Hij bracht de taxi even buiten het keurige ronde gat dat Sinclair in het Veld van de MacArthur had doen ontstaan, tot stilstand. Het buitenaardse vaartuig was door de reusachtige romp van het oorlogsschip aan het gezicht onttrokken. Beneden hem bevond zich het hangardek, en de cadet had zijn sloep dolgraag op eigen kracht door de opening naar binnen willen brengen om het toekijkende buitenaardse wezen een staaltje van zijn kunnen te laten zien, maar hij wist wel beter. Ze wachtten.
In drukpakken gestoken ruimtematrozen kwamen van het hangardek omhoog. Ze sleepten kabels achter zich aan. De matrozen wuifden. Whitbread wuifde terug en enkele seconden later bracht Sinclair de lieren op gang om de sloep omlaag te trekken, de MacArthur binnen. Toen ze door de hangardeuren kwamen, werden er nog weer andere kabels aan de bovenkant van de sloep bevestigd. Deze werden aangetrokken totdat ze strak stonden, zodat de daling van de taxi erdoor afgeremd werd, en op hetzelfde ogenblik begonnen de grote hangardeuren zich boven hen te sluiten.
Het Splinterwezen keek toe, terwijl zijn hele lichaam van de ene kant naar de andere meedraaide, zodat hij Whitbread aan een uil deed denken die hij eens in een dierentuin op Sparta had gezien. Tot zijn verbazing zag hij dat de kleine schepseltjes die het buitenaardse wezen in de zak met zich meedroeg ook alles gadesloegen; ze aapten het grotere wezen in alles na. Eindelijk lagen ze stil en Whitbread maakte een gebaar naar de luchtsluis. Door het dikke glas kon hij sergeant Kelley en een dozijn gewapende Mariniers zien staan.
Voor Rod Blaine bevonden zich twintig beeldschermen in een halve boog en het gevolg was dat iedere wetenschapper aan boord van de MacArthur dicht bij hem wilde komen zitten. Aangezien dit de enige manier was om een eind aan het gekibbel te maken, liet Rod het schip in een staat van verhoogde paraatheid brengen en de brug ontruimen door al het burgerpersoneel. En nu zat hij op zijn scherm toe te kijken terwijl Whitbread weer aan boord van de ruimtetaxi klom. Door het op Whitbreads helm gemonteerde oog van de camera kon Blaine het buitenaardse wezen in de stoel van de piloot zien zitten, schijnbaar steeds groter wordend op het scherm, toen de cadet ijlings op hem af sprong. Blaine draaide zich om naar Renner. ‘Heeft u gezien wat het daar deed?’
‘Ja. Meneer, dat wezen was bezig — Kap’tein, ik zou zweren dat het aan de stuurinrichting van de sloep wilde gaan prutsen.’
‘Ik ook.’ Met een gevoel van machteloos ongeduld keken ze toe terwijl Whitbread de sloep terug naar de MacArthur bestuurde. Blaine kon het de jongen niet kwalijk nemen dat hij niet naar zijn passagier omzag terwijl hij bezig was de boot te besturen, maar… toch was het maar het beste niet tussenbeide te komen. Ze wachtten, terwijl de kabels aan de sloep bevestigd werden en hij neergetakeld werd in het inwendige van de MacArthur.
‘Kap’tein!’ Het was Staley, die op dat ogenblik dienst had als cadet van de wacht, maar Rod had het zelf ook al gezien. Verscheidene camera’s en een paar van de secundaire batterijen waren op de sloep gericht, maar alle zware batterijen waren op het buitenaardse schip gericht; en dat was plotseling tot leven gekomen. Aan de achtersteven van het buitenaardse vaartuig gloeide een straal blauw licht op. Het had de kleur van een Cherenkov-uitstraling en vloeide evenwijdig met de slanke zilveren angel uit de staart naar buiten. Plotseling vertoonde zich ernaast een straal intens wit licht. ‘Gindse boot komt op gang, kap’tein,’ meldde Sinclair. ‘Godverdomme!’Zijn eigen beeldschermen vertoonden hetzelfde beeld, en ook dat de scheepsbatterijen het buitenaardse vaartuig volgden. ‘Heb ik toestemming tot vuren?’ vroeg de artillerieofficier. ‘Nee!’ Maar wat ging dat ding doen? vroeg Rod zich af. Tijd genoeg om daar achter te komen wanneer Whitbread weer aan boord terug was, veronderstelde hij. Het buitenaardse schip kon niet ontkomen. En het buitenaardse wezen zelf ook niet.
‘Kelley!’
‘Meneer?’
‘Posteer je met een sectie bij de luchtsluis. Escorteer Whitbread en dat ding naar de ontvangkamer. Op een beleefde manier, sergeant. Blijf beleefd, maar zorg ervoor dat het nergens anders naartoe gaat.’
