De dokter was drieëntwintig jaar oud en van het joviale type. ‘Al vierentwintig jaar in dienst, hè? Ooit een ruimtegevecht meegemaakt?’
‘Als ge lang genoeg bij de Marrine blijft, zult ge strraks uw eigen voorrrraad littekens hebben,’ zei Sinclair bits.
‘Om de een of andere reden geloof ik u wel. Nou, luitenant, voor ’n man van in de veertig verkeert u nog in een verwonderlijk goede staat. Volgens mij zou u wel een maand lang vrije val kunnen verdragen, maar veiligheidshalve zullen we u tweemaal in de week naar de MacArthur terugsleuren. En ik zal u wel niet hoeven te vertellen regelmatig uw vrije-valoefeningen te blijven doen.’
De volgende dag riep Rod Blaine de sloep verscheidene malen op, maar pas toen het al avond was slaagde hij er eindelijk in iemand anders te spreken te krijgen dan de piloot. Zelfs Horvath was aan boord van het Splinterschip gegaan.
Aalmoezenier Hardy was uitgeput maar opgetogen, met een grijns die van oor tot oor liep en met grote donkere kringen onder zijn ogen. ‘Ik beschouw het maar als een les in nederigheid, kapitein. Ze zijn veel bekwamer in mijn werk — nou ja, in de taalwetenschappen tenminste — dan ikzelf. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de snelste manier om hun taal te leren zal zijn, hun Anglisch te leren. Geen menselijk strottehoofd zal ooit hun taal — of talen? — kunnen spreken zonder hulp van een computer.’
‘Dat ben ik met u eens. Je zou er een compleet orkest voor nodig hebben. Ik heb enkele van uw geluidsbanden afgespeeld. Ik had feitelijk niet veel anders te doen, doctor.’
Hardy glimlachte. ‘Sorry. We zullen proberen wat vaker verslag uit te brengen. Tussen haakjes, doctor Horvath is momenteel bezig een groep Splinters een rondleiding door de sloep te geven. Vooral de aandrijving schijnt hun veel belangstelling in te boezemen. Die Bruine wil alles uit elkaar halen, maar de piloot steekt er telkens een stokje voor. U heeft anders wel gezegd dat deze boot geen geheimen bevatte.’
‘Jazeker heb ik dat gezegd, maar het zou wel eens een beetje voorbarig kunnen zijn ze aan uw energiebron te laten knoeien. Wat vond Sinclair ervan?’
‘Dat weet ik niet, kapitein.’ Hardy’s gezicht drukte verwondering uit. ‘Ze zijn al de hele dag met hem in die gereedschapskamer. Daar is hij nu nog steeds.’
Blaine betastte de knobbel op zijn neus. Hij kreeg weliswaar de inlichtingen te horen waar het om te doen was geweest, maar aalmoezenier Hardy was niet precies degene die hij had willen spreken. ‘Uh, hoeveel Splinters zijn er momenteel aan boord van uw sloep?’
‘Vier. Eén voor ieder van ons: ikzelf, dr. Horvath, vrouwe Sally, en meneer Whitbread. Ze schijnen ons toegewezen te zijn als wederkerige gidsen.’
‘Vier van hen dus.’ Rod probeerde aan het idee te wennen. De sloep was weliswaar geen officieel in dienst gesteld vaartuig, maar niettemin was het een van Zijner Majesteits oorlogsbodems, en het aan boord hebben van een stelletje buitenaardse wezens was ergens… waanzin. Horvath wist toch zeker wat voor risico’s hij nam. ‘Maar vier? Heeft Sinclair dan geen gids?’
‘Vreemd genoeg niet, nee. Hij wordt door een heel stel tegelijk gadegeslagen terwijl hij daar in die gereedschapskamer bezig is, maar ze hebben hem geen speciale gids toegewezen.’
‘En er zijn ook geen gidsen voor de stuurman en de ruimtematrozen aan boord van de sloep?’
‘Nee.’ Hardy dacht een ogenblik daarover na. ‘Dat is inderdaad vreemd, hè? Het is alsof ze luitenant Sinclair tot de onbelangrijke bemanningsleden rekenen.’
‘Misschien hebben ze gewoon wat tegen de Marine.’ David Hardy haalde zijn schouders op. Toen zei hij voorzichtig: ‘Kapitein, vroeg of laat zullen we ze aan boord van de MacArthur moeten uitnodigen.’
‘Daar komt niets van in, vrees ik.’
