‘Wel ja, natuurlijk kun je dat,’ zei ze. Ze schonk hem een betoverende glimlach, maar het ging haar niet al te best af. Ze geloofde niet Rod nog ooit zo verontrust gezien te hebben, en het maakte haar van streek. ‘Met een uurtje komen we over. Hier is meneer Whitbread nu, en Rod, wil je je nou alsjeblieft niet zoveel zorgen maken?’
De salon van de MacArthur was stampvol. Alle stoelen aan de grote tafel waren bezet met officieren en wetenschappers en langs de kanten stonden er ook nog een heleboel. Aan een van de wanden had de verbindingsdienst een groot beeldscherm geïnstalleerd, daarbij in de weg gezeten door hofmeesters van de kantine die de verzamelde aanwezigen koffie serveerden. Iedereen snaterde er onbezorgd op los, behalve Sally. Ze herinnerde zich het gekwelde gezicht van Rod Blaine, en het blije weerzien werd er voor haar door bedorven. Alle officieren en manschappen stonden op toen Rod de salon binnenkwam. Sommige burgers stonden eveneens op; weer anderen deden net alsof ze de Kapitein niet zagen; en er waren er ook een paar die naar hem keken om vervolgens een andere kant op te kijken, hun status van burgers uitbuitend. Terwijl Rod zijn plaats aan het hoofd van de tafel innam mompelde hij: ‘Op de plaats rust,’ en ging toen zorgvuldig zitten. Sally vond dat hij er nu nog bezorgder uitzag dan daarstraks.
‘Kelley.’
‘Meneer!’
‘Is dit vertrek beveiligd?’
‘Zo goed als maar mogelijk is, meneer. Buiten heb ik vier paar wachtposten geplaatst en ook heb ik de tunnels van het buizenstelsel geïnspecteerd.’
‘Wat heeft dit te betekenen?’ vroeg Horvath op hoge toon. ‘Tegen wie denkt u eigenlijk te moeten waken?’
‘Tegen iedereen — en alles — buiten dit vertrek, doctor.’ Rod keek de Minister van Wetenschappen aan met ogen waarin zowel gezag als een verzoek om begrip te lezen stond. ‘Om te beginnen moet ik u mededelen dat alles wat hier besproken zal worden als Strikt Geheim zal worden geklassificeerd. Ziet iedereen af van een voorlezing van de Keizerlijke Voorschriften met betrekking tot het onthullen van vertrouwelijke informatie?’
Er werd instemmend gemompeld. De opgeruimde stemming van het gezelschap was plotseling verdwenen.
‘Niemand tegen? Laat het aldus opgetekend worden in de officiële stukken. Doctor Horvath, men heeft mij te verstaan gegeven dat u drie uur geleden tot ontdekking gekomen bent dat de miniatuurtjes in hoge mate getrainde dieren zijn, die in staat zijn onder supervisie technische werkzaamheden te verrichten. Is dat juist?’
‘Ja. Zeer zeker. En het was een hele verrassing, dat kan ik u wel vertellen! De implicaties zijn niet te overzien — als we zouden kunnen leren daar richting aan te geven, zouden ze een fantastische aanvulling voor onze eigen vaardigheden kunnen betekenen.’ Rod knikte afwezig. ‘Bestaat er enige mogelijkheid dat we dat eerder te weten hadden kunnen komen? Wist iemand hiervan af? Wie dan ook?’ Een verward geroezemoes, maar niemand antwoordde. Nadrukkelijk en duidelijk sprekend zei Rod: ‘Laat in de officiële stukken opgetekend worden dat niemand hiervan afwist.’
‘Wat zijn dat voor officiële stukken, waar u het aldoor over hebt?’ wilde Horvath weten. ‘En waarom maakt u zich daar druk over?’
‘Doctor Horvath, deze conversatie wordt opgenomen, en na afloop van getuigenverklaringen voorzien, aangezien zij wellicht als bewijsmateriaal zal moeten dienen in een zaak voor de krijgsraad, waarvoor ikzelf waarschijnlijk als gedaagde zal moeten verschijnen. Is dat duidelijk genoeg?’
‘Wat — Grote hemel! hijgde Sally. ‘Een krijgsraad? Jij? Waarom?’
‘De aanklacht zal waarschijnlijk hoogverraad luiden,’ zei Rod. ‘Ik zie dat dit de meesten van mijn Officieren geen verbazing inboezemt. Vrouwe, mijne heren, van de Onderkoning in eigen persoon hebben wij de strikte opdracht ontvangen niets te ondernemen waardoor enig onderdeel van de keizerlijke militaire technologie in gevaar gebracht zou kunnen worden, en in het bijzonder ervoor te zorgen dat het Langston-veld en de Alderson-aandrijving gevrijwaard blijven tegen een inspectie door Splinterwezens. Gedurende de afgelopen weken hebben dieren die het vermogen bezitten die technologie te doorgronden, en die waarschijnlijk ook in staat zijn de aldus opgedane kennis aan andere Splinterwezens door te geven, naar believen door mijn schip kunnen rondzwerven. Begrijpt u het nü?’