‘Tot uw orders, kapitein.’
‘Nummer Een?’ riep Blaine.
‘Ja, meneer?’ antwoordde Cargill.
‘U heeft Whitbreads helmcamera de hele tijd dat hij zich in dat schip bevond op de voet gevolgd?’
‘Ja, meneer.’
‘Is het mogelijk dat er zich nog een ander buitenaards wezen aan boord bevond?’
‘Nee, meneer. Daarvoor was er geen ruimte genoeg. Ben je het met me eens, Sandy?’
‘Jèh, kap’tein,’ antwoordde Sinclair. Blaine had een communicatiecircuit in werking gesteld dat hem tegelijk met de brug in het achterschip en met de machinekamer verbond. ‘Tenminste nie als dat beessie ook nog brrandstof bij zich wilde hebben. En we hebben geen deurr’n gezien.’
‘Ja, maar er was ook nergens een luchtsluis te zien totdat hij openging,’ bracht Rod hem in herinnering. ‘Was er misschien iets dat een toilet zou hebben kunnen zijn?’
‘Kap’tein, was dat dan nie de w.c., wat we gezien hebben? Ik heb tenminste aangenomen dat dat voorrwerrp aan bakboorrdzijde bij de luchtsluis iets derrgelijks was.’
‘Ja. Dan wordt dat ding dus door een automatische piloot bestuurd, denken jullie ook niet? Maar we hebben hem die niet zien programmeren.’
‘Maar wel hebben we gezien dat hij de stuurinrichting praktisch van de grond af opnieuw opbouwde, kapitein,’ zei Cargill. ‘Grote God! Denkt u dat dat de manier is, waarop ze…’
‘Lijkt me errg onprraktisch, maarr we hebben ’t beessie niks anderrs zien doen dat op ’t prrogrrammeerr’n van ’n automatische piloot leek,’ zei Sinclair peinzend. ‘En ’t deed dat verrdomd snel ook, meneerr. Kap’tein, denkt u dat ’t ’n automatische piloot gebouwd heeft?’ Er was een plotselinge lichtflits op een van Rods beeldschermen. ‘Zagen jullie dat? Een blauwe lichtgloed in de luchtsluis van het buitenaardse schip. Wat zou daar nou weer de bedoeling van zijn?’
‘Om dat ongedierte te doden?’ opperde Sinclair. ‘Bepaald niet. Daarvoor is dat vacuüm al voldoende,’ antwoordde Cargill.
Whitbread verscheen op de brug, en kwam stram in de houding staan voor Blaines commandostoel. ‘Ik meld me bij de Kapitein, meneer.’
‘Goed werk, meneer Whitbread,’ zei Rod. ‘Uh — houdt u er enige ideeën op na omtrent die twee parasieten die hij meegebracht heeft aan boord? Waaróm hij ze meegebracht heeft, bijvoorbeeld?’
‘Nee, meneer — uit beleefdheid misschien? Voor het geval we er eentje zouden willen ontleden?’
‘Het is mogelijk. Wisten we maar wat het waren. En nou dat weer.’ Blaine gebaarde naar zijn beeldschermen.
Het buitenaardse schip maakte een bocht en het witte licht van zijn aandrijving beschreef een boog aan de hemel. Het scheen een kant uit te gaan die het terug zou brengen naar de Trojaanse punten. En Jonathon Whitbread was de enige man die het ooit van binnen gezien had. En terwijl Blaine de bemanning liet inrukken van hun gevechtsposten scheen die roodharige cadet te denken dat hij zijn beproeving al achter de rug had.
De Constructeur had een brede, liploze mond, die bij de mondhoeken omhoog krulde. Het leek op een halve grijns van vriendelijke blijmoedigheid, maar dat was het niet. Het was gewoon een gelaatstrek die permanent deel uitmaakte van haar kinderlijke stripverhaalgezicht.
Toch was de Constructeur wel degelijk blij.
Haar blijdschap was voortdurend groter geworden. Haar binnenkomst door het Langston-veld was een nieuwe ervaring voor haar geweest, zo iets als het binnendringen in een zwarte ballon van vertraagde tijd. Zelfs zonder de beschikking te hebben over haar instrumenten had dat haar al enig inzicht in het Veld gegeven. Ze was nu nog verlangender dan ooit, die generator eens te zien te krijgen. Het schip binnen die ballon kwam haar onnodig primitief voor, maar wat was het rijk aan schatten! Het hangardek bevatte onderdelen die nergens anders mee verbonden schenen te zijn, en er waren mechanismen in zo’n overvloed dat ze niet eens gebruikt behoefden te worden! En nog een heleboel andere dingen, die ze zo op het eerste gezicht niet doorgronden kon.
Читать дальше