‘Nou, n-é-é,’ zei Sally. ‘Maar —’
Rod schudde met een beslist gebaar het hoofd. ‘Er zijn een heleboel redenen om ze te doden, en ik heb nog geen enkele goede reden gehoord waarom we ze in leven zouden moeten houden. We kunnen dat dus als afgehandeld beschouwen.’
Horvath schudde het hoofd. ‘Maar het is allemaal zo drastisch, kapitein. Wat denken we daar eigenlijk mee te beschermen?’
‘In directe zin, de Alderson-aandrijving. En indirect het hele Keizerrijk, maar hoofdzakelijk de Aandrijving,’ zei Cargill ernstig. ‘En vraagt u me niet, waaróm ik van mening ben dat het Keizerrijk een bescherming tegen Splinterwezens behoeft. Ik heb er geen bewijzen voor, maar ik ben ervan overtuigd dat dat zo is.’
‘De Aandrijving hoef je niet meer te beschermen. Die hébben ze al,’ kondigde Renner aan. Hij keek met een scheve grijns in het rond, terwijl iedereen in het vertrek zich met een ruk naar hem omkeerde. ‘Wat?!’ bracht Rod uit. ‘Hoe is dat mogelijk?’
‘Wie is die vuile verraderr?’ wilde Sinclair weten. ‘Noem me de naam van dat stuk smeerrlap!’
‘Ho! Wacht even! Stop!’ riep Renner haastig. ‘Ze hadden de Aandrijving al, kap’tein. Ik ben het pas een uur geleden te weten gekomen. Het is allemaal opgenomen, hier, ik zal het u laten zien.’ Hij stond op en liep naar het grote beeldscherm. Er flitste een aantal beelden voorbij totdat Renner de plaats gevonden had die hij zocht. Hij draaide zich weer om naar het in gespannen aandacht toekijkende gezelschap. ‘Het is plezierig in het middelpunt van de belangstelling te staan —’ Haastig onderbrak Renner zichzelf toen hij Rods woedende blik in de gaten kreeg. ‘Dit is een conversatie tussen, uh, mijn Splinter en mij. Ik zal het beeld splitsen om u er beide kanten van te laten zien.’ Hij raakte een paar knoppen aan, en het scherm kwam tot leven: aan de ene kant zag je Renner op de brug van de MacArthur zitten, en aan de andere kant zijn Fyunch(klik) in het ambassadeursschip. Renner liet de film met hoge snelheid doordraaien, totdat hij precies datgene te pakken had waar het hem om te doen was.
‘Jullie zouden overal vandaan gekomen kunnen zijn,’ zei Renners Splinter. ‘Hoewel het waarschijnlijker lijkt dat jullie van een dichtbij gelegen ster gekomen zijn, zoals — tja, ik zal hem aanwijzen.’ Er verscheen een sterrenbeeld op een beeldscherm achter de Splinter; het ene beeldscherm binnen het andere. Ze wees met haar bovenste rechterarm. De ster die ze aanwees was Nieuw-Caledonië. ‘Aan de hand van de plek waar jullie verschenen zijn weten we, dat jullie over een aandrijving beschikken waarmee je je ogenblikkelijk kunt verplaatsen.’ Renners beeld leunde naar voren. ‘De plek waar ze verschenen zijn?’
‘Ja. Jullie verschenen precies in het…’ Renners Splinter scheen naar het juiste woord te zoeken. Toen gaf ze het op, dat was duidelijk te zien. ‘Renner, ik moet je eerst iets over een fictieve figuur vertellen.’
‘Vertel maar op.’ Renner op het beeldscherm bediende zich van koffie. Koffie en verhaaltjes, dat hoorde bij elkaar.
‘We zullen hem Gekke Gerrit noemen, als je wilt. Hij is een… soms is hij zoals ik, en soms is hij een Bruine, een geleerde idioot die goed is in het knutselen. Altijd doet hij de verkeerde dingen, maar hij heeft er altijd uitstekende redenen voor. Hij doet telkens weer het zelfde, altijd met dezelfde rampzalige resultaten, en hij leert er nooit iets van.’ Er klonk een zacht gefluister door de salon van de MacArthur. ‘Wat bijvoorbeeld?’ vroeg Renners beeld.
Het beeld van Renners Splintertje zweeg even en dacht na. Toen zei het: ‘Wanneer een stad zó onhandelbaar groot en overbevolkt geworden is dat het onmiddellijke gevaar van een totale ineenstorting dreigt… wanneer voedsel en schoon water slechts aangevoerd kunnen worden in hoeveelheden die maar net toereikend zijn om alle monden te voeden, en alle handen er voortdurend aan moeten werken om te zorgen dat dat zo blijft… wanneer alle transportmiddelen in gebruik zijn om voor het levensonderhoud noodzakelijke voorraden te vervoeren, en er geen vervoermiddelen over zijn om inwoners naar elders buiten de stad over te brengen als dat nodig mocht zijn… dan is dat het moment waarop Gekke Gerrit het personeel van de vuilnisophaaldienst aanvoert in een staking voor betere werkomstandigheden.’
