‘Maar wat zijn het voor wezentjes?’ wilde Sally weten. Ze negeerde de vraag die de Splinter haar gesteld had.
‘Het zijn — werklieden,’ antwoordde de Splinter. ‘Nuttige — dieren. Je bent verbaasd omdat ze klein zijn? Die van jullie zijn groot, dus?’
‘Uh, ja,’ antwoordde Sally afwezig. Ze keek de anderen aan. ‘Ik denk dat ik die — dieren — eens van dichtbij ga bekijken. Heeft er iemand zin om mee te gaan?’ Maar Whitbread was al bezig zijn ruimtepak aan te trekken en de anderen ook.
‘Fyunch(klik),’ zei het buitenaardse wezen.
‘Godallemachtig!’ ontplofte Blaine. ‘Laten ze jullie nu al de intercom-gesprekken aannemen ook?’
Het buitenaardse wezen sprak langzaam en lette zorgvuldig op haar uitspraak. Haar grammatica was niet volmaakt, maar haar beheersing van idioom en stembuiging verbaasde hem telkens weer opnieuw. ‘Waarom niet? Ik spreek goed genoeg. Ik kan een boodschap onthouden. Ik kan de recorder bedienen. Ik heb weinig te doen wanneer jij niet beschikbaar bent.’
‘Daar is niets aan te doen.’
‘Dat weet ik.’ Ietwat zelfvoldaan voegde het buitenaardse wezen eraan toe: ‘Ik heb een matroos laten schrikken.’
‘God nog toe, je hebt mij zelfs laten schrikken. Is daar niemand aanwezig?’
‘Stuurman Lafferty. Alle andere menswezens zijn afwezig. Zij zijn naar de — tunnel gaan kijken. Wanneer hij klaar is zullen de matrozen niet met hen mee hoeven te gaan wanneer zij het andere schip willen bezoeken. Kan ik een boodschap doorgeven?’
‘Nee, dank je, ik neem straks wel weer contact op.’
‘Sally zal wel spoedig weer terug zijn,’ zei Blaines Splinter. ‘Hoe gaat het met je? En hoe maakt het schip het?’
‘Redelijk wel.’
‘Je klinkt altijd zo voorzichtig wanneer je over het schip spreekt. Trap ik misschien op geheimen van de Marine? Het is niet het schip waarvoor ik mij interesseer, Rod. Ik ben jóuw Fyunch(klik). En dat betekent aanzienlijk meer dan alleen maar gids.’ Het Splintertje maakte een eigenaardig gebaar. Rod had haar dat al eerder zien doen wanneer ze onthutst of geërgerd was.
‘Wat betekent Fyunch(klik) eigenlijk precies?’
‘Ik ben aan jou toegewezen. Jij bent een project, een meesterstuk. Ik moet zoveel omtrent jou leren als er maar te leren valt. Ik moet expert worden op het gebied van jou, Heer Roderick Blaine, en jij moet mijn studieterrein worden. Het is-s niet jouw reusachtige, stijve, slecht ontworpen schip dat mij interes-s-seert, het is-s jouw houding ten opzichte van dat schip en de menswezens aan boord, de mate van gezag die je over hen hebt, je belang-s-stelling voor hun welzijn, etcetera.’ Hoe zou Kutuzov op zo iets reageren? Door de verbinding te verbreken? Verdomme. ‘Niemand houdt ervan gadegeslagen te worden. Iederéén zou zich minder op zijn gemak voelen als hij zo bestudeerd werd.’
‘We vermoedden al dat je het zo zou opvatten. Maar, Rod, jullie zijn immers hier om ons te bestuderen, nietwaar? Dan hebben wij toch zeker het recht jullie ook te bestuderen.’
‘Dat recht hebben jullie.’ Rod kon niet verhinderen dat zijn stem stroef klonk. ‘Maar als iemand in verlegenheid raakt terwijl je met hem praat, dan zal dat waarschijnlijk de reden zijn.’
‘Godverdomme nog aan toe,’ zei Blaines Splinter. ‘Jullie zijn de eerste intelligente wezens die wij ooit ontmoet hebben, die geen verwanten van ons-s zijn. Hoe zouden jullie kunnen verwachten je bij ons op je gemak te voelen?’ Met de wijsvinger van haar bovenste rechterhand wreef ze over het platte middengedeelte van haar gezicht, maar liet haar hand toen snel vallen alsof ze zich daarvoor geneerde. Het was hetzelfde gebaar dat ze even tevoren ook al gemaakt had. Er klonken geluiden van ergens buiten het beeld. ‘Wacht een moment,’ zei Blaines Splintertje. Toen: ‘Oké, het is-s Sally, en Whitbread.’ Ze verhief haar stem. ‘Sally? De Kapitein is op het beeldscherm.’ Ze liet zich uit de stoel glijden. Sally Fowler gleed erin. Haar glimlach had iets geforceerds toen ze zei: ‘Hallo, kap’tein. Wat is er voor nieuws?’
