Het Splinterwezen goot er twee bekers water in, deed het filterbakje op zijn plaats, en nam een afwachtende houding aan. De hofmeester keek geamuseerd naar Cargill, die toestemmend knikte. De bediende haalde het blik gemalen koffie te voorschijn, hanteerde de maatlepel en bracht het apparaat op gang. Het buitenaardse wezen sloeg een en ander al die tijd nauwlettend gade. Een van de miniatuurtjes deed dat ook en liet zich daarbij niet afleiden door een van de biologen die met een peentje voor haar gezicht heen en weer zwaaide. ‘Een poosje geleden zat ze ook al zo te kijken, toen ik bezig was koffie te maken, meneer,’ zei de hofmeester. ‘Ik dacht toen dat ze er misschien wel wat van hebben wilde, maar die wetenschapslui hebben het haar niet aangeboden.’
‘Over enkele ogenblikken zitten we hier misschien met een afschuwelijke janboel, Ernie. Hou je gereed om de boel op te dweilen.’ Cargill wendde zich tot Sally. ‘Hoe goed is dat monster erin dingen weer in elkaar te zetten?’
‘Heel goed, zelfs,’ zei Sally. ‘Ze heeft mijn zakcomputer gerepareerd.’
De percolator borrelde en het water in het peilglas werd bruin. Aarzelend schonk Cargill zich een bekertje in en proefde ervan. ‘Nee maar, dat smaakt niet gek,’ zei hij. Hij stak het Splinterwezen het bekertje toe.
Ze proefde van het zwarte, bittere brouwsel, krijste, en smeet het bekertje tegen de wand.
Sally nam Whitbread mee naar de provisiekamer naast de kantine. ‘Jij hebt weten te bereiken dat de Splinter je begreep. Hoe heb je daar kans toe gezien?’
‘Dat was alleen maar die ene keer,’ zei Whitbread. ‘Ik heb me al afgevraagd of ik me soms vergist heb. Is het niet mogelijk dat ze toevallig net besloten had me vrij te laten, toen ik mijn helm opendeed en schreeuwde?’
Sally keek nijdig en teleurgesteld. ‘Ze stáát daar maar. Het schijnt niet eens tot haar door te dringen dat wc proberen met haar te praten. En van haar kant doet ze ook geen enkele poging om iets terug te zeggen…’ Ze liet haar stem dalen tot een hoofdzakelijk tot zichzelf gericht gemopper. ‘Een van de fundamentele kenmerken van intelligente rassen is, dat ze pogingen tot communicatie doen. Whitbread, wat is je voornaam?’
Whitbread keek onthutst. ‘Jonathon, vrouwe.’
‘Oké, Jonathon. Ik heet Sally. En als man tegen vrouw moet je me nu eens vertellen, Jonathon, wat is het verdorie dat ik verkeerd doe? Waarom wil ze niet eens proberen tegen me te praten?’
‘Tja, Sally,’ zei Whitbread, aarzelend haar naam proevend. De smaak beviel hem wel. En ze was maar een paar jaar ouder dan hij — ‘Sally, daarvoor zou ik wel een half dozijn redenen kunnen bedenken. Misschien kan ze alleen maar gedachten lezen.’
‘Wat zou dat te maken kunnen hebben met —’
‘Dan zou ze immers geen benul van spreektalen hebben? En wat jij haar probeert te leren, zou dan ook onbegrijpelijk voor haar zijn. En misschien kan ze ónze gedachten alleen maar lezen wanneer we woedend schreeuwen, zoals ik toen deed.’
‘Of zoals luitenant Cargill deed,’ zei Sally nadenkend. ‘Ze deinsde inderdaad achteruit van die koffiemachine. Maar niet voor lang. Nee, ik geloof er niet in.’
‘Ik ook niet. Ik geloof dat ze liegt.’
‘Dat ze liegt?’
‘Dat ze zich van den domme houdt. Ze weet niet wat ze tegen ons zeggen moet en dus zegt ze helemaal niets tegen ons. Ze probeert tijd te winnen. Ze stelt belang in onze apparatuur en dit geeft haar de tijd om er meer van te weten te komen.’
Sally knikte langzaam. ‘Een van de biologen is op hetzelfde idee gekomen. Dat ze op instructies wacht, en zoveel leert als ze maar kan, totdat ze komen — Jonathon, hoe zouden we haar daarop kunnen betrappen?’
‘Ik geloof niet dat we dat kunnen,’ zei Whitbread peinzend. ‘Hoe zou je een intelligente muis erap willen betrappen dat hij zich dom voordoet, als je nog nooit een muis gezien had en iemand anders ook niet?’
