Genesis, Hoofdstuk 3, Statenvertaling
22 Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mensch is geworden als onzer één, kennende het goed en het kwaad.
Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid.
23 Zoo verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bebouwen waar hij uit genomen was.
24 En Hij dreef den mensch uit, en stelde cherubim tegen het oosten des hofs Eden en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens.
Hij zat voor een tweeëneenhalve meter grote boog van doorzichtig fluïdokrimp en zijn blik gleed eindeloos ver langs een panorama dat niet bepaald interessant was. Nog geen tien jaar geleden waren die sterren achter hem een verzameling doffe rode stippen geweest. En als hij naar de sterren voor zijn frontscherm keek, dan waren dat helse blauwe schitteringen, die zóveel licht gaven dat je erbij kon lezen. Links en rechts van zijn schip waren de grootste sterren zichtbaar afgevlakt. Maar nu waren er alleen maar sterren, witte puntjes, hier en daar een in een hemel die voor het grootste deel zwart was. De hemel was hier dunbezaaid met zonnen. En de vlammende pracht waar hij vandaan kwam, ging schuil achter wolken interstellair stof. Het licht midden in zijn gezichtsveld was geen ster. Het was zo groot als een zon, in het midden donker, en zo fel dat het gaten zou hebben gebrand in het netvlies van een mens. Het was het licht van een Bussard stuwschep dat daar fel brandde, niet meer dan twaalf kilometer van de cabine vandaan. Om de paar jaar keek Phssthpok een poosje naar de aandrijving, omdat hij er zeker van wilde zijn dat de verbranding gelijkmatig plaatsvond. Lang geleden had hij een langzame, periodieke fluctuatie opgemerkt en gecorrigeerd, zodat zijn schip niet een minuscule nova werd. Maar het blauw-witte licht was al die weken dat hij ernaar had gekeken constant gebleven.
Het grootste deel van een lang, traag leven was het heelal langs Phssthpoks schermen getrokken. Toch herinnerde hij zich maar weinig van die reis. De tijd die hij wachtend had doorgebracht, was zo arm geweest aan gebeurtenissen dat zijn geheugen er bijna niets uit had vastgehouden. Zo gaat het altijd als een Pak in het Beschermheer-stadium verkeert: zijn vredige herinneringen zijn herinneringen uit het verleden, toen hij een Groeier was, en later Voortplanter, toen de wereld nieuw was en kleurig en hij geen verantwoordelijkheden hoefde te dragen. Alleen gevaar voor zichzelf of voor zijn kinderen kan een Beschermheer veranderen van een traag, dromerig wezen in een furieuze vechtersbaas, met een woestheid die die van andere wezens verre overtreft.
Phssthpok zat te dromen in zijn crisisbank.
Onder zijn linkerhand bevonden zich de bedieningsorganen van de cabine. Als hij honger kreeg, en dat gebeurde eens per tien uur, stak hij een knobbelige hand, die nog het meeste weghad van een tiental aan elkaar geregen walnoten, in een opening rechts van hem en haalde er een kromme, gele, vlezige wortel uit ter grootte van een grote aardappel. Weken waren voorbijgegaan en al die tijd had Phssthpok in zijn crisisbank gelegen. Al die tijd had hij niets bewogen, alleen zijn handen en zijn kaken. Zijn ogen hadden zich helemaal niet bewogen.
Daarvoor was er een periode geweest van furieuze activiteit aan de oefenmachines. Een Beschermheer had de plicht om in vorm te blijven. Ook als er niemand was wiens Beschermheer hij kon zijn.
De vlam van de stuwschep brandde gestaag, of in ieder geval gestaag genoeg. De knobbelige vingers van de Beschermheer gleden over de knoppen en het heelal tolde om hem heen. Hij zag het andere heldere lichtpunt over het scherm glijden. Toen het zich precies in het volle midden bevond, zette hij de apparatuur weer vast.
Zijn doelwit was al helderder dan de sterren eromheen, maar nog steeds te vaag om meer dan een ster te zijn. Maar het was helderder dan Phssthpok had verwacht en hij wist dat hij de tijd door zijn vingers had laten glijden. Te veel dromen! Geen wonder ook. Hij had het grootste gedeelte van de twaalfhonderd jaar dat zijn reis had geduurd doorgebracht in die bank, roerloos, om zo weinig mogelijk voedsel te gebruiken. Als er geen relativiteit was geweest, zou de reis dertig keer zo lang hebben geduurd.
