‘Dat lijkt me leuk, meneer Whitbread. Jammer dat ik die dag net een afspraak bij de tandarts heb —’
Whitbread bleef aldoor naar de globe staren terwijl ze van hun koffie dronken. ‘Het zit me dwars, Gavin. Werkelijk waar. Laten we het iemand gaan vragen.’
‘Luitenant Cargill is nog steeds daarbuiten, ginds op de Bijenkorf.’ Als Eerste Officier had Cargill officieel de leiding over de opleiding van cadetten. En ook had hij geduld met de jonge leerlingen, iets wat je van een heleboel andere officieren niet kon zeggen. ‘Misschien is er ergens nog iemand op,’ opperde Whitbread. Ze begaven zich naar het voorschip in de richting van de brug, en onderweg zagen ze Renner met klodders scheerzeep op zijn gezicht in een van de openbare wasruimten staan. Ze hoorden hem niet vloeken over het feit dat hij nu een wasgelegenheid met negen andere officieren moest delen, want dat deed hij binnensmonds.
Whitbread kwam met zijn problemen voor de dag. ‘En het doet me aan Mars denken, meneer Renner. Maar ik weet niet waarom.’
‘Ik zou het ook niet weten,’ zei Renner. ‘Ik ben nog nooit zelfs maar in de buurt van Sol geweest.’
Er was namelijk geen enkele reden voor handelsschepen om dichter bij Sol te komen dan de baan van Neptunus, hoewel Sol als de oorspronkelijke bakermat van de mensheid centraal gelegen was als oversteekpunt naar andere en meer waardevolle zonnestelsels. ‘En ik kan ook niet zeggen dat ik ooit veel goeds over Mars gehoord heb. Waarom is het zo belangrijk?’
‘Ik weet het niet. Waarschijnlijk is het helemaal niet belangrijk.’
‘Maar toch schijn je te denken van wel.’
Whitbread gaf geen antwoord.
‘Toch is er iets vreemds aan Splinter Alpha, dat wel. Het ziet eruit als iedere willekeurige planeet in het Keizerrijk, behalve — Of komt het alleen maar omdat ik weet dat die planeet bedekt is met buitenaardse monsters? Weet je wat? Over vijf minuten word ik bij de kapitein verwacht voor een glas wijn. Als jullie even wachten, haal ik mijn tuniek, en dan gaan jullie met me mee. We zullen ’t hém eens vragen.’ Renner schoot zijn kajuit in voordat Whitbread en Potter tijd hadden om tegen te stribbelen. Potter keek zijn metgezel beschuldigend aan. Wat voor moeilijkheden had hij hun nu weer op de hals gehaald? Renner ging hen voor een aantal ladders af en het hogezwaartekracht-segment binnen, waarin de Kapitein zijn patrouillekajuit had. Buiten de deur van Blaines verblijf zat een Marinier, die zich kennelijk verveelde. Whitbread herkende hem — er werd beweerd dat sergeant Maloneys clandestiene vacuüm-destilleerinrichting, die zich ergens bij de bakboord-torpedokamer in het voorschip moest bevinden, de beste Ierse Mist in de hele vloot produceerde. Maloney streefde naar kwaliteit en niet naar kwantiteit.
‘Goed hoor, laat de cadetten ook maar binnenkomen,’ zei Blaine. ‘Er is toch niet veel te doen tot de sloep terugkomt. Komt u binnen, heren. Wijn, koffie, of iets sterkers?’
Whitbread en Potter namen genoegen met sherry, hoewel Potter de voorkeur aan Schotse whisky gegeven zou hebben. Die dronk hij al sinds zijn elfde jaar. Ze zaten op kleine vouwstoeltjes die in klemmen pasten die overal verspreid zaten in de vloer van Blaines patrouillekajuit. De luiken voor de patrijspoorten waren open en het Veld van het schip was momenteel uitgeschakeld, zodat ze de reusachtige omvang van de MacArthur boven zich zagen hangen. Blaine merkte de nerveuze blikken van de cadetten op, en glimlachte. In het begin had iedereen daar last van.
‘Wat is het probleem?’ vroeg Blaine. Whitbread legde het hem uit. ‘Juist, ja. Meneer Potter, wilt u die globe even op mijn intercom brengen? Dank u.’ Rod bestudeerde het beeld dat op zijn scherm verschenen was. ‘Hm. Een normaal uitziende planeet. Alleen de kleuren zijn een beetje onnatuurlijk. De wolken zien er — tja, vies uit. Maar dat is niet verbazingwekkend. Het wemelt in die atmosfeer van allerei soorten rotzooi. Dat weet u ook wel, meneer Whitbread.’
‘Ja, meneer.’ Whitbread trok zijn neus op. ‘Smerige rommel.’
