‘Neutrino-emissies, zegt u. Dat betekent een op fusie gebaseerde technologie.’
Buckman glimlachte. ‘En wel een die op een hoog peil staat. Zit u aan handelsmogelijkheden te denken?’
‘Natuurlijk. Waarom zou ik anders hier zijn?’ En ik zou hier ook nog zijn als de Marine me niet duidelijk had laten doorschemeren dat het alternatief een formele arrestatie was… maar dat kon Buckman niet weten. Alleen Blaine wist dat. ‘Hoe hoger hun beschaving, des te meer zullen ze te verhandelen hebben.’ En des te moeilijker zou het zijn ze te bedonderen; maar voor dat soort dingen zou Buckman zich niet interesseren.
‘We zouden zoveel sneller kunnen werken als de Marine onze telescopen niet in gebruik had,’ klaagde Buckman. ‘En Horvath staat het toe! Ah, kijk eens aan.’ Nabil kwam binnen, een serveerwagentje voor zich uit duwend.
Buckman at als een uitgehongerde rat. Tussen de happen door zei hij: ‘Niet dat de dingen waar de Marine zich mee bezighoudt allemaal even oninteressant zijn. Dat buitenaardse schip ‘Schip?’
‘Er komt een schip naar ons toe. Wist u dat dan niet?’
‘Nee.’
‘Nou, het punt van vertrek daarvan ligt op een grote asteroïde die een en al steen is en zich een flink stuk buiten de hoofdzwerm bevindt. Maar wat ik zeggen wou, is dat die asteroïde naar verhouding erg licht is. Zij moet heel eigenaardig gevormd zijn, tenzij er zich overal in het gesteente gasbellen bevinden en dat zou betekenen —’ Bury lachte hardop. ‘Doctor, een buitenaards ruimtevaartuig is toch zeker heel wat interessanter dan zo’n klomp meteoorsteen?’
Buckman keek verbaasd. ‘Waarom?’
De splintervormige voorwerpen veranderden van kleur; ze werden eerst rood en vervolgens zwart. Het was duidelijk dat die dingen aan het afkoelen waren, maar hoe waren ze heet geworden om te beginnen?
Toen een van de voorwerpen zich in beweging zette en haar kant uitkwam, vroeg de Constructeur zich dat niet langer af. Er zaten krachtbronnen in die metalen massa’s.
En ze hielden er een eigen motivatie op na. Wat konden het zijn? Constructeurs, of Meesters, of levenloze brokken machinerie? Een Bemiddelaar misschien, bezig met het verrichten van een of andere onbegrijpelijke taak? Ze had een hekel aan de Bemiddelaars, die zo gemakkelijk en op zo’n onredelijke manier tussenbeide konden komen als je met belangrijk werk bezig was.
Misschien waren het wel Instrumentmakers; maar het was waarschijnlijker dat die dingen een Meester bevatten. De Constructeur overwoog ervandoor te gaan, maar die naderende massa beschikte over te veel vermogen. Het ding accelereerde met 1,14 gee, wat bijna het uiterste was wat haar eigen schip kon halen. Er zat voor een Constructeur niets anders op dan zich in een ontmoeting te schikken. Trouwens… al dat metaal! En in bruikbare vorm nog wel, voor zover ze vaststellen kon. De Zwermen zaten vol met metalen voortbrengselen van vroegere beschavingen, maar die bestonden allemaal uit legeringen die te hard waren om te converteren. Al dat metaal.
Maar het moest haar ontmoeten, en niet andersom. Zijzelf beschikte niet over voldoende brandstof en ook niet over voldoende acceleratievermogen. In haar hoofd werkte ze de draaipunten uit. Die ander zou natuurlijk hetzelfde doen. Gelukkig was er maar één oplossing mogelijk, als je tenminste van een constante acceleratie uitging. Communicatie zou niet nodig zijn.
Communicatie was iets waar Constructeurs niet goed in waren.