Hij zag eruit als het ergste geval van jicht uit de geschiedenis en hij had wekenlang zonder zich te bewegen in zijn bank gelegen, maar toch kwam de knoestige Beschermheer van het ene ogenblik op het andere in actie. De vlam van zijn aandrijving werd vager, groter, begon toen af te koelen. Een Bussard stuwschep afzetten is bijna even lastig en gevaarlijk als hem aanzetten. De interstellaire waterstof komt bij de snelheid die een stuwschep haalt opzetten als gammastraling. Ook al gebruikte hij het niet meer als brandstof, hij zou het met magnetische velden moeten laten afbuigen van zijn schip.
Hij had nu het waarschijnlijkste gedeelte van de ruimte bereikt. Voor hem hing de waarschijnlijkste ster. Nog even, dan zou zijn tocht met succes zijn bekroond. Hij was een aantal wezens te hulp gekomen, maar als ze al bestonden (als ze niet in de loop van de vele, vele jaren waren uitgestorven, als ze zich op een planeet van deze ster bevonden en niet in een minder waarschijnlijk zonnestelsel), dan zouden ze hem niet verwachten. Hun geest was bijna die van een dier. Ze kenden misschien vuur en misschien ook niet, maar ze zouden in ieder geval niet beschikken over telescopen. Toch wachtten ze op hem… in zekere zin. Als ze er waren, als ze er waren, dan wachtten ze al tweeëneenhalf miljoen jaar.
Hij zou ze niet teleurstellen.
Hij mocht ze niet teleurstellen.
Een Beschermheer zonder nakomelingen is een wezen zonder doel in zijn leven. Zo’n afwijking moet een levensdoel vinden, en snel ook, of sterven. Meestal sterft hij. In zijn geest of ergens in een klier roert zich een reflex, en hij voelt geen honger meer. Soms blijkt zo’n wezen het hele ras van de Paks te kunnen zien als zijn nakomelingschap, maar dan moet hij een manier vinden om dat ras te dienen. Phssthpok was een van die paar gelukkigen. Het zou afschuwelijk zijn als hij faalde.
Nick Sohl was op weg naar huis…
De stilte van de ruimte hing om hem heen, want zijn oren hadden geleerd het gezoem van de aandrijving te negeren. Een harde krulletjesbaard van twee weken bedekte zijn kaak en het anders gladgeschoren stuk schedel links en rechts van de wollige haarkam die alle bewoners van de Gordel droegen. Als hij zich erop concentreerde, kon hij zichzelf ruiken. Hij was gaan mijnwerken in de ringen van Saturnus, met zijn eenmansschip om zich heen en een schop in zijn hand (want de magneten die werden gebruikt om monopolen uit asteroïdaal ijzer te halen hadden veel weg van een schop). Hij was graag langer weggebleven, maar streelde zich met de gedachte dat de beschaving van de Gordel het zonder hem maar net drie weken uit zou houden.
Een eeuw geleden waren monopolen puur theorie geweest, en nog een theorie die in tegenspraak was met de bestaande ook. De theorie van de magnetische krachten zei dat een magnetische noordpool niet los van een magnetische zuidpool kon bestaan, en vice versa. Quantumtheorieën impliceerden dat ze onafhankelijk van elkaar zouden kunnen bestaan.
De eerste permanente nederzettingen waren al in volle ontwikkeling tussen de grootste asteroïden van de Gordel toen een onderzoeksteam monopolen vond, verspreid in de nikkel-ijzerkern van een asteroïde. En vandaag de dag waren monopolen geen theorie meer, maar een bloeiende industrie van de Gordel. Een door monopolen gegenereerd magnetisch veld resulteert in een omgekeerd lineaire verhouding in plaats van in een omgekeerd kwadrataire. In de praktijk betekent dat dat een op monopolen gebaseerde motor of instrument een veel groter bereik heeft. Monopolen waren waardevol op plaatsen waar gewicht belangrijk was, en in de Gordel telde gewicht altijd mee. Maar het winnen van monopolen was nog steeds het werk van één man.
Читать дальше