‘Dank u, dr. Horvath,’ zei de voorzitter. ‘Zijn er nog anderen die iets op te merken hebben?’
Ja, die waren er. Iedereen sprak tegelijk, maar eindelijk was de orde weer hersteld. ‘Mijne heren, we moeten tot een besluit komen,’ zei hertog Bonin. ‘Wat is het advies, dat u Zijne Hoogheid wenst voor te leggen? Zullen wij een expeditie naar de Splinter zenden, of niet?’ Dat was al gauw geregeld. De militairen en de wetenschappers overtroffen de aanhangers van Sir Traffin ruimschoots in aantal. Er zouden zo spoedig mogelijk schepen gezonden worden. ‘Uitstekend.’ Bonin knikte. ‘En nu voor wat de aard van de expeditie betreft? Moet het een Marine-expeditie worden of een burgerlijke?’ De majordomus liet zijn staf op het podium neerkomen. Aller ogen richtten zich op de hoge troon, waarop Merrill gedurende het hele debat onbewogen had zitten luisteren. ‘Ik dank de Raad, maar voor wat deze laatste aangelegenheid betreft zal ik geen advies nodig hebben,’ zei de onderkoning. ‘Aangezien met dit vraagstuk de veiligheid van het hele Rijk gemoeid is, kan daarbij geen sprake zijn van problemen in verband met zekere prerogatieven binnen deze sector.’ Merrill bedierf deze plechtige toespraak door met zijn vingers door zijn haar te strijken. Toen hij besefte wat hij deed, liet hij zijn hand haastig weer in zijn schoot terugvallen. Er verscheen een flauwe glimlach op zijn gezicht. ‘Hoewel ik vermoed dat het advies van de Raad wellicht met mijn eigen inzichten overeenstemmen zal. Sir Traffin, zou uw groep een zuiver wetenschappelijke expeditie voorstaan?’
‘Nee, Uwe Hoogheid.’
‘En ik geloof niet, dat we mijn Minister van Oorlog naar zijn opinie behoeven te vragen. In ieder geval zou de groep van dr. Horvath bij een stemming in de minderheid zijn. Aangezien voor het formuleren van plannen voor een expeditie van deze aard volstaan kan worden met minder dan de voltallige Raad, roep ik thans dr. Horvath, Sir Traffin, Heer Armstrong en admiraal Cranston bij mij op mijn kantoor voor een onmiddellijke bespreking. Admiraal, is de officier van wie u mij vertelde hier aanwezig?’
‘Ja, Uwe Hoogheid.’
‘Brengt u hem dan mee.’ Merrill stond op en schreed zo snel van de troon vandaan, dat de majordomus niet de kans kreeg zijn ceremoniële taak te vervullen. Te laat bonkte hij op het podium met zijn staf en draaide hij zich om naar het Keizerlijk portret:
‘HET BEHAAGT ZIJNE HOOGHEID DEZE RAADSZITTING OP TE HEFFEN. MOGE GOD ZIJNE HOOGHEID WIJSHEID VERLENEN. GOD BEHOEDE. DE KEIZER.’
Terwijl de anderen de zaal verlieten, nam admiraal Cranston Rod bij de arm en leidde hem door een kleine deur naast het podium. ‘Wat dacht je van dit alles?’ vroeg Cranston.
‘Het ging ordelijk toe. Ik heb op Sparta wel eens Raadsvergaderingen meegemaakt waarbij ik dacht dat ze elkaar in de haren zouden vliegen. Die ouwe Bonin weet hoe je een vergadering leiden moet.’
‘Ja. Jij hebt verstand van al dit politieke gedoe, hè? Meer dan ik in elk geval. Misschien ben je ’n zelfs nog betere keus dan ik al dacht.’
‘Een keus voor wat, meneer?’
‘Is het je dan nog niet duidelijk, kapitein? Zijne Hemelhoogheid en ik zijn gisteravond al tot een beslissing gekomen. Jij gaat met de MacArthur naar de Splinter.’
Onderkoning Merrill hield er twee kantoren op na. Het ene was groot, stijlvol gemeubileerd, en gedecoreerd met geschenken en huldeblijken van wel twintig verschillende werelden. Een solido van de Keizer beheerste de wand achter een van Samualitisch teakhout vervaardigd en met ivoor en goud ingelegd schrijfbureau, van Tafelblad geïmporteerde en met bloeiende bloemen doorschoten levende grastapijten zorgden voor een zachte ondergrond onder de voeten en een gezuiverde atmosfeer, terwijl in de uit het rotsgesteente van Nieuw-Schotland uitgehouwen wanden onzichtbare driedimensionale televisiecamera’s aangebracht waren voor het gemak van verslaggevers die ceremoniële gebeurtenissen bijwoonden.