‘Wat een rottoestand. Maar ja, er zit niets anders op dan dat we het blijven proberen.’ Er verscheen een frons op haar gezicht toen ze weer dacht aan wat het Splintertje met die koffiemachine gepresteerd had, en toen keek ze Whitbread lang en nadenkend aan. ‘Je bent uitgeput. Ga wat slapen, er is toch niets wat je ons beslist nu meteen moet vertellen, is ’t wel?’
‘Nee.’ Whitbread geeuwde. Achter hem klonk een scharrelend, ritselend geluid, en vlug draaiden ze zich allebei om, maar er was niets te zien. ‘Over muizen gesproken,’ zei Whitbread.
‘Hoe kunnen die leven in een schip dat helemaal van staal is?’ vroeg Sally.
Whitbread haalde de schouders op. ‘Ze komen aan boord met de voedselvoorraden en zelfs ook in persoonlijke bagage. Zo nu en dan ontruimen we delen van het schip, brengen de bemanning die daar huist zolang naar ergens anders over, en stellen zo’n gedeelte dan bloot aan het luchtledige van de ruimte om hun aantal binnen de perken te houden, maar we krijgen ze nooit allemaal te pakken. En vanwege al die extra mensen aan boord hebben we zelfs dat niet kunnen doen, deze reis.’
‘Interessant.’ Sally knikte. ‘Muizen kunnen bijna overal leven, waar mensen dat ook kunnen — weet je dat er waarschijnlijk evenveel muizen in het Melkwegstelsel zijn als mensen? We hebben ze naar bijna alle planeten overgebracht. Jonathon, zouden die miniatuurtjes een soort muizen zijn?’
Whitbread haalde zijn schouders op. ‘In ieder geval gaf ze er niet om, dat staat vast. Op twee na heeft ze ze allemaal om zeep gebracht — maar waarom zou ze er überhaupt twee hebben willen meebrengen aan boord? En nog wel twee, die ze in het wilde weg uitzocht.’ Sally knikte weer. ‘We hebben gezien hoe ze ze ving.’ Plotseling moest ze lachen. ‘En meneer Renner vroeg zich af of het misschien Splinter-babytjes konden zijn! Ga slapen, Jonathon. Over een uur of tien zien we je wel weer terug!
17. Meneer Crawford raakt zijn hut kwijt
En zo kwam het dat cadet Jonathon Whitbread zijn hangmat veel eerder bereikte dan hij verwacht had. Gelukzalig liet hij zich wegzakken in het vlechtwerk en hij deed zijn ogen dicht… om er vervolgens weer één open te doen, toen hij andere ogen op zich gericht voelde. ‘Ja, meneer Potter,’ zei hij met een zucht.
‘Meneer Whitbread, u zou me een groot genoegen doen als u eens met meneer Staley wilde praten.’
Dit was niet wat Whitbread verwacht had. Hij deed nu ook zijn andere oog open. ‘Huh?’
‘Iets heeft hem van streek gemaakt. En u weet hoe hij is, hij zou nog liever doodgaan dan zich te beklagen. Maar hij loopt rond als een robot en hij praat tegen bijna niemand, behalve dan uit beleefdheid. Hij eet in z’n eentje… U kent hem al langer dan ik en ik dacht dat u er misschien wel achter zou kunnen komen waarom hij zo doet.’
‘Goed, Potter. Ik zal het proberen. Wanneer ik wakker word.’ Hij deed zijn ogen weer dicht. Maar Potter bleef nog steeds staan. ‘Over acht uur, Potter. Zó urgent kan het nou ook weer niet zijn.’
In een ander gedeelte van de MacArthur gooide eerste stuurman Renner zich onrustig van de ene zij op de andere in een kajuit die niet veel groter was dan zijn kooi. Het was de hut van de Derde Officier, maar Renners eigen kajuit was aan twee wetenschappers toegewezen, en de Derde had zijn intrek genomen bij een officier van de Mariniers. Plotseling zat Renner recht overeind in het duister, terwijl zijn brein worstelde om zich iets te binnen te brengen dat misschien alleen maar een droom geweest was. Vervolgens knipte hij het licht aan en tastte naar de juiste knop op het voor hem onvertrouwde schakelbord van de intercom. De matroos die antwoordde gaf blijk van een opmerkelijke zelfbeheersing: hij gaf niet eens een schreeuw of zo iets. ‘Verbind me met juffrouw Sally Fowler,’ zei Renner.
De matroos deed dit zonder commentaar. Vast en zeker een robot, dacht Renner. Hij wist hoe hij eruitzag.
Читать дальше