We hoefden ons geen zorgen te maken over struikgewas; dit woud was als een park, bomen en gras, geen dicht kreupelhout. Dat stuk was nog niet zo gek, behalve dat we tekort aan pijlen kregen. Daar liep ik over te tobben toen ik iets opmerkte. ‘Hé, jullie daar vooraan! Jullie zijn de goede richting kwijt. Je moet naar rechts aanhouden.’ Ster had de richting voor me aangegeven toen we de weg verlieten maar ik moest de richting aanhouden; haar richtingknobbel stelde niet veel voor en Rufo was net eender.
‘Het spijt me, Heer leider,’ riep Ster terug. ‘Het lopen ging een beetje moeilijk.’
Ik liep naar ze toe. ‘Rufo, hoe gaat het met je been?’ Er stonden zweetdruppels op zijn voorhoofd.
In plaats van me te antwoorden zei hij: ‘Vrouwe, het zal spoedig donker zijn.’
‘Dat weet ik,’ zei ze rustig. ‘Het wordt dus tijd voor het avondeten. Heer Echtgenoot, die grote platte rots daarboven lijkt een goede plek.’
Ik dacht dat ze in de war was en dat dacht Rufo ook, maar om een andere reden. ‘Maar, Vrouwe, we zijn ver op het tijdschema ten achter.’
‘En dat zal nog veel erger worden tenzij ik je been weer behandel.’
‘Laat me maar liever achter,’ mompelde hij.
‘Houd jij maar liever je mond tot je advies wordt gevraagd,’ zei ik tegen hem. ‘Ik zou nog geen Gehoornde Geest achterlaten om door de ratten opgegeten te worden. Ster, hoe zullen we dit doen?’
De grote platte rots die als een schedel uit de bomen voor ons oprees was het bovengedeelte van een kalkstenen rolkei waarvan het onderste gedeelte in de grond gezonken was. Ik hield er midden op de wacht terwijl Rufo naast me zat en Ster op kardinale en semikardinale punten bewaking inschakelde. Ik kon niet zien wat ze deed omdat ik uit mijn doppen moest kijken naar alles achter haar met een pijl op mijn boog, gereed om het neer te slaan of af te schrikken terwijl Rufo op de andere kant lette. Maar Ster heeft me later verteld dat de bewaking in de verste verte geen ‘toverij’ is maar binnen het bereik van de technologie van de Aarde, zodra er maar een pientere jongen op het idee komt — een ‘geëlektrificeerd hek’ zoals een radio een telefoon is zonder de draden, een overeenkomst die niet opgaat.
Maar het was maar goed dat ik eerlijk op wacht stond en niet trachtte uit te vinden hoe zij die tovercirkel construeerde, want ze werd aangevallen door de enige rat die we ontmoet hadden die geen verstand had. Hij kwam recht op haar af, mijn pijl langs haar oor waarschuwde haar en ze maakte hem af met haar zwaard. Het was een heel oud mannetje, zonder tanden en met witte snorharen en vermoedelijk niet goed bij zijn verstand. Hij was zo groot als een wolf en met twee dodelijke wonden toch nog een roodogige schurftige furie.
Toen de laatste bewaking ingeschakeld was zei Ster tegen me dat ik me niet druk meer hoefde te maken over de lucht; omdat de bewaking niet alleen een hek om maar ook een dak boven de cirkel vormde. Zoals Rufo zegt, als Zij het zegt geeft dat de doorslag. Rufo had de vouwdoos gedeeltelijk uitgepakt terwijl hij oplette; ik haalde er haar dokterstas uit, meer pijlen voor ons allemaal en eten. Geen onzin over dienaar en voorname lui, we aten samen, zittend of liggend en Rufo languit om zijn been een kans te geven terwijl Ster hem bediende en hem soms hapjes in zijn mond stopte volgens de regels van de Neviaanse gastvrijheid. Ze had een hele tijd aan zijn been besteed terwijl ik haar bijlichtte en haar dingen aangaf. Ze bedekte de wond met een lichte gelei voor ze er een verband over aanbracht. Als het pijn deed praatte Rufo daar niet over.
Terwijl we zaten te eten werd het donker en langs het onzichtbare hek verschenen ogen, die naar ons gloeiden met de weerkaatsing van het licht waar wij bij aten en bijna net zo talrijk als de menigte op de ochtend dat Igli zichzelf opat. Ik dacht dat het merendeel ratten was. Eén groepje hield zich apart met aan weerskanten een opening in de cirkel; ik kwam tot de conclusie dat dat zwijnen moesten zijn; de ogen waren verder van de grond verwijderd.
‘Vrouwe liefste,’ zei ik, ‘houdt die bewaking het de hele nacht uit?’
‘Ja, Heer Echtgenoot.’
‘Dat moet ook. Het is te donker voor pijlen en ik zie ons ons nog geen weg door die menigte hakken. Ik ben bang dat je je tijdschema weer zult moeten herzien.’
‘Dat kan ik niet, Heer Held. Maar je kunt die beesten wel vergeten. Nu gaan we vliegen.’