‘Hier gaat alles zijn gewone gang. Hoe gaat het daar bij jullie?’
‘Rod, je ziet er geagiteerd uit. Het is een vreemde gewaarwording, hè? Maak je geen zorgen, ze kan ons momenteel niet horen.’
‘Gelukkig maar. Ik denk niet dat ik het leuk zou vinden als een buitenaards wezen op die manier mijn gedachten las. Maar ik veronderstel dat ze niet écht gedachten kunnen lezen.’
‘Ze beweren van niet. En af en toe raden ze verkeerd.’ Ze streek met een hand door haar haar, dat er verwilderd uitzag, waarschijnlijk doordat ze zojuist haar drukhelm afgezet had. ‘Op de meest dwaze manier, zelfs. De Fyunch(klik) van luitenant Sinclair wilde eerst geen woord tegen hem zeggen. Ze dachten dat hij een Bruine was; je weet wel, zo eentje van het idiote timmermantype. Hoe staat het met de miniatuurtjes?’
Dat was een onderwerp dat ze allebei hadden leren vermijden. Rod vroeg zich af waarom ze het ter sprake gebracht had. ‘De vluchtelingen zijn nog steeds op vrije voeten. Geen spoor van ze te vinden. Het is zelfs mogelijk dat ze ergens doodgegaan zijn waar we ze nooit zouden kunnen vinden. Die ene die achtergebleven is, is er nog altijd. Je moest maar eens naar haar kijken, Sally, de volgende keer dat je hier bent. Ze zou wel eens ziek kunnen zijn, dunkt ons.’ Sally knikte. ‘Goed, ik kom morgen. Rod, heb je die werkploeg van de Splinters al eens gadegeslagen?’
‘Niet bepaald, nee. Ik heb alleen gezien dat die luchtsluis blijkbaar al zo goed als klaar is.’
‘Ja… Rod, voor een deel van het werk hebben ze getrainde miniatuurtjes gebruikt.’
Met stomheid geslagen staarde Rod haar aan.
Sally voelde zich niet op haar gemak en vermeed hem aan te kijken. ‘Ja, getrainde miniatuurtjes. Met ruimtepakken aan. We wisten niet dat ze die ook aan boord hadden. Ik neem aan dat ze schuw zijn; ze houden zich zeker verborgen wanneer er mensen aan boord zijn. Maar het zijn per slot van rekening maar dieren. We hebben het ze gevraagd.’
‘Dieren.’ O, mijn God. Wat zou Kutuzov hierover te zeggen hebben? ‘Sally, dit is belangrijk. Kun je vanavond nog overkomen om me er alles over te vertellen? Jij, en diegenen die hier nog meer iets over kunnen vertellen.’
‘Goed. Momenteel zit luitenant Sinclair ze te observeren. Rod, het is werkelijk fantastisch zo goed als die kleine beestjes getraind zijn. En ze zien kans op plaatsen te komen, waarvoor wij gereedschappen met kniegewrichten en ogen op steeltjes nodig zouden hebben.’
‘Ik twijfel er geen moment aan. Sally, zeg me de waarheid. Bestaat er ook maar de geringste kans dat de miniatuurtjes intelligent zijn?’
‘Nee. Ze zijn alleen maar getraind.’
‘Alleen maar getraind.’ En als die aan boord van de MacArthur nog leefden, zouden ze het schip inmiddels van voor tot achter verkend hebben. ‘Sally, is er ook maar de geringste kans dat een van die buitenaardse wezens horen kan wat ik nu zeg?’
‘Nee. Ik gebruik het oorapparaatje, en we hebben ze niet toegestaan aan onze apparatuur te komen.’
‘Je dénkt enminste dat ze dat niet gedaan hebben. Maar luister nu goed naar wat ik te zeggen heb, en daarna wil ik al de anderen aan boord van de sloep ook nog even privé spreken, een voor een. Heeft iemand van jullie ook maar iets uit zijn mond laten vallen over het feit dat er aan boord van de MacArthur ontsnapte miniatuurtjes vrij rondscharrelen?’
‘Nee, niet dat ik weet. Je hebt het ons immers verboden? Rod, wat is er aan de hand?’
Wat is er aan de hand, vraagt ze nog. ‘In godsnaam, rep met geen wóórd over die ontsnapte miniatuurtjes. Ik zal het de anderen ook zeggen, zo meteen. En ik wil jullie allemaal vanavond nog hier zien, iedereen behalve de normale bemanning van de sloep. Het wordt tijd dat we alles wat we van de Splintertjes afweten eens op een rijtje zetten, want ik zal morgenochtend verslag moeten uitbrengen bij de Admiraal.’ Hij zag bijna bleek. ‘Tot zolang kan ik nog wel wachten, neem ik aan.’
Читать дальше