‘Laat ik je eens iets vertellen, Whitbread,’ zei Rod. ‘Iedereen aan boord van dit schip verlangt ernaar jouw geheugen uit te scheppen, en niet straks, maar nu metéén. Ik mag eerst, omdat ik de Kapitein ben. Wanneer we daarmee klaar zijn, lever ik je over aan Horvath en zijn mensen. En wanneer die met je klaar zijn, als dat tenminste ooit gebeurt, mag je inrukken. Dan zul je misschien denken dat je nu eindelijk wat kunt gaan slapen, maar vergeet het maar. De wapenkamer zal het hele verhaal ook willen horen. En die lui hebben om beurten dienst, dus je zult alles wel een half dozijn keer van voren af aan moeten vertellen. Kun je ’t je al een beetje voorstellen?’
Whitbreads gezicht drukte ontzetting uit — hoe kon het ook anders? ‘Goed zo. Zet je koffie maar neer in die uitholling. Mooi. Schuif nu naar achteren, totdat je ruggegraat de stoelleuning raakt. En nou ontspannen, verdomme nog aan toe! Doe je ogen dicht.’ Wonder boven wonder deed Whitbread alles wat hem opgedragen was. Een ogenblik later verscheen er zelfs een gelukzalige glimlach op zijn gezicht.
‘Ik heb de recorder af staan,’ zei Blaine tegen hem, maar dat was niet waar. ‘Je formele rapport komt later wel. Wat ik nu wil hebben zijn feiten, indrukken, alles wat je maar voor de mond komt. Mijn onmiddellijke probleem is, of ik dat Splinterschip al dan niet moet tegenhouden.’
‘Kunnen we dat dan nog? Meneer?’
Blaine keek naar Cargill. De eerste officier knikte. ‘Het is pas een halfuur ver. Zelfs binnen de komende paar dagen zouden we het nog ieder moment kunnen achterhalen. En het heeft geen beschermend Veld, moet je bedenken. En door jouw helmcamera zag die romp er dun genoeg uit. Twee minuten vuur van onze voorste batterijen zouden voldoende zijn om het hele schip te doen verdampen. Een peuleschil.’
‘Of anders’, zei Blaine, ‘zouden we het ding kunnen inhalen, zijn aandrijving uit kunnen schakelen, en het op sleeptouw nemen. De hoofdmachinist zou er een jaar salaris voor overhebben om dat elektromagnetische fusiesysteem uit elkaar te mogen halen. En hetzelfde geldt voor het Keizerlijk Genootschap van Handelslieden; dat ding is eenvoudig volmaakt voor het delven van mineralen op asteroïden.’
‘Ik zou tégenstemmen,’ zei Whitbread, die zijn ogen nog steeds dicht had. ‘Als dit een democratie was, tenminste. Meneer.’
‘Maar dat is het niet, en de Admiraal voelt er veel voor, dat Splinterschip te gaan pakken. Sommigen van de wetenschapsmensen denken er net zo over, maar Horvath is ertegen. Waarom ben jij erop tegen?’
‘Omdat dat de eerste vijandige daad zou zijn, meneer. En die zou ik net zolang willen vermijden totdat de Splinterwezens zouden proberen de MacArthur te vernietigen.’ Whitbread deed zijn ogen open. ‘Trouwens, zelfs dan nog, want zouden ze niet afgeschrikt worden door het Veld? We zijn hier in hun thuisstelsel, kapitein, en per slot van rekening zijn we gekomen om te zien of we met hen zouden kunnen opschieten — tenminste, dat dacht ik, meneer.’
Cargill grinnikte. ‘Nou klinkt-ie precies als dr. Horvath, vindt u ook niet, schipper?’
‘Trouwens, meneer, wat doet dat Splinterschip dat voor ons nadelig zou kunnen zijn?’
‘Het is onbemand op weg naar huis, waarschijnlijk met een boodschap.’
‘Ik geloof niet dat er een boodschap was, meneer. Hij deed niets dat ook maar enigszins op schrijven leek en gesproken heeft hij helemaal niet.’
‘Zij,’ verbeterde Blaine hem. ‘De biologen zeggen dat ons Splinterwezen een vrouwtje is. En de beide kleintjes ook, en één daarvan is zwanger.’
‘Zwanger? Zou me dat opgevallen moeten zijn, meneer?’ Blaine grinnikte. ‘Waar zou je naar gezocht hebben? En waar? Het is je niet eens opgevallen dat die kleintjes allemaal vier armen hebben.’
‘ Vier —?’