Overal in de salon klonk gelach. Renners beeld op het scherm grinnikte en zei: ‘Ik geloof wel dat ik dat heerschap ken. Maar ga verder.’
‘En zo hebben we ook de Gekke Gerrit-Aandrijving. Die laat schepen verdwijnen.’
‘Prettig is dat.’
‘Theoretisch zou het een aandrijving moeten zijn waarmee je ogenblikkelijk van het ene punt naar het andere kunt gaan, een sleutel die de hele kosmos voor ons ontsluiten zou. Maar in de praktijk laat zij schepen voor altijd verdwijnen. Die aandrijving is al vele malen opnieuw uitgevonden en gebouwd en getest, maar altijd doet zij onze schepen en allen die zich aan boord bevinden voorgoed verdwijnen, maar let wel, alleen maar als je haar op de juiste manier gebruikt. Daarvoor moet het schip zich op precies de juiste plek bevinden, een plek die moeilijk nauwkeurig te bepalen valt, en moeten de machines precies datgene doen wat de theoretici gepostuleerd hebben dat ze doen moeten, want anders gebeurt er helemaal niets.’ De twee Renners lachten nu allebei. ‘Ik snap het. En wij zijn in dat punt verschenen, in dat Gekke Gerrit-punt. Waaruit jullie afgeleid hebben dat wij het geheim van de Gekke Gerrit-Aandrijving ontdekt hebben.’
‘Dat hébben jullie ook.’
‘En dat maakt ons tot… wat?’
Het buitenaardse wezen trok zijn lippen van elkaar in een grijns die op een verontrustende manier aan die van een haai deed denken, en op een al even verontrustende manier aan die van een mens… Renner liet alle aanwezigen die grijns op hun gemak bekijken voordat hij de intercom uitschakelde.
Het bleef een hele tijd stil totdat Sinclair die stilte verbrak. ‘Nou, tis duidelijk genoeg, nie waarr? Ze kennen ’t geheim van de Alderson-aandrijving, maarr nie dat van ’t Langston-veld.’
‘Waar maakt u dat uit op, luitenant Sinclair?’ vroeg Horvath. Allemaal tegelijk probeerden ze het hem uit te leggen, maar het brouwende stemgeluid van de hoofdmachinist kwam gemakkelijk boven het gekakel uit.
‘De schepen van gindse beestjes verrdwijnen, maarr alleen maarr van de juiste plek, nie waarr? Goed, ze kennen dus ’t geheim van de Aan-drrijving. Maarr ze zien hun schepen nooit meerr trrug, omdat ze de norrmale rruimte binnenkomen midden in gindse rrode sterr. Tis zo duidelijk als wat.’
‘O.’ Horvath knikte droevig voor zich heen. ‘En zonder iets om hen daartegen te beschermen — Het is per slot van rekening het inwendige van een ster, nietwaar?’
Sally huiverde. ‘En uw Splinter zei dat ze het al een heleboel keer geprobeerd hadden.’ Ze huiverde opnieuw. Toen zei ze: ‘Maar, meneer Renner — geen van de andere Splinters praat ooit over astrogatie of dat soort dingen. Mijn Splinter vertelde me van Gekke Gerrit, alsof die alleen maar in lang vervlogen primitieve tijden bestaan had — een soort vergeten legende.’
‘En die van mij sprrak van Gekke Gerrit als ’n constrructeurr die altijd ’t kapitaal van morrgen gebrruikte om d’rr de prroblemen van vandaag mee op te lossen,’ zei Sinclair ietwat verlegen. ‘Verder nog iemand?’ drong Rod aan.
‘Tja —’ Aalmoezenier David Hardy keek ook al verlegen. Zijn ronde gezicht was bijna rood als een biet. ‘Mijn Splinter zegt dat Gekke Gerrit godsdiensten opricht. Vreemde, zeer logisch opgebouwde maar uitzonderlijk onbruikbare godsdiensten.’
‘Genoeg,’ protesteerde Rod. ‘Ik schijn de enige te zijn wiens Splinter met geen woord over Gekke Gerrit gesproken heeft.’ Hij keek nadenkend. ‘We kunnen het er dus allemaal over eens zijn dat de Splinters inderdaad de Aandrijving bezitten, maar niet het Veld?’ Allen knikten. Horvath krabbelde even aan zijn oor en zei toen: ‘Nu ik me de geschiedenis van Langstons uitvinding weer voor de geest haal is het eigenlijk niet verwonderlijk dat de Splinters niet over het Veld beschikken. Het verbaast me eigenlijk dat ze de Aandrijving uitgevonden hebben, hoewel de principes ervan desnoods af te leiden zijn van de resultaten van het nodige ruimtewetenschappelijke onderzoek. Het Veld was echter een puur toevallige uitvinding.’ Aangenomen dat ze weten dat het bestaat, wat dan?’ vroeg Rod. ‘Dan — ik weet het niet,’ zei Horvath.
Читать дальше