In hun rapporten zouden ze het de Bijenkorf-asteroïde noemen. De rotsklomp was van binnen een en al veelkantige vertrekken zonder vloeren, onderling verbonden door tunnels die te klein waren om een man door te laten. Overal troffen ze uitgedroogde asymmetrische mummies aan. Welke wonderen de bouwers ervan ook verricht mochten hebben, het scheppen van een kunstmatige zwaartekracht had daar niet toe behoord. De gangen gingen alle kanten uit. De grotere vertrekken en opslagruimten vertoonden overal uitsteeksels die voor houvast moesten dienen, bevestigingspunten voor touwen of kabels, en nissen om dingen in op te bergen.
De mummies zweefden overal rond, uitgeteerd en verdroogd, en met wijd opengesperde monden. Ze varieerden in lengte van één tot anderhalve meter. Staley koos er verscheidene van uit en liet die aan boord van de sloep brengen.
Er bevonden zich ook machines, die voor Staley en zijn mannen allemaal even onbegrijpelijk waren, en die allemaal verankerd zaten in vacuiimbeton. Staley liet een van de kleinere machines uit de wand breken. Bij zijn keuze daarvan liet hij zich leiden door de eigenaardigheid ervan en niet door de eventuele bruikbaarheid; geen enkele van de machines was compleet. ‘Geen stukje metaal,’ rapporteerde Staley. ‘Stenen vliegwielen en dingen die eruitzien alsof het geïntegreerde circuits zouden kunnen zijn — porselein met onzuiverheden en meer van dat soort dingen. Maar praktisch geen metaal, meneer.’ Op goed geluk gingen ze verder. Ten slotte bereikten ze een centraal vertrek. Het was gigantisch van afmetingen en hetzelfde gold voor de machine die hier een overheersende plaats innam. Uit de ravage ervan liepen kabels ergens heen, die eruitzagen alsof het supergeleiders geweest konden zijn. Dit gaf Staley de overtuiging dat dit de centrale krachtbron voor de asteroïde was geweest, maar het ding vertoonde geen enkel residu van uitstraling.
Ze wurmden zich door nauwe gangetjes heen en tussen onbegrijpelijke blokken steen door, en stuitten op een grote, metaalachtige kist. ‘Snij daar eens in,’ beval Staley.
Lafferty gebruikte zijn snijlaserapparaat. Ze stonden eromheen en zagen hoe de smalle groene straal geen kans zag door het zilverachtige omhulsel heen te dringen. Waar bleef die energie? vroeg Staley zich af. Zou die soms door dat ding geabsorbeerd worden? Een gevoel van warmte op zijn gezicht deed hem het antwoord vermoeden. Hij haalde er een thermometer bij en mat de temperatuur. Het gehele omhulsel was overal heet genoeg om nog net niet roodgloeiend te zijn. Toen Lafferty het laserapparaat uitschakelde koelde het omhulsel snel af; maar tijdens het afkoelen bleef de temperatuur op alle punten gelijk.
Een supergeleider van warmte dus. Staley floot bedenkelijk in de microfoon van zijn ruimtepak en vroeg zich af of hij ergens een kleiner monster zou kunnen vinden om mee te nemen. Toen probeerde hij het omhulsel met een buigtang — en het boog even gemakkelijk om als blik. Toen hij er met de tang aan trok, liet een stuk ervan los. Vervolgens scheurden ze er met hun gehandschoende handen hele lappen van los.
Het was onmogelijk de Bijenkorf met zijn nauwe, bochtige gangen in kaart te brengen. Het was moeilijk uit te maken waar ze zich bevonden; maar onder het gaan lieten ze een spoor van merktekens achter, en ze bedienden zich van proton-straalinstrumenten om de dikte van de wanden te meten.
De wanden van de gangen waren door het hele binnenste van de asteroïde overal zo dun als eierschalen. En de buitenwanden waren al niet veel dikker. De Bijenkorf-asteroïde kon bepaald geen veilig oord geweest zijn om in te wonen.
Maar de wand onder de grote krater was vele meters dik.
Het stralingsgevaar, dacht Staley. Er moest een residu van nucleaire uitstraling geweest zijn. Anders zouden ze deze wand net zo diep uitgehouwen hebben als ze met alle andere wanden gedaan hadden om zich ruimte te verschaffen.
Er moest hier een niet te stuiten bevolkingsexplosie plaatsgehad hebben.
En toen had iets ze allemaal uitgeroeid.
En nu viel er geen enkele uitstraling meer te bespeuren. Hoe lang geleden zou dat alles gebeurd zijn? De asteroïde was doorzeefd met kleine meteoorgaten; ook de wanden zaten vol gaten. Hoe lang geleden?