‘Laat maar, meneer Whitbread. U hebt dus geen boodschappen gezien, maar ja, totdat dat schip ervandoor ging, wist u ook niet dat ons Splinterwezen een automatische piloot geprogrammeerd — of gebouwd — had. En een leeg schip vormt op zichzelf al een boodschap. Zijn we voorbereid op het ontvangen van bezoekers, Jack?’ Cargill knikte. ‘En zelfs al zouden we dat niet zijn, kunt u er donder op zeggen dat de Lenin erop voorbereid is.’
‘Reken maar niet te veel op hulp van de Lenin, Nummer Een. Kutuzov is van mening dat het misschien wel interessant zou zijn eens te zien in hoeverre de MacArthur haar mannetje zou weten te staan tegen de Splinterwezens. Hij zou misschien alleen maar toekijken, en er dan full-speed vandoor gaan naar huis.’
‘Is dat — dat lijkt me niets voor de Admiraal, meneer,’ protesteerde Cargill.
‘Het is wel degelijk wat voor hem, als je de ruzie gehoord had die hij met dr. Horvath gehad heeft. Onze Minister van Wetenschappen zegt voortdurend tegen de Admiraal dat hij uit de buurt moet blijven en straks geeft de Admiraal hem nog zijn zin ook.’ Blaine wendde zich weer tot de cadet. ‘Je hoeft dit niet verder te vertellen in de wapenkamer, Whitbread.’
‘Nee, meneer.’
‘En laten we nu, zolang we er toch de tijd voor hebben, eens kijken wat je je kunt herinneren omtrent dat Splinterschip.’ Blaine drukte een paar knoppen in en op de beeldschermen aan de wand werden verscheidene beelden van het buitenaardse vaartuig zichtbaar. ‘Dit is alles waarover de computer tot dusverre beschikt,’ legde Rod uit. ‘Een gedeelte van het interieur hebben we al in kaart gebracht. Onze tast-apparatuur is op geen enkele afscherming of hindernis gestuit, dus ze hadden niets te verbergen, maar zo gemakkelijk te begrijpen is het toch ook weer niet.’
Blaine nam een lichtgevende aanwijsstok ter hand. ‘Deze ruimten hier bevatten vloeibare waterstof. En déze ruimte bevatte zware machinerie; heb je daar iets van te zien gekregen?’
‘Nee, meneer, maar dat paneel daar achterin zag eruit alsof het omhooggeschoven kon worden.’
‘Mooi.’ Blaine knikte naar Cargill, en die schetste de aanvulling op het beeldscherm met de daarvoor bedoelde schrijfstift. ‘Zo?’ vroeg de eerste officier. ‘Prachtig.’ Hij drukte de registratieknop in. ‘Nu weten we dat er zich een heleboel brandstof in de vorm van waterstof ergens aan boord bevond. En die aandrijving van ze ioniseert, verhit, en verrijkt die waterstof met hete koolstofdampen. Daar heb je een heleboel machinerie voor nodig. Waar zat die dan allemaal?’
‘Meneer, zou het niet beter zijn als de Hoofdmachinist hier ook was?’
‘Dat zou het inderdaad, meneer Whitbread. Maar jammer genoeg gebeuren er aan boord van dit schip zowat tien dingen tegelijk en hebben ze luitenant Sinclair elders nodig. Hij komt heus gauw genoeg aan de beurt om je uit te horen — zeg Jack, laten we niet de filosofie uit het oog verliezen, die achter alle ontwerpen van de Splinterwezens steekt. We zoeken telkens weer naar aparte mechanismen voor iedere functie, maar aan boord van die verkenner verrichtte alles vier of vijf gedeeltelijk in elkaar grijpende functies tegelijk, om het zo maar eens uit te drukken. Het zou wel eens kunnen zijn dat we naar te véél machinerie zoeken.’
‘Ja, meneer — maar, kapitein, hoe je het ook bekijkt, dat schip had toch een minimum aantal functies te verrichten. Dat kan gewoon niet anders. En voor de helft daarvan kunnen we niet voldoende apparatuur vinden.’
‘Tenminste niet aan de hand van ónze technologie,’ zei Blaine nadenkend. Toen grijnsde hij, en het was de brede en onbeschaamde grijns die je van een jonge kerel verwachten kon. ‘Wat we zoeken ziet er misschien uit als een combinatie van een elektronische oven, een brandstof-ionisator en een saunabad. Goed, en nu voor wat het buitenaardse wezen zelf betreft. Wat zijn je indrukken, Whitbread. Is het wérkelijk zo intelligent?’
‘Ze begreep niets van wat ik zei. Behalve die ene keer, toen ik schreeuwde: “Zet dat krachtveld af!” Dat begreep ze meteen. Maar verder geen snars.’
Читать дальше