‘Ach kom nou, Nummer Een. Ze brengen onze mensen overal naar toe waar ze maar heen willen. Sally zegt dat ze zich in bochten wringen — nou ja, voor hen is dat niet zo moeilijk — maar hoe dan ook, ze zegt dat ze alles doen om het ons naar de zin te maken en dat ze niets voor ons verborgen houden. Jij bent al die tijd al beducht geweest voor de Splinters, hè? Heb je er ook enig idee van waarom?’
Nee, kap’tein.’ Cargill keek Blaine onderzoekend aan en kwam tot de slotsom dat zijn baas hem er niet van beschuldigde een bangerik te zijn. ‘Het is gewoon dat ik een onbestemd gevoel heb, dat me niet aanstaat.’ Hij wierp een blik op zijn zakcomputer om te kijken hoe laat het was. ‘Ik moet me haasten, schipper. Ik zou meneer Bury helpen met die koffiebeweging.’
‘O ja, Bury — over hem wilde ik het ook met je hebben, Jack. Zijn Splinter heeft nu zijn intrek genomen in het ambassadeursschip. En Bury is naar de sloep verhuisd. Waar praten die twee alzo over?’
‘Meneer? Ik dacht dat ze alleen maar zouden onderhandelen over handelsovereenkomsten?’
‘Zeker, maar Bury weet een heleboel van het Keizerrijk af. Over de economie, de industrie, de algemene omvang van de vloot, met hoeveel buitenwereldse rebellen we te kampen hebben, je kunt het zo gek niet verzinnen of hij weet er waarschijnlijk wel van.’ Cargill grinnikte. ‘Die? Die laat z’n rechterhand niet eens weten hoeveel vingers er aan z’n linker zitten, kap’tein. Denkt u dat hij die Splinter iets voor niks zal geven? Trouwens, ik heb er zo’n beetje voor gezorgd dat hij niets zal zeggen dat niet uw goedkeuring kan wegdragen.’
‘Hoe heb je dat klaargespeeld?’
‘Ik heb hem gezegd dat we de sloep van voor tot achter volgestopt hebben met afluisterapparatuur, meneer.’ Cargills grijns werd breder. ‘Goed, hij weet natuurlijk ook wel dat we al die microfoontjes niet voortdurend allemaal tegelijk kunnen afluisteren, maar —’ Rod grijnsde terug. ‘Ik denk wel dat dat afdoende zal zijn. Oké, je moest nu maar naar dat koffiepraatje gaan — weet je zeker dat je het niet erg vindt daar een handje bij te helpen?’
‘Verrek, schipper, het was m’n eigen idee. Als Bury de koks kan laten zien hoe ze betere koffie kunnen zetten tijdens alarmtoestanden, zal zelfs ik misschien anders over hem gaan denken. Trouwens, waarom wordt hij aan boord van dit schip eigenlijk als een gevangene behandeld?’
‘Een gevangene? Luitenant Cargill —’
‘Schipper, de hele bemanning weet dat er iets niet in de haak is met de aanwezigheid van die man hier aan boord. Volgens de geruchten wordt hij verdacht van medeplichtigheid aan die opstand op Nieuw-Chicago en houdt u hem zolang vast voor de Admiraliteit. Zo is het toch ongeveer, of niet soms?’
‘Ik kan alleen maar zeggen dat iemand heel wat afkletst, Jack. Meer kan ik er niet over zeggen.’
‘Natuurlijk niet. U heeft u aan uw opdracht te houden, schipper. Maar het valt me op dat u het niet probeert te ontkennen. Maar ik snap wel, hoe de vork in de steel zit. Uw ouwe heer is nog rijker dan Bury — ik vraag me af hoeveel mensen van de Marine om te kopen zouden zijn? Ik vind het een beangstigend idee, een vent die een hele planeet zou kunnen kopen als gevangene aan boord te hebben.’ En toen blies Cargill haastig de aftocht om zich naar de grote keuken voor de bemanning te begeven.
De avond tevoren was de conversatie tijdens het diner op de een of andere manier op het onderwerp koffie gekomen en had Bury zijn gebruikelijke verveelde gereserveerdheid afgelegd om een uitvoerige uiteenzetting over dit onderwerp te houden. Hij had hun van het historische Mokka-Java melange verteld, dat nog altijd geteeld werd op plaatsen zoals Makassar, en van de gelukkige combinatie van pure Java en de grua zoals die gedestilleerd werd op Prins Samuals Wereld. Hij kende de geschiedenis van de Jamaica Blue Mountain, maar niet de smaak ervan, had hij gezegd. Tegen het eind van het dessert had hij voorgesteld, een ‘koffie-proefbijeenkomst’ te houden op de manier zoals wijnproevers dat met wijnen deden.
Het was het uitstekend einde van een uitstekend diner geweest, waarbij Bury en Nabil zich als tovenaars bewogen hadden te midden van filtreertrechtertjes, kokend water en met de hand geschreven etiketten. Alle gasten hadden zich geamuseerd, en op de een of andere manier had het Bury in hun ogen tot een ander mens gemaakt; tevoren had iedereen er moeite mee gehad hem als een kenner van wat dan ook te beschouwen.