Staley keek peinzend naar het kleine, zware voortbrengsel van de Splinterbeschaving dat Lafferty en Sohl op dat ogenblik bezig waren door de gangen naar buiten te sleuren. Een methode om beton te storten in een vacuüm — en het zich verplaatsen van elementaire deeltjes van de ene kant van een oppervlak naar de andere. Daaruit zouden de wetenschappers aan boord van de MacArthur misschien kunnen afleiden hoe lang de Bijenkorf-asteroïde al verlaten was; maar één ding wist hij nu al. Dit ding was oud.
19. De populariteit van Kanaal Twee
Aalmoezenier David Hardy sloeg de miniatuurtjes uitsluitend via de intercom gade, want op die manier kon hij zich onttrekken aan het eindeloze gespeculeer over wat de Splintertjes nu eigenlijk waren. Voor Horvath en zijn mensen was dit een kwestie van wetenschappelijk belang; maar voor aalmoezenier Hardy stond er meer dan intellectuele nieuwsgierigheid op het spel. Zijn opgave was vast te stellen of Splinterwezens menselijk waren. Horvaths wetenschapsmensen vroegen zich alleen maar af of ze intelligent waren.
De laatste vraag ging natuurlijk aan de eerste vooraf. Het was onwaarschijnlijk dat God wezens geschapen zou hebben die wel een ziel bezaten, maar geen intelligentie; maar het was wel degelijk mogelijk dat Hij intelligente wezens geschapen had, die geen ziel bezaten, of wezens, wier verlossing alleen maar bewerkstelligd kon worden op manieren die totaal verschilden van die, welke voor de mensheid golden. Ze zouden zelfs een vorm van engelen kunnen zijn, hoewel je je moeilijk een onwaarschijnlijker stel engelen zou kunnen voorstellen. Hardy grinnikte bij die gedachte en keerde weer terug tot zijn studie van de miniatuurtjes. Het grotere Splinterwezen sliep.
De miniatuurtjes deden momenteel ook al niet veel interessants. Het was trouwens niet nodig dat Hardy ze voortdurend gadesloeg. Alles werd toch geholografeerd en aangezien hij de taalkundige van de MacArthur was, zouden ze Hardy er wel van in kennis stellen als er iets gebeurde. Hij was er inmiddels al van overtuigd geraakt dat de miniatuurtjes noch intelligent, noch menselijk waren. Hij slaakte een diepe zucht. Wat is de mens, dat Gij hem indachtig zijt, o Heer? En waarom zit ik met het probleem vast te stellen welke plaats Splinters innemen in Uw bestel? Tja, dat laatste was tenminste gemakkelijk te beantwoorden. Het gissen naar de beweegredenen van God is een spel dat al zeer, zeer lang gespeeld wordt. Op papier was hij de beste man voor dit karweitje, tenminste zeer zeker voor wat de Trans-Kolenzak-Sector betrof.
Hardy was vijftien jaar priester geweest en sedertdien was hij nu al twaalf jaar aalmoezenier bij de Marine, maar pas nu begon hij dit zo langzamerhand als zijn eigenlijke roeping te beschouwen. Op vijfendertigjarige leeftijd was hij een volledig bevoegd hoogleraar aan de Keizerlijke Universiteit op Sparta, een expert op het gebied van de oude en moderne menselijke talen, en de esoterische kunst die men taalkundige archeologie pleegt te noemen. Doctor David Hardy was er gelukkig mee geweest de bakermat van onlangs herontdekte koloniën die eeuwenlang geïsoleerd waren gebleven, vast te stellen. Door hun talen en de woorden die ze voor alledaagse voorwerpen gebruikten te bestuderen, kon hij vaststellen uit welk deel van de ruimte de oorspronkelijke kolonisten afkomstig waren geweest. Doorgaans kon hij daarvan de planeet, en zelfs de stad bepalen.
Alles aan de Universiteit was hem bevallen, behalve de studenten. Hij was nooit bepaald godsdienstig geweest, totdat zijn vrouw de dood gevonden had bij het neerstorten van een landingsvaartuig; toen, en hij was er zelfs nu nog niet zeker van hoe dat eigenlijk in zijn werk gegaan was, was de Bisschop hem komen opzoeken, en had hij een lange en onderzoekende blik op zijn leven geworpen — om vervolgens in het seminarie te gaan. Zijn eerste aanstelling na zijn inwijding was een rampzalige periode als zielenherder voor studenten geweest. Het was een fiasco geworden. De Marine had aalmoezeniers nodig, en kon altijd taalkundigen gebruiken…
Читать дальше