‘Zo is het. Maar wat Buckman met z’n kop tegen de wand doet rennen is het helium. Ik vraag me af of hij dat al uitgeknobbeld heeft? Hij heeft er verscheidene dagen de tijd voor gehad… Verdomme. Whitbread, het heeft inderdaad veel van Mars weg. Maar waarom?’ Whitbread haalde zijn schouders op. Hij kreeg er zo langzamerhand spijt van dat hij het onderwerp ooit ter sprake gebracht had. ‘De contouren zijn moeilijk te onderscheiden. Maar dat zijn ze altijd.’ Afwezig nam Rod zijn koffie met Ierse Mist mee naar het beeldscherm. Officieel wist hij niet waar die Ierse Mist vandaan kwam. Kelley en zijn Mariniers zorgden er echter Voor dat de kapitein er altijd plenty van in voorraad had. Cziller had van slivovitz gehouden, en dat had Maloneys vindingrijkheid tot het uitsterste op de proef gesteld. Blaine volgde met zijn vinger de omtrekken van een kleine zee. ‘Je kunt nauwelijks land van zee onderscheiden, maar de wolken zien er altijd uit alsof het permanente formaties zijn…’ Weer ging hij er met zijn vinger langs. ‘Die zee is bijna cirkelvormig.’
‘Ja. En deze hier ook.’ Met zijn vinger volgde Renner een vaag zichtbare ring van eilanden, die veel groter waren dan de zee die Blaine zojuist bestudeerd had. ‘En die, hier — hiervan is slechts een deel van de boog te zien.’ Ditmaal was het op het landgedeelte, een boog van lage heuvels.
‘Het zijn allemaal cirkels,’ stelde Blaine vast. ‘Net als op Mars. Dat is het. Mars komt in zijn baan al vier miljard jaar lang telkens door Sols asteroïdengordel. Maar dit stelsel télt niet zoveel asteroïden, en die er zijn, bevinden zich allemaal op de Trojaanse punten.’
‘Meneer, zijn de meeste van die cirkels daar trouwens niet een beetje te klein voor?’ vroeg Potter.
‘Dat zijn ze inderdaad, meneer Potter. Dat zijn ze inderdaad.’
‘Maar wat kan dat te betekenen hebben?’ zei Whitbread hardop. De woorden waren hoofdzakelijk voor hemzelf bedoeld. ‘Alweer een raadsel voor Buckman om op te lossen,’ zei Blaine. ‘Hij zal er dolgelukkig mee zijn. Maar laten we nu onze tijd wat constructiever gaan benutten. Ik ben blij dat u de jonge heren meegebracht hebt, meneer Renner. Ik neem aan dat u allebei kunt bridgen?’ Toevallig konden ze dat wel, maar Whitbread had aan een stuk door pech. Hij verloor bijna een hele dag van zijn gage.
Ze waren net uitgespeeld toen de sloep terugkeerde. Cargill kwam onmiddellijk naar de kajuit van de kapitein om verslag uit te brengen over de expeditie. Hij had de nodige informatie mee teruggebracht, een tweetal onbegrijpelijke mechanismen van de Splinterwezens die momenteel uitgeladen werden op het hangardek, plus een gescheurde, dunne reep van een of ander goudkleurig, metaalachtig spul, dat hijzelf meegebracht had en nu in zijn dik gehandschoende handen hield. Blaine bedankte Renner en de cadetten voor hun spel. Ze namen deze stille wenk ter harte, hoewel Whitbread graag nog wat langer gebleven zou zijn.
‘Ik ga naar m’n kooi,’ kondigde Potter aan. ‘Tenzij —’
‘Ja?’ drong Whitbread aan.
‘Zou ’t nie ’n grrappig gezicht zijn, meneerr Crrawforrd z’n hut nu eens te laten zien?’ vroeg Potter ondeugend.
Een langzame grijns verspreidde zich over Jonathon Whitbrcads mollige gelaatstrekken. ‘Dat zou het zeker, meneer Potter. Dat zou het zeker. Laten we voortmaken!’
Het was de moeite waard om te zien. De cadetten bevonden zich dan ook niet alleen in de rapporteerkamer naast het hangardek toen een matroos van de verbindingsdienst op een wenk van Whitbread ’s mans hut op het beeldscherm deed verschijnen.
Crawford stelde hen niet te teleur. Hij zou een moord op een buitenaards wezen begaan hebben, de eerste misdaad van dien aard in de menselijke geschiedenis, als zijn vrienden hem niet vastgehouden hadden. Hij ging zó tekeer, dat het de Kapitein ter ore kwam, met als resultaat dat Crawford regelrecht na zijn terugkeer de volgende wacht mocht betrekken.
Читать дальше