25. De Splinter van de Kapitein
‘Ik begrijp uw bezorgdheid voor de veiligheid van het Keizerrijk, admiraal,’ zei Horvath, met een ernstig gezicht knikkend tegen de dreigend kijkende figuur, die zich op het beeldscherm op de brug van de MacArthur aftekende. ‘Dat doe ik werkelijk. Maar het feit blijft bestaan dat als we de uitnodiging van de Splinters niet aannemen, we net zo goed naar huis kunnen gaan. Er valt hierbuiten niets meer voor ons te leren.’
‘En, Blaine? Bent u het daarmee eens?’ Admiraal Kutuzovs gelaatsuitdrukking bleef onveranderd.
Rod haalde zijn schouders op. ‘Meneer, ik heb slechts de raad van de wetenschapsmensen op te volgen. En die zeggen dat we zo ongeveer alles te weten zijn gekomen wat er op deze afstand maar te weten te komen valt.’
‘U wilt dus MacArthur in baan rond Splinterplaneet brengen? Dit is uw officiële recommandatie?’
‘Jawel, meneer. Het is óf dat, óf we moeten terugkeren naar huis, en ik geloof niet dat we al genoeg van de Splinterwezens afweten om zo maar weg te kunnen gaan.’
Kutuzov haalde langzaam en diep adem. Zijn mond verstrakte. ‘Admiraal, u heeft uw taak, en ik heb de mijne,’ bracht Horvath hem in herinnering. ‘Het is allemaal goed en wel het Keizerrijk te beschermen tegen wat voor onwaarschijnlijke bedreiging de Splinters dan ook mogen vormen, maar ik moet iedere gelegenheid benutten om zoveel mogelijk te weten te komen omtrent hun wetenschappen en hun technologie. En ik verzeker u dat dat geen klein beetje is. In sommige opzichten zijn ze ons zó ver vooruit dat ik — nou, dat ik het eenvoudig met geen woorden beschrijven kan, dat is alles.’
‘Precies.’ Kutuzov zette dit woord kracht bij door zijn gebalde vuisten op de armleuningen van zijn commandostoel te laten neerkomen. ‘Zij hebben technologie die de onze vooruit is. Ze spreken onze taal, en u zegt dat wij de hunne nooit zullen kunnen spreken. Ze kennen Alderson-effect, en nu weten ze ook al dat Langston-velden bestaan. Misschien maar beter wij gaan naar huis, dr. Horvath. Nu meteen.’
‘Maar —’ begon Horvath.
‘En toch,’ ging Kutuzov verder, ‘zou ik niet graag oorlog voeren tegen deze Splinterwezens zonder meer van ze af te weten. Wat zijn planetaire verdedigingswerken? Wie regeert over Splinters? Het valt mij op dat u ondanks al uw werk geen antwoord weet op deze vraag. U weet zelfs niet wie het bevel voert over dat schip van ze.’
‘Dat geef ik toe.’ Horvath knikte ijverig. ‘Het is een zeer vreemde situatie. Soms denk ik echt wel eens dat ze er helemaal geen commandant op nahouden, maar aan de andere kant heb ik de indruk dat ze af en toe ruggespraak houden met hun schip voor verdere instructies… en dan is daar ook nog die kwestie van de seksuele verhoudingen.’
‘Houdt u mij voor de gek, doctor?’
‘Nee, nee,’ zei Horvath geïrriteerd. ‘Er valt niets te verbergen. Sinds hun komst hier zijn alle Bruin-en-wit-gestreepten van het vrouwelijk geslacht. En verder is dat bruine vrouwtje zwanger geworden en heeft ze een bruin en wit gestreept jong ter wereld gebracht. En nu is ze in een mannetje veranderd.’
‘Ik heb van geslachtsveranderingen bij buitenaardse wezens gehoord. Misschien was een van Bruin-en-wit-gestreepten mannetje tot vlak voor ambassadeursschip hier aankwam?’
‘Daar hebben wij ook al aan gedacht. Maar het lijkt waarschijnlijker dat de Bruin-en-wit-gestreepten zich niet voortgeplant hebben om overbevolking te vermijden. Het blijven allemaal vrouwtjes — gezien het feit dat een van hen een Bruine tot moeder heeft, zijn ze misschien zelfs wel steriel. Of zou dat een kruising zijn tussen die Bruine en iets anders? Dat zou op de aanwezigheid van “iets anders” aan boord van dat ambassadeursschip wijzen.’
‘Ze hebben natuurlijk een admiraal aan boord van hun schip,’ zei Kutuzov op besliste toon. ‘Net als wij. Ik wist het wel. Wat vertelt u ze wanneer ze naar mij vragen?’
Rod hoorde een snuivend geluid achter zich en vermoedde dat Kevin Renner de grootste moeite had om het niet uit te proesten. ‘Zo min mogelijk, meneer,’ zei Rod. ‘Alleen maar dat we afhankelijk zijn van bevelen van de Lenin. Ik geloof niet dat ze uw naam weten, en of er zich één man bij u aan boord bevindt of een hele krijgsraad.’
