van ernst en vermaak. Hij wou dat Reejaaren hier was; hij had nooit veel opgehad met de eilander, en nu zou hij misschien minder overtuigd zijn dat de bemanning van de Bree uitsluitend uit leugenaars bestond.
Dergelijke overpeinzingen waren echter tijdverlies. Hij had werk te doen. Platen van het metalen monster trekken was minder leuk dan horen hoe hij proeven moest doen, maar hun helft van de overeenkomst moest worden nagekomen. En hij liep de heuvel op terwijl hij zijn wacht naar zich toeriep.
Barlennan liep door naar de Bree . Die stond al gereed, met twee matrozen aan boord en het vuur op de goede temperatuur. Het enorme uitspansel van glinsterend, bijna doorzichtig weefsel maakte hem vrolijk: net als de stuurman dacht hij aan Reejaaren, maar hij wilde de reactie van de tolk zien als deze zag waarvoor zijn materiaal gebruikt werd. Vertrouw niet op naden, nota bene! Barlennans mensen wisten ook wel iets, ook zonder vriendelijke Vliegers om ze te helpen. Hij had zijn zeilen al met het spul versteld voor ze tienduizend kilometer van het eiland van de zweefvliegers vandaan waren, en zijn naden hadden het zelfs gehouden toen ze voor de opening van de vallei van de wind lagen.
Hij gleed door de opening in de reling, maakte die stevig achter zich dicht en blikte even in de vuurhaard, die bekleed was met metaalfolie uit een condensator die de Vliegers welwillend hadden geschonken. Al het touwwerk scheen strak en stevig te zijn; hij knikte naar de bemanning. Een van hen wierp nog een paar stukken hout op het gloeiende, vlamloze vuur in de haard; de ander gooide de meertouwen los.
Rustig, zijn dertien meter brede bol van weefsel strakgespannen door de hete lucht, steeg de nieuwe Bree op van de hoogvlakte en dreef hij op de lichte bries in de richting van de rivier.