Rufo kreunde. ‘Daar was ik al bang voor. Je weet, dat ik er zeeziek van word.’
‘Arme Rufo,’ zei Ster zachtjes. ‘Wees niet bevreesd, oude vriend. Ik heb een verrassing voor je. Voor het geval er iets dergelijks zou gebeuren heb ik in Cannes dramamine gekocht — je weet wel, dat middel dat de invasie in Normandië op de Aarde heeft gered. Of misschien weet je dat ook wel niet.’
Rufo antwoordde:’ ‘Weten?’ Ik was bij die invasie, Vrouwe — en ik ben allergisch voor dramamine; ik heb de hele reis naar Omaha Beach over de reling gehangen. Ergste nacht die ik ooit gehad heb — wel, ik zou nog liever hier zijnl’
‘Rufo,’ vroeg ik, ‘ben je werkelijk op Omaha Beach geweest?’
‘Verdorie, jazeker, Baas. Ik deed al Eisenhowers denkwerk voor hem.’
‘Maar waarom? Het was geen gevecht waar jij wat mee te maken had.’
‘Vraag jezelf maar eens af waarom jij in dit gevecht gewikkeld bent, Baas. In mijn geval waren het Franse grieten. Aards en onbelemmerd en ze vinden het altijd leuk en ze willen graag wat bijleren. Ik herinner me één kleine mademoiselle van Armentières’ — hij sprak het goed uit — ‘Die niet —’
Ster onderbrak hem. ‘Terwijl jullie tweeën vrijgezellenherinneringen ophalen, zal ik het vlieggerei in orde brengen.’ Ze stond op en ging naar de vouwdoos.
‘Ga door, Rufo,’ zei ik, me afvragend hoe ver hij met dit verhaal zou gaan.
‘Nee,’ zei hij korzelig. ‘Zij zou het niet prettig vinden. Dat kan ik zien. Baas, je hebt de meest vervloekte invloed op haar gehad. Elk ogenblik damesachtiger en dat is helemaal niets voor Haar. Voor je het weet is ze op Vogue geabonneerd en dan weet je helemaal niet meer hoe ver het gaan zal. Ik begrijp het niet, zo’n knappe jongen ben je nou ook niet. Dat is niet als een belediging bedoeld.’
‘Zo vat ik het ook niet op. Nou, vertel het me dan een andere keer maar eens. Als je het je nog herinneren kunt.’
‘Ik zal haar nooit vergeten. Maar, Baas, zeeziekte is nog niet de helft. Jij denkt dat deze bossen vergeven zijn. Nou, in die bossen waar we heengaan — met knikkende knieën, ik tenminste — in die bossen zitten draken.’
‘Dat weet ik.’
‘Dus dat heeft Zij je verteld? Maar je moet het zien voor je het kunt geloven. De bossen zitten er vol mee. Meer dan er Jansens in Amsterdam zijn. Grote, kleine en de tweetons tiener-maat, die eeuwig en altijd honger hebben. Jij vindt het misschien leuk om door een draak te worden opgegeten; ik niet. Het is vernederend. En afdoend. Ze moesten draken-vergif sproeien, dat moesten ze doen. Het moest bij de wet verboden worden.’
Ster was teruggekomen. ‘Nee, het zou niet bij de wet verboden moeten worden,’ zei ze streng. ‘Rufo, je moet niet te keer gaan over dingen die je niet begrijpt. Het verstoren van het ecologische evenwicht is de grootste fout die een regering zou kunnen maken.’
Rufo hield verder tegenmompelend zijn mond. Ik zei: ‘Mijn enige liefste, wat heb je aan een draak? Leg me dat eens uit.’
‘Ik heb nooit een balans over Nevia opgemaakt, dat is mijn verantwoordelijkheid niet. Maar ik kan me de verschuivingen in het evenwicht voorstellen die het gevolg zouden zijn van een poging om de draken kwijt te raken — wat de Nevianen best zouden kunnen; je hebt gezien dat er met hun technologie niet valt te spotten. Die ratten en zwijnen vernielen de oogst. Ratten helpen de zwijnen in toom te houden door biggen op te eten. Maar voor de oogst zijn ratten nog erger dan zwijnen. Overdag grazen de draken in deze zelfde bossen — draken zijn dagdieren, ratten zijn nachtdieren en gaan op het heetst van de dag hun holen in. De ratten en de zwijnen vreten het struikgewas weg en de draken bijten de onderste takken af. Maar draken lusten ook wel een smakelijk ratje, dus als er een een rattenhol ontdekt spuwt hij er een vlam in, doodt niet altijd de volwassen ratten omdat ze voor ieder nest twee gangen graven, maar hij dood zeker alle kleintjes — en dan graaft de draak zich in en doet zich te goed aan zijn meestgeliefde hapje. Er bestaat al tijden lang een afspraak die neerkomt op een verdrag dat de mensen de draken niet zullen lastig vallen zolang ze op hun eigen terrein blijven en de ratten in toom houden.’
Читать дальше