‘Juist.’ De Admiraal glimlachte bijna, zowaar. ‘Wat weet u eigenlijk van hun bevelvoering af, hè? Let op mijn woorden, die hebben een admiraal aan boord van dat schip, en die heeft besloten dat hij jullie dichter bij hun planeet wil hebben. Mijn probleem is nu, kom ik meer te weten door jullie te laten gaan dan hij te weten komt door jullie daarheen te halen?’
Horvath wendde zich af van het beeldscherm en zond een smekende.
blik omhoog naar de Hemel, Zijn Wonderen en Al Zijn Heiligen. Wat moest hij met zo’n man beginnnen, vroeg die blik. ‘Enig teken van kleine Splinterwezens?’ vroeg Kutuzov. ‘Heeft u nog altijd kaboutertjes aan boord van Zijner Majesteits slagkruiser der Generaalsklasse MacArthur?’
Met een rilling nam Rod dit zware sarcasme in ontvangst. ‘Nee, meneer. We hebben het hangardek ontruimd en alles wat zich daarop bevond aan de ruimte blootgesteld. Vervolgens heb ik alle passagiers en bemanningsleden van de MacArthur naar het hangardek overgebracht en de rest van het schip gezuiverd. We hebben alle machineruimten gefumigeerd met cifogeen, koolmonoxyde door alle luchtgaten naar binnen gepompt en de zaak vervolgens opnieuw luchtledig gemaakt. Nadat we het hangardek weer ontruimd hadden hebben we daar hetzelfde gedaan. De miniatuurtjes zijn dood, admiraal. We hebben de lijken om het te bewijzen. Vierentwintig stuks om precies te zijn, hoewel we eentje daarvan pas gisteren gevonden hebben. Het was al in verregaande staat van ontbinding, na drie weken…’
‘En er is nu geen spoor van kaboutertjes? Of van muizen?’
‘Nee, meneer. Ratten, muizen, Splintertjes — alles is dood. Dat andere miniatuurtje, dat we in een kooi opgesloten hielden — dat is nu ook dood, meneer. De dierenarts denkt dat het van ouderdom gestorven is.’
Kutuzov knikte. ‘Dat probleem is dus opgelost. En dat volwassen buitenaardse wezen dat u aan boord heeft?’
‘Dat is ziek,’ zei Blaine. ‘Dezelfde symptomen als dat miniatuurtje vertoonde.’
‘Ja, daar wilde ik het ook over hebben,’ zei Horvath vlug. ‘Ik wil de Splinters vragen wat we voor die zieke mineralenzoekster doen kunnen, maar zonder uw permissie wil Blaine me dat niet toestaan.’ De Admiraal reikte naar iets dat zich buiten het beeldscherm bevond. Toen hij zich weer naar hen toekeerde, had hij een glas thee in zijn hand, waar hij luidruchtig in blies. ‘Weten de anderen ervan dat u die mineralenzoekster aan boord hebt?’
‘Ja,’ zei Horvath. Toen Kutuzov hem woedend aankeek, vervolgde de Minister van Wetenschappen haastig: ‘Daar schijnen ze al die tijd reeds van geweten te hebben. Maar het is hen door niemand van ons verteld, dat weet ik zeker.’
‘Ze weten het dus. Hebben ze naar haar gevraagd? Of om haar te zien?’
‘Nee.’ Horvath trok weer diepe rimpels. Zijn stem klonk verwonderd. ‘Nee, dat hebben ze niet. Feitelijk hebben ze zich niet in het minst om haar bekommerd, al evenmin als ze zich om de miniatuurtjes bekommerd hebben — u heeft die beelden zeker wel gezien van hoe de Splinters hun schip gezuiverd hebben, admiraal? Zelf moeten ze af en toe ook opruiming houden onder die kleine beestjes. Ze moeten zich voortplanten als korfratten.’ Horvath zweeg even en de rimpels op zijn voorhoofd werden zelfs nog dieper. Toen zei hij op gedecideerde toon: ‘Maar hoe dan ook, ik wil de anderen vragen wat we aan die zieke mineralenzoekster doen kunnen. We kunnen haar niet zo maar dood laten gaan.’
‘Dat zou anders voor iedereen misschien nog het beste zijn,’ zei Kutuzov peinzend. ‘Nou goed dan, doctor. Vraagt u het ze maar. Door ze te vertellen dat we het juiste dieet voor Splinters niet kennen geven we bepaald geen belangrijke inlichtingen omtrent Keizerrijk prijs. Maar als ze er soms op mochten staan die mineralenzoekster te zien, Blaine, dan weigert u dat. Indien nodig zal mineralenzoekster sterven — heel tragisch en heel plotseling, door een ongeval misschien, maar niettemin sterven. Onherroepelijk. Is dat goed begrepen? Ze zal niet met andere Splinters spreken, nu niet en nooit.’
Читать дальше