‘Ik begrijp het.’ Horvath vertoonde geen tekenen van ongerustheid, maar wel verscheen er een peinzende trek op zijn gezicht. ‘En u heeft dit vertrek extra beveiligd om — Gelooft u werkelijk dat de miniatuurtjes kunnen begrijpen wat wij hier tegen elkaar zeggen?’ Rod haalde zijn schouders op. ‘Ik acht het mogelijk dat ze conversaties kunnen onthouden en naderhand herhalen. Maar of de miniatuurtjes nog in leven zijn? Kelley?’
‘Meneer, er is al wekenlang geen spoor van ze te bekennen geweest. Van onze voedselvoorraden is niets geroofd. En buiten een allejezus groot aantal muizen zijn de fretten nergens mee voor de dag gekomen. Als u het mij vraagt zijn die beesten dood, kap’tein.’ Blaine wreef langs zijn neus, maar haalde toen gauw zijn hand weg.
‘Sergeant, hebt u ooit van „kaboutertjes” aan boord van dit schip gehoord?’
Kelleys gezicht verried geen enkele verbazing. Het verried in feite helemaal niets. ‘Kaboutertjes, kap’tein?’
‘Rod, heb je je verstand verloren?’ flapte Sally eruit. Iedereen keek haar aan en sommigen keken bepaald niet vriendelijk. O jee, dacht ze, nou heb ik me vergaloppeerd. Sommigen van die lui wéten waar hij het over heeft. O jee.
‘Ja, sergeant, ik zei kaboutertjes. Heeft u daar ooit van gehoord?’
‘Nou nee, officieel niet, kap’tein. Maar wel kan ik u zeggen dat sommigen van de ruimtematrozen de laatste tijd in elfjes schijnen te geloven. Zelf kan ik daar geen kwaad in zien.’ Niettemin keek Kelley onthutst. Hij had ervan gehoord, maar verzuimd het te rapporteren, en nu was de Kapitein, zijn Kapitein, daardoor wellicht in moeilijkheden geraakt…
‘Verder nog iemand?’ wilde Rod weten. ‘Uh — meneer?’
Rod moest zich uitrekken om te zien wie daar gesproken had. Cadet Potter stond bij de tegenoverliggende wand en ging bijna geheel schuil achter twee biologen. ‘Ja, meneer Potter?’
‘Sommigen van de mannen van mijn wacht, kap’tein — die zeggen dat als je wat eten — graankorrels, overschotjes uit de kantine, kan niet schelen wat — in de gangen of onder je kooi neerlegt samen met iets dat gerepareerd moet worden, ’t ook inderdaad gerepareerd wordt.’ Potter keek niet erg op zijn gemak. Hij vond kennelijk dat het maar een hoop onzin was, wat hij daar rapporteerde. ‘Een van de mannen noemde het “kaboutertjes”. Ik dacht toen dat hij maar een grapje maakte.’
Nu Potter eenmaal zijn mond opengedaan had, kwam plotseling wel een dozijn anderen met verhalen voor de dag. Zelfs sommigen van de wetenschappers. Verhalen over microscopen waarvan de brandpuntsinstelling nu veel soepeler werkte dan die van de beste produkten die ooit door Leica Optische Industrieën gemaakt waren. Over een met de hand vervaardigde lamp in de biologie-afdeling. Over laarzen en schoenen die precies aangepast waren aan iemands voeten. Toen hij dat hoorde keek Rod eensklaps op.
‘Kelley. Hoeveel van jouw manschappen zijn in het bezit van handvuurwapens die net zo geïndividualiseerd zijn als die van jou en meneer Renner?’
‘Uh — ik weet het niet, meneer.’
‘Ik kan er hiervandaan een zien. Jij daar, Polizawsky, hoe ben je aan dat wapen gekomen?’
De Marinier hakkelde. Hij was niet gewend met officieren te spreken, zeker niet met de Kapitein, en zéér zeker niet met de Kapitein als die een kwaaie bui had. ‘Uh, nou, meneer, dat ging zo: ik laat me wapen en ’n zak maïskorrels naast me kooi liggen, en de volgende ochtend is ’t voor de bakker, meneer. Precies zoals de anderen al zeiden, kap’tein.’
Читать дальше