‘Klaar om over te nemen, kap’tein,’ zei Renner. ‘Ik los u of, meneer.’
‘In orde. Gaat uw gang, stuurman.’
Alarmsignalen waarschuwden voor de op handen zijnde acceleratie, en toen gleed de MacArthur geluidloos weg van het buitenaardse vaartuig — en ook weg van de sloep, en van Sally.
De douche: een plastic zak vol zeepwater, waarvan de hals strak rond de hals van de jonge man die zich daarin bevindt, gesloten zit. Whitbread bediende zich van een borstel met lange steel om zich overal te krabben waar hij jeuk had en dat was letterlijk overal. Het was een genot je spieren te kunnen rekken en strekken. Alles was zo afschuwelijk klein in dat Splinterschip! Zo claustrofobisch eng en benauwend! Toen hij schoon was, voegde hij zich bij de anderen in de salon. De aalmoezenier en Horvath en Sally Fowler droegen allemaal vrijeval-pantoffels met zelfklevende zolen, en ze hadden zich evenwijdig aan elkaar opgesteld in de denkbeeldige overeind-houding. Vroeger zou Whitbread zo iets nooit opgevallen zijn. ‘Minister Horvath,’ zei hij, ‘ik heb opdracht mezelf voorlopig onder uw bevel te plaatsen.’
‘Uitstekend, meneer… Whitbread.’ Horvaths stem stierf weg. Hij maakte een bezorgde en verstrooide indruk. De anderen ook trouwens. Het spreken scheen de aalmoezenier moeite te kosten. ‘Ziet u,’ zei hij, ‘we weten eigenlijk geen van allen wat ons nu te doen staat. We zijn nog nooit met buitenaardse wezens in aanraking geweest.’
‘Ze gedragen zich vriendschappelijk. En ze wilden met ons praten,’ zei Whitbread.
‘Prachtig, prachtig, maar dat doet aan mijn probleem niets af.’ Het lachje van de aalmoezenier was een en al zenuwen. ‘Hoe was het daar aan boord, Whitbread?’
Hij probeerde het hun te vertellen. Eng en benauwd, totdat je in halfcirkelvormige compartimenten van plastic kwam… alles zag er even teer en kwetsbaar uit… je hoefde niet te proberen de Splinter uit elkaar te houden, behalve dan dat die Bruinen op de een of andere manier verschilden van die Bruin-en-wit-gestreepten… ‘Ze zijn ongewapend,’ vertelde hij hun. ‘Ik heb drie uur lang de tijd gehad om dat schip van binnen te bekijken. Er is nergens voldoende ruimte aan boord waarin ze grote wapens verborgen zouden kunnen houden.’
‘Kreeg u de indruk dat ze u ergens vandaan probeerden te houden?’
‘N-n-e-e…’
‘U klinkt niet erg overtuigd,’ zei Horvath op scherpe toon.
‘O, dat is het ’m niet, meneer. Alleen schoot me net die gereedschapskamer te binnen. We kwamen uiteindelijk terecht in een ruimte waarvan de wanden, de vloer en het plafond zo ongeveer een en al gereedschap waren. Aan een paar van de wanden hingen eenvoudige dingen: handboren, schulpzagen met eigenaardig gevormde handvaten, schroeven, en een schroevedraaier. Dingen die ik tenminste thuisbrengen kon. Ook zag ik daar spijkers en iets dat volgens mij een hamer was met een grote platte kop. Het geheel zag eruit als een knutselwerkplaats bij iemand thuis in de kelder. Maar er waren daar ook een stuk of wat heel ingewikkeld uitziende dingen, waar ik niets van begreep.’ Door het venster aan de voorkant konden ze nu het buitenaardse schip in de ruimte zien hangen. Er bewogen zich daarbinnen schaduwen van niet-menselijke wezens. Sally keek er ook naar, maar Horvath zei droogjes: ‘Ik dacht dat u zei dat ze u niet gedwongen hadden een bepaalde kant op te gaan.’
‘Dat zei ik niet. Ik geloof alleen niet dat ze me ergens vandaan geleid hebben. Maar ik weet zeker dat ze me naar die gereedschapskamer tóe geleid hebben. Waarom weet ik niet, maar ik heb zo’n idee dat het een intelligentietest was. Als dat zo is, dan ben ik gezakt.’ Aalmoezenier Hardy zei: ‘Het enige Splinterwezen dat wc tot dusverre ondervraagd hebben, kan zelfs de simpelste gebaren niet begrijpen. En nu kom jij me vertellen dat die Splintertjes intelligentietests afgenomen hebben —’
‘En dat ze mijn gebaren konden interpreteren. Daar waren ze inderdaad verbazend snel in. Ja, meneer, ze zijn anders, reken maar. U heeft ze immers zelf op het beeldscherm gezien.’