Het buitenaardse schip was een compacte massa, onregelmatig van vorm en dofgrijs van kleur; het leek op een met de hand gevormde klomp boetseerklei. Er zaten overal uitsteeksels aan, ogenschijnlijk in het wilde weg: een ring van haken rond het gedeelte dat Whitbread voor het achterschip hield; een helder glanzende zilveren draad die als een ceintuur rond het middengedeelte zat; transparante uitstulpingen voor en achter; antennes die fantasievolle bogen beschreven; en helemaal achterin een soort angel: een stekel die vele malen zo lang was als de romp, heel lang en recht en dun. Whitbread liet zich er langzaam naartoe zweven. Hij zat in een ‘ruimtetaxi’, een klein vaartuigje waarvan men zich bediende om in de ruimte van het ene schip naar het andere te vliegen en waarvan de cabine slechts uit een soort luchtbel van gepolariseerd plastic bestond, terwijl de korte romp bezaaid was met ‘stuwtrossen’ — groepen van straalpijpen voor het manoeuvreren. In een dergelijk vaartuig was Whitbread voor de ruimte opgeleid. Het had een geweldig breed gezichtsveld; het was met kinderlijk gemak te besturen; en verder was het goedkoop, onbewapend, en gemakkelijk te vervangen. Bovendien kon het buitenaardse wezen hem daarbinnen zien zitten. Wij komen in vrede, en houden niets voor u verborgen — aangenomen dan nog altijd, dat die buitenaardse ogen door transparant gevechtsplastic heen konden kijken.
‘Die stekel levert de plasmakrachtveldcn voor de aandrijving,’ hoorde hij zijn communicatieapparaat zeggen. Er zat geen beeldscherm aan, maar hij herkende de stem als die van Cargill. ‘We hebben erop gelet tijdens de deceleratie. Dat ding dat op een kraantje lijkt daar onder die stekel, zorgt er waarschijnlijk voor dat de krachtvelden waterstof toegevoerd krijgen.’
‘Daar kan ik dan maar beter uit de buurt blijven,’ zei Whitbread. ‘Inderdaad. De intensiteit van dat krachtveld zou waarschijnlijk je instrumenten onklaar maken. En misschien je zenuwstelsel schaden.’ Het buitenaardse vaartuig was nu heel dichtbij. Whitbread remde met korte stoten van zijn manoeuvreerjets af. Het klonk als maïskorrels die gepoft werden.
‘Ergens iets van een luchtsluis te bekennen?’
‘Nee, meneer.’
‘Open je eigen luchtsluis maar. Misschien brengt dat ze op een idee.’
‘Tot uw orders, meneer.’ Door het transparante materiaal van de voorste uitstulping kon Whitbread thans het buitenaardse wezen zien. Het zat hem roerloos gade te slaan en het leek erg veel op dat dode exemplaar in de verkenner, dat hij op foto’s gezien had. Jonathon Whitbread zag een asymmetrisch hoofd zonder hals, een gladde bruine pels, een zwaargebouwde linkerarm die iets omklemd hield, en twee slanke rechterarmen die razendsnel bezig waren met het een of ander dat net buiten zijn gezichtsveld lag. Whitbread opende zijn luchtsluis. En wachtte af. Het Splinterwezen had tenminste nog niet het vuur op hem geopend.
De Constructeur was een en al verrukking. Ze schonk nauwelijks aandacht aan dat kleine vaartuig dat zich vlakbij bevond. Daarin waren geen nieuwe principes belichaamd. Maar dat gróte schip! Het werd omringd door een vreemdsoortig krachtveld, iets wat de Constructeur nooit voor mogelijk gehouden had. Wel een half dozijn van haar instrumenten reageerden erop. Nog weer andere instrumenten waren in staat gedeeltelijk door dat omhullende krachtveld heen te zien. De Constructeur wist al genoeg van het oorlogsschip af om kapitein Blaine de stuipen op het lijf te jagen, als hij ervan geweten had. Maar het was nog altijd niet genoeg om een Constructeur te bevredigen. Al die apparatuur! En al dat metaal!
De gebogen deur in dat kleine vaartuig ging nu telkens open en dicht. Het knipperde met lichten. Aan en uit. Beide vaartuigen straalden electromagnetische krachtpatronen uit. Maar signalen zeiden een Constructeur niets.
Het was de apparatuur van het schip, die haar aandacht gevangen hield. Het Veld zelf met zijn intrigerende en raadselachtige eigenschappen, en waarvan de principes die eraan ten grondslag lagen zich slechts lieten raden. De Constructeur was bereid er de rest van haar leven aan op te offeren om te proberen die te doorgronden. Ze zou haar leven ervoor gegeven hebben als ze slechts één blik op de krachtbron ervan had mogen werpen. De aandrijving van dat grote schip was anders dan iedere fusie-installatie waarvan de Constructeur nog ooit gehoord had; en de werking ervan scheen gebaseerd te zijn op dezelfde eigenschappen als die van dat mysterieuze krachtveldomhulsel.
Читать дальше