Rod had slechts tijd voor een korte blik op dit luisterrijke vertrek van Zijne Hoogheid, voordat hij meegenomen werd erdoorheen naar een veel kleiner vertrek van bijna kloosterlijke eenvoud. De onderkoning zat achter een reusachtige schrijftafel van duroplast. Zijn haren zaten verward. Hij had de kraag van zijn uniformtuniek losgeknoopt en zijn gala-laarzen stonden tegen de muur.
‘Aha, komt u binnen, admiraal. Ik zie dat u de jonge Blaine meegebracht hebt. Hoe gaat het ermee, jongen? Je zult je mij wel niet meer kunnen herinneren. De enige keer dat wc elkaar ontmoet hebben was toen je, eens even kijken, twee jaar oud was? Of drie? Ik laat me hangen als ik het nog weet. Hoe maakt de Markies het?’
‘Heel goed, Uwe Hoogheid. Ik ben er zeker van dat hij mij u zijn —’
‘Tuurlijk, tuurlijk. Beste man, die vader van je. De bar is aan de overkant.’ Merrill nam een stapel papieren ter hand en keek ze snel door, waarbij hij de afzonderlijke bladen sneller omsloeg dan het oog ze volgen kon. ‘Hmm, het is zo ongeveer zoals ik al dacht.’ Hij krabbelde een handtekening onderaan het laatste vel papier; de met ‘UIT’ gemerkte bak maakte een hoestend geluid en de papieren verdwenen. ‘Misschien is het goed als ik kapitein Blaine even voorstel aan…’ begon admiraal Cranston.
‘Tuurlijk, tuurlijk. Nalatig van me. Dr. Horvath, minister Armstrong, Sir Traffin: dit is kapitein Blaine van de MacArthur. Een zoon van de Markies van Crucis, weet u.’
‘Van de MacArthur,’ zei dr. Horvath op een toon vol verachting. ‘Zo. Juist. Met uw welnemen, Uwe Hoogheid, maar ik kan er geen reden voor bedenken, waarom u hém hier bij wil hebben?’
‘Zo, zo, kunt u dat niet?’ vroeg Merrill. ‘Gebruik uw logische verstand, doctor. U kent toch het doel van deze vergadering, nietwaar?’
‘Ik kan niet zeggen dat ik ingenomen ben met wat ik hieruit opmaken moet, Uwe Hoogheid. En ik zie nog steeds niet in waarom deze — militaristische fanaticus deel zou moeten hebben aan de voorbereidingen voor een expeditie, waarbij zo geweldig veel op het spel staat.’
‘Betekent dit soms een aanklacht tegen een van mijn officieren, meneer?’ beet admiraal Cranston hem toe. ‘Zo ja, dan zou ik u willen verzoeken —’
‘Zo is het wel genoeg,’ zei Merrill op lijzige toon. Hij wierp een nieuwe dikke stapel papieren in de ‘UIT’-bak en keek ze nadenkend na toen ze verdwenen. ‘Dr. Horvath, ik stel voor dat u uw bezwaren eens en voor al kenbaar maakt.’ Het viel onmogelijk vast te stellen voor wie Merrills flauwe glimlach bestemd was.
‘Mijn bezwaren liggen voor de hand, zou ik zeggen. Door toedoen van deze jongeman zou het menselijk ras wel eens verwikkeld geraakt kunnen zijn in een oorlog met de eerste intelligente buitenaardse wezens die we ooit ontmoet hebben. De Admiraliteit heeft het nog niet nodig geoordeeld hem te schorsen, maar ik moet er met kracht tegen protesteren dat hij op welke manier dan ook verder in aanraking met deze buitenaardse wezens komt. Meneer, ziet u het afschuwelijke van wat hij gedaan heeft dan niet in?’
‘Nee, meneerr, dat zie ik nie in,’ wierp Minister van Oorlog Armstrong ertussen.
‘Maar dat schip kwam van vijfendertig lichtjaren ver! Door de normale ruimte! Een vlucht van meer dan honderdvijftig jaar! Een prestatie die zelfs door het Eerste Keizerrijk nooit geëvenaard is. En waarvoor allemaal? Om bij aankomst op zijn bestemming onklaar gemaakt, beschoten, en in het ruim van een slagschip gepropt te worden, en vervolgens op een smadelijke manier overgebracht te worden naar —’ De Minister van Wetenschappen raakte buiten adem. ‘Blaine, heb je op die verkenner geschoten?’ vroeg Merrill. ‘Nee, Uwe Hoogheid. Hij schoot op óns. Mijn opdracht luidde hem te onderscheppen en te inspecteren. Nadat het buitenaardse vaartuig mijn schip aangevallen had, heb ik het losgesneden van het lichtzeil waarvan het zich als wapen bediende.’
Читать дальше