Hardy wond een plukje van zijn rode haar, dat al tamelijk dun begon te worden, om een knokige vinger heen, en trok er zachtjes aan. ‘Die beelden die via je helmcamera uitgezonden werden, bedoel je? Ja, Jonathon. Ik geloof dat we met twee verschillende soorten Splintertjes te maken hebben. Het ene type is dat van een geleerde idioot en zegt geen woord. En het andere… kan praten,’ eindigde hij mat. Hij betrapte zichzelf erop dat hij met zijn haar zat te spelen en duwde het weer op zijn plaats. ‘Ik hoop maar dat ik leren kan terug te praten.’ Ze zijn er allemaal bang voor, besefte Whitbread. Vooral Sally. En zelfs aalmoezenier Hardy, die anders door niets van de wijs te brengen is. Allemaal bang voor die eerste stap.
‘Heeft u nog andere indrukken opgedaan?’ vroeg Horvath.
‘Ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat dat schip speciaal voor een toestand van vrije val ingericht was. Overal stroken van een of ander kleverig materiaal. En ook opblaasbaar meubilair. En die halfcirkelvormige compartimenten zijn door korte gangetjes met elkaar verbonden, die even wijd zijn als die compartimenten zelf. Onder acceleratie zouden die in open valluiken veranderen waar je onmogelijk omheen zou kunnen.’
‘Dat is vreemd,’ zei Horvath peinzend. ‘Tot vier uur geleden was dat schip anders onder acceleratie.’
‘Precies, meneer. Die verbindingsgangetjes moeten nieuw zijn.’ Plotseling drong het tot Whitbread door wat hij daar zei. Die verbindingsgangetjes moesten nieuw zijn…
‘Maar dat maakt ons weer wat wijzer,’ zei aalmoezenier Hardy zachtjes. ‘En je zegt dat dat meubilair onder de gekste hoeken tegen de wanden geplakt zit. We hebben allemaal gezien dat het de Splintertjes niets kon schelen hoe ze ten opzichte van jou georiënteerd waren, toen ze met je spraken. Alsof vrije val voor hen een natuurlijke omstandigheid was. Alsof ze erin geëvoluéérd waren…’
‘Maar dat is toch onmogelijk,’ wierp Sally tegen. ‘Het is onmogelijk, maar toch… u hebt gelijk, doctor Hardy! Mensen oriënteren zich altijd. Zelfs oudere Mariniers die hun hele leven in de ruimte hebben doorgebracht! Maar niemand zou in vrije val kunnen evolueren.’
‘Een ras dat oud genoeg was wel,’ zei Hardy. ‘En daar is die kwestie van die asymmetrische armen. Een evolutionaire vooruitgang misschien? We zouden er goed aan doen die theorie in gedachten te houden, als we straks met de Splinters praten.’ Als we met hen kunnen praten tenminste, voegde hij daar voor zichzelf aan toe. ‘Ze raakten in vervoering over mijn ruggegraat,’ zei Whitbread. ‘Alsof ze er nog nooit een gezien hadden.’ Hij zweeg even. ‘Ik weet niet of ze het u verteld hebben, maar ik heb me voor hen uitgekleed. We vonden het niet meer dan billijk hen… te laten weten hoe we eruitzien.’ Hij kon het niet opbrengen Sally aan te kijken.
‘Ik lach je heus niet uit,’ zei ze. ‘Ik zal straks hetzelfde moeten doen.’ Whitbreads hoofd kwam met een ruk omhoog. ‘Wat?’ Sally koos haar woorden met zorg; denk aan die provinciale zeden, zei ze tegen zichzelf. Ze keek niet op van het dek onder haar voeten. ‘Wat het ook zijn mag dat kapitein Blaine en admiraal Kutuzov voor de Splinters verborgen wensen te houden, het bestaan van twee verschillende menselijke geslachten maakt daar geen deel van uit. Ze hebben er recht op te weten hoe we gebouwd zijn, en ik ben de enige vrouw aan boord van de MacArthur.’
‘Maar je bent de nicht van senator Fowler!’
Om die woorden moest ze toch wel even glimlachen. ‘We zullen het ze niet verklappen.’ Meteen stond ze op. ‘Stuurman Lafferty, ik ben zover. Laten we gaan.’ Ze draaide zich nog even naar hem om, op en top een dame van het Keizerlijk hof tot aan haar houding toe, die door niets verried dat ze zich in vrije val bevond. ‘Jonathon, ik dank je voor je bezorgdheid. Aalmoezenier, u mag u bij me voegen zodra ik u roep.’ En daar ging ze.
Читать дальше