Er ging een uur voorbij voordat Cargill zich via de intercom meldde. ‘Ja hoor, ze zijn er nog, schipper,’ zei de eerste officier grimmig. ‘Herinnert u zich die luchtververser op het B-dek nog dat half gesmolten ding dat Sandy destijds gerepareerd heeft?’
‘Ja.’
‘Nou, die steekt niet meer zoals vroeger een eind in de gang uit. Sandy zegt dat het ding zo onmogelijk werken kan en hij is momenteel bezig het uit elkaar te halen — maar voor mij is dit voldoende bewijs. We hebben ze nog steeds aan boord.’
‘Trommel de Mariniers bij elkaar, Nummer Een. Ik ga naar de brug.’
‘Tot uw orders, meneer.’ Cargill keerde terug naar het luchtverversingsapparaat. Sinclair had de kap losgeschroefd en zat nu onder binnensmonds gemopper de aldus blootgelegde machinerie te onderzoeken.
Het inwendige was veranderd. Het omhulsel had een andere vorm gekregen. Het door Sinclair persoonlijk geïnstalleerde extra luchtfilter was verdwenen en het overgebleven filter was onherkenbaar veranderd. Van de zijkant siepelde smurrie in een plastic zak, die bol stond van het gas; de smurrie was in hoge mate vluchtig. ‘Jae,’ mompelde Sinclair. ‘En ’t verrtoont ook de andrre typische ken-merrken, luitenant Carrgil. Zoals dichtgelaste schrroefsluitingen. En ontbrrekende onderrdelen en zo.’
‘Dus het zijn de Kaboutertjes weer.’
‘Jae,’ knikte Sinclair. ‘We dachten dat we ’t hele zootje al maanden geleden om zeep geholpen hadden — en volgens m’n inspectieboek is dit ding verrieden week nog geïnspecteerd. Twas toen norrmaal.’
‘Maar waar hebben ze zich verstopt?’ wilde Cargill weten. De hoofd-machinist zei niets. ‘Wat nu, Sandy?’
Sinclair haalde de schouders op. ‘Ik zou zeggen dat we ’t hangarrdek maar es moesten bekijken, meneerr. Dat is de plek die aan boorrd van dit schip ’t minst gebrruikt worrdt.’
‘Goed.’ Cargill drukte weer op de zoemer van de intercom. ‘Schipper, we gaan nu een kijkje nemen op het hangardek — maar ik vrees dat we er niet meer aan hoeven te twijfelen. Er bevinden zich levende Kaboutertjes aan boord van dit schip.’
‘Ga je gang, Jack. Ik zal dit moeten rapporteren aan de Lenin.’ Rod haalde diep adem en zijn handen omklemden de armleuningen van zijn commandostoel alsof hij op het punt stond zich in het strijdgewoel van een ruimteslag te storten. ‘Verbind me met de admiraal.’ Kutuzovs zware gelaatstrekken zwommen het beeldscherm binnen. Gejaagd bracht Rod verslag uit. ‘Ik weet niet hoeveel het er zijn, meneer,’ besloot hij zijn verhaal. ‘Mijn officieren zijn momenteel bezig naar verdere sporen van de aanwezigheid van de miniatuurtjes te zoeken.’
Kutuzov knikte. Het bleef geruime tijd stil terwijl de Admiraal naar een punt ergens over Blaines linkerschouder staarde. ‘Kapitein, hebt u mijn orders betreffende communicatie opgevolgd?’ vroeg hij ten slotte.
‘Jawel, meneer. We hebben alle inkomende en uitgaande signalen voortdurend in de gaten gehouden. Er was niets.’
‘Niets, voor zover wij weten,’ verbeterde de Admiraal. ‘We mogen niets zo maar aannemen, maar het is mogelijk dat deze schepsels kans gezien hebben in contact te komen met andere Splinterwezens. Als dat zo is, dan bestaan er aan boord van MacArthur geen geheimen meer voor ze. En mocht het niet zo zijn — Kapitein, u beveelt expeditie onmiddellijk naar MacArthur terug te keren, en u treft voorbereidingen om op hetzelfde ogenblik dat ze aan boord zijn naar Nieuw-Caledonië te vertrekken. Is dat goed begrepen?’
Tot uw orders, meneer,’ snauwde Blaine. ‘U bent het niet met mij eens?’
Rod dacht een ogenblik na. Hij had nog niet verder gedacht dan het woedende gebrul dat hem van Horvath en de anderen te wachten stond, wanneer hij het hun straks vertelde. En tot zijn verbazing kwam hij tot de slotsom dat hij het wel degelijk met de Admiraal eens was. ‘Jawel, meneer. Ik zou geen betere handelwijze kunnen bedenken. Maar veronderstel dat ik erin slaag het ongedierte uit te roeien, meneer?’