Hardy zuchtte. ‘Tja, dat is juist de reden waarom ik het nu ter sprake breng, opdat we erover kunnen praten. Ze hebben getoond dat ze ons vertrouwen, kapitein. Er is geen kubieke centimeter van hun schip die we niet te zien gekregen hebben, of op zijn minst afgetast hebben met onze instrumenten. Whitbread kan getuigen dat er aan boord geen spoor van wapens te bekennen is. Na verloop van tijd zullen ze zich beginnen af te vragen wat voor misdadige geheimen we aan boord verborgen houden.’
‘Dan zal ik het u vertellen. Zijn er Splinters binnen gehoorsafstand?’
‘Nee. En zó goed hebben ze onze taal nog niet geleerd, trouwens.’
‘Vergeet u niet dat dat straks wél het geval zal zijn, en vergeet ook niet dat ze recorders hebben. Maar waar het om gaat is dit, aalmoezenier. Uw probleem is het verband tussen de Splinters en de Schepping. Het Keizerrijk ziet zich met een ander probleem geconfronteerd. Er is nu al heel lang over gespeculeerd wat er gebeuren zou als op een dag een ras van Grote Wijze Galactische Tovenaars zou komen opdagen en er zich over zou beraden of de mensheid al dan niet geschikt was om mee te mogen doen, nietwaar? Alleen is het nu andersom, hè? Thans dienen wij te besluiten of we de Splinters zullen toestaan zich buiten hun zonnestelsel te begeven, en totdat we dat besluit genomen hebben willen we niet dat ze ons Langston-veld te zien krijgen, of onze Alderson-aandrijving, of onze wapens… of zelfs maar hoeveel van de MacArthur in beslag genomen wordt door leefruimte, aalmoezenier. Dat zou te veel verraden omtrent onze bekwaamheden. We hebben een heleboel te verbergen en dat zullen we ook doen!
‘U doet alsof het vijanden zijn,’ zei David Hardy op zachtaardige, lichtelijk verwijtende toon.
‘En dat is noch voor u, noch voor mij om te besluiten, doctor. Trouwens, er is een aantal vragen waarop ik eerst een antwoord wil hebben voordat ik concludeer dat de Splinters trouwe vrienden zijn, en meer niet.’ Rod liet zijn blik langs de aalmoezenier heen glijden en zijn ogen richtten zich op een punt ergens heel ver weg. Ik ben er niet rouwig om dat het niet aan mij is om te beslissen, dacht hij. Maar uiteindelijk zullen ze me naar mijn mening komen vragen. Al was het alleen maar omdat ik de toekomstige Markies van Crucis ben. Hij had geweten dat dit onderwerp ter sprake gebracht zou worden, en dat dit niet de laatste keer zou zijn ook; hij was erop voorbereid geweest. ‘Ten eerste, waarom hebben ze een schip naar ons toegestuurd vanaf Splinter Alpha? Waarom niet vanuit de Trojaanse asteroïden-zwerm? Dat is immers veel dichterbij.’
‘Zodra ik kan, zal ik het ze vragen.’
‘En ten tweede, waarom viér Splinters? Het is misschien helemaal niet belangrijk, maar ik zou graag willen weten waarom ze jullie wetenschapsmensen en Whitbread er elk één toegewezen hebben, maar géén aan een van de bemanningsleden.’
‘Maar daarmee hadden ze het bij het rechte eind, waar of niet? Ze hebben gidsen toegewezen aan juist die vier personen, die er het meeste belang in stelden hun het een en ander bij te brengen —’
‘Precies. Hoe wisten ze dat? Om eens een voorbeeld te noemen, hoe hadden ze kunnen weten dat doctor Horvath zich aan boord zou bevinden? En mijn derde vraag is, wat zijn ze momentéél bezig te bouwen?’
‘Goed, kapitein.’ Hardy keek sip, en niet kwaad. Het was moeilijker hem iets te weigeren dan Horvath… niet alleen nu, maar ook in de toekomst, en dat kwam deels door het feit dat hij Rods biechtvader was. En dat onderwerp zou nog wel meer ter sprake komen. Daar was Rod zeker van.
23. Eliza’s vlucht over het ijs
Gedurende de eerstvolgende weken was de MacArthur een en al bedrijvigheid. Na iedere transmissie van nieuwe gegevens door de sloep maakten alle wetenschappers overuren, en allemaal wilden ze daarbij geholpen worden door de Marine, en wel nu metéén. Ook was daar het probleem van de ontsnapte miniatuurtjes, maar dit was langzamerhand tot een soort spel geworden, waarbij de MacArthur de verliezende partij was. In de kantine werden weddenschappen afgesloten waarbij de kans dat ze allebei dood waren op vijftig procent werd gesteld, maar er waren nog altijd geen lijken gevonden. Het baarde Rod Blaine zorgen, maar hij kon er niets aan veranderen.
Читать дальше