Rod knikte en sloeg de bladzij om. In het volgende beeld hadden de chirurgen de schedel blootgelegd.
Geen wonder dat het hoofd uit zijn evenwicht was. Niet alleen was de linkerkant van het brein groter om de gevoelige, van een ingewikkeld zenuwstelsel voorziene rechterarmen te besturen, maar ook zaten de dikke pezen van de linkerschouder verbonden aan uitsteeksels aan de linkerkant van de schedel om hefkracht ervan te vergroten. ‘Alles draait om de armen,’ zei Sally. ‘Stel je de Splinters als gereedschapmakers voor, dan zul je begrijpen wat ik bedoel. De rechterarmen dienen voor het fijne precisiewerk, zoals het repareren van een horloge. De linkerarm dient om er dingen mee op te tillen en vast te houden. Hij zou waarschijnlijk met zijn linkerhand een luchtwagen op kunnen tillen, terwijl hij zijn rechterarmen gebruikt om aan de motoren te prutsen. En die idioot van een Horowitz dacht nog wel dat het een mutatie was!’ Ze sloeg nog meer bladzijden om. ‘Moet je zien.’
‘Ja, dat is mij ook al opgevallen. De armen passen te goed bij elkaar voor een mutatie.’ De foto’s lieten de rechterarmen in diverse posities zien en ze konden elkaar op geen enkele manier in de weg zitten. In uitgestrekte toestand waren beide armen ongeveer even lang, maar de onderste arm had een lange onderarm en een korte bovenarm, terwijl deze bij de bovenste arm van ongeveer gelijke lengte waren. Wanneer de armen langs de zijkant