‘Kunt u er ooit zéker van zijn dat u daarin geslaagd bent, kapitein?’ vroeg Kutuzov. ‘Dat kunt u niet, en ik ook niet. Als we eenmaal uit dit zonnestelsel weg zijn kunnen we de MacArthur onderdeeltje voor onderdeeltje uit elkaar halen zonder er bang voor te hoeven zijn dat ze kans zullen zien zich met anderen in verbinding te stellen. Maar zolang wij hier zijn blijft gevaar constant dreigen, en dat is risico dat ik niet bereid ben te aanvaarden.’
‘Wat moet ik tegen de Splinters zeggen, meneer?’ vroeg Rod. ‘U zegt tegen hen dat er plotselinge ziekte uitgebroken is aan boord van uw schip, Kapitein. En dat we ons genoodzaakt zien terug te keren naar Keizerrijk. U mag hun zeggen dat uw commandant het bevolen heeft en dat u er geen andere verklaring voor heeft. Als verklaringen later nodig mochten blijken, zal Ministerie van Externe Zaken ruimschoots tijd hebben om die voor te bereiden. Voor het ogenblik kunnen we het daarbij laten.’
‘Jawel, meneer.’ Het beeld van de Admiraal vervaagde. Rod draaide zich om naar de officier van de wacht. ‘Meneer Crawford, binnen enkele uren vertrekken we ‘naar huis. Verwittig de chefs van de afdelingen en verbind me daarna met Renner op Splinter Alpha.’
In het Kasteel klonk een gedempt alarmsignaal. Kevin Renner keek slaperig op en zag zijn Splinter voor het beeldscherm van de intercom zitten, dat zichtbaar werd binnen de omlijsting van een van de decoratieve schilderijen aan de muur. ‘De kapitein wil je spreken,’ zei de Splinter.
Renner wierp een blik op zijn zakcomputer. Aan boord van de MacArthur was het bijna twaalf uur in de middag, maar in Kasteelstad was het midden in de nacht. Slaperig kwam hij zijn bed uit en liep naar het beeldscherm. Toen hij de uitdrukking op Blaines gezicht zag was hij meteen klaar wakker. ‘Ja, schipper?’
‘We zitten hier aan boord met een klein probleem, meneer Renner. U zult de Splinters moeten vragen al onze mensen terug te sturen hierheen. Uzelf daarbij inbegrepen.’
‘Doctor Horvath zal niet weg willen, meneer,’ zei Renner. Razendsnel flitsten er allerlei gedachten door zijn hoofd. Er was iets ernstig mis, hier, en als hij dat daaruit opmaken kon, dan konden de Splinters dat ook.
Blaines beeld knikte. ‘Niettemin zal hij moeten, meneer. Zorg ervoor.’
Jawel, meneer. En onze Splinters?’
‘O, die kunnen met jullie meekomen naar de sloep,’ zei Blaine. ‘Zó ernstig is het nu ook weer niet. Het is alleen maar een oc-kwestie.’ Het duurde een seconde voordat het tot hem doordrong. Maar toen het eenmaal tot hem doorgedrongen was, was Renner zichzelf volkomen meester. Tenminste, dat hoopte hij. ‘Tot uw orders, kap’tein. We komen eraan.’
Hij liep terug naar zijn bed en ging voorzichtig op de rand zitten. Terwijl hij zijn laarzen aantrok probeerde hij na te denken. De Splinters konden de code-aanduidingen van de Marine onmogelijk kennen, maar oc betekende de hoogste militaire prioriteit… en Blaine had veel te nonchalant geklonken, toen hij dat zei.
Oké, dacht hij bij zichzelf. De Splinters weten dat ik toneel speel. Dat kan niet anders. Er is daar buiten sprake van een militaire noodsituatie en ik moet de potentiële gijzelaars van deze planeet weg zien te krijgen zonder dat de Splinters aan hun neus te hangen. En dat betekent dat de Splinters niet wéten dat er sprake is van een militaire noodtoestand, en dat is ergens te onwaarschijnlijk om los te lopen. ‘Fyunch(klik),’ zei zijn Splinter, hem wakker schuddend uit zijn overpeinzingen. ‘Wat is er aan de hand?’
‘Ik weet het niet,’ antwoordde Renner. Naar waarheid.
I ii je wilt het niet weten ook,’ zei de Splinter. ‘Zit je in moeilijk-licden?’
‘Weet ik óók niet,’ zei Renner. ‘Je hebt gehoord wat de kapitein zei. I loc moet ik het aanleggen het hele stel in beweging te krijgen, zo maar in het holst van de nacht?’
Читать дальше