‘Maar het voornaamste geheim is de apparatuur onberispelijk schoon te houden,’ had hij gezegd. ‘De bitter smakende oliën van de koffie van gisteren pleegt zich in het inwendige ervan te verzamelen, vooral bij percolators.’
Tot besluit had Bury aangeboden de volgende dag de faciliteiten voor het koffiezetten aan boord van de MacArthur te inspecteren. Cargill, die koffie voor een oorlogsschip van even vitaal belang achtte als torpedo’s, had dit aanbod gretig aanvaard, en nu stond hij toe te kijken terwijl de gebaarde Handelsman de grote percolator onderzocht en behoedzaam een kopje vol aftapte.
‘Het toestel is beslist goed onderhouden,’ zei hij. ‘Héél goed onderhouden zelfs. Het is brandschoon en het brouwsel is niet al te vaak opgewarmd. Voor standaardkoffie is dit beslist uitstekend, luitenant.’ Verwonderd tapte Jack Cargill ook een kopje af en proefde ervan. ‘Nee maar, dit is beter dan het spul dat ze in de salon schenken.’ De koks wierpen elkaar zijdelingse blikken toe. Cargill zag het. En hij zag ook nog iets anders. Hij ging met een vinger langs de zijkant van de percolator, en toen hij hem wegtrok zat er een bruine, olieachtige veeg op.
Bury deed hetzelfde, rook aan zijn vinger en bracht die toen aan het puntje van zijn tong. Ook Cargill proefde de olie aan zijn hand. Het smaakte naar alle slechte koffie die hij ooit uit angst op zijn post in slaap te vallen gedronken had. Hij keek nog eens naar de percolator en staarde naar het tapkraantje.
‘Miniatuurtjes,’ grauwde Cargill. ‘Haal dat verdomde ding uit elkaar.’ Ze lieten het apparaat leeglopen en haalden het vervolgens uit elkaar — voor zover dat tenminste mogelijk bleek. Onderdelen die vroeger uit elkaar geschroefd konden worden, waren thans een aan elkaar gesmolten geheel. Maar het geheim van de magische percolator scheen te schuilen in een selectieve doorlaatbaarheid van de metalen binnenwand. Die liet de oudere oliën door.
‘Mijn maatschappij zou dat geheim graag van de Marine willen kopen,’ zei Bury.
‘En wij zouden graag willen dat het van ons was, zodat we het kónden verkopen. Oké, Ziffren, hoe lang is dit geintje al aan de gang?’
‘Meneer?’ De sergeant-kok scheen na te denken. ‘Ik weet het niet, meneer. Een maand of twee misschien.’
‘Was het al zo vóórdat we het hele schip gesteriliseerd en alle miniatuurtjes uitgeroeid hebben?’ wilde Cargill weten. ‘Uh, jawel, meneer,’ zei de kok. Maar hij zei het aarzelend, en Cargill verliet de kantine met een frons op zijn gezicht.
Cargill begaf zich naar Rods kajuit. ‘Ik geloof dat we weer Kaboutertjes hebben, schipper.’ En hij vertelde hem waarom hij dat dacht. ‘Heb je er al met Sinclair over gesproken?’ vroeg Rod. ‘Jezus, Nummer Een, de Admiraal zal uit zijn vel springen. Weet je het zeker?’
‘Nee, meneer. Maar ik ben vastbesloten erachter te komen. Schipper, ik ben er zéker van dat we overal gekeken hebben toen we het schip zuiverden. Waar kunnen ze zich verstopt hebben?’
Maak je daar maar zorgen over als je zekerheid hebt dat ze nog aan boord zijn. Oké, haal de hoofdmachinist erbij en doorzoek het hele schip nóg eens, Jack. En zorg er dit keer voor dat je zekerheid krijgt.’
Tot uw orders, schipper.’
Blaine draaide zich om naar de beeldschermen van de intercom en drukte een aantal knoppen in. Alles wat er omtrent miniatuurtjes bekend was trok op het scherm aan zijn ogen voorbij. Het was niet veel. De expeditie naar Splinter Alpha had in de Kasteelstad duizenden van die miniatuurtjes gezien. Renners Splinter had hen ‘Instrumentmakers’ genoemd, en ze dienden de bruine ‘Constructeurs’ tot assistenten. De grotere Splinterwezens hielden vol dat ze niet intelligent waren, maar een aangeboren vaardigheid bezaten om aan werktuigen en apparatuur te prutsen, plus het typische instinct van alle Splinters om de hogere kasten te gehoorzamen. Ze hadden training nodig, maar daar zorgden in hoofdzaak de volwassen instrumentmakers voor. Evenals andere dienstbare kasten vormden ze een zekere rijkdom: het vermogen er een grote huishouding van Instrumentmakers, Constructeurs en andere lagere levensvormen op na te houden verschafte een Meester een zekere mate van prestige en status. Dit laatste was een conclusie waartoe aalmoezenier Hardy gekomen was, maar die nog niet afdoende bewezen was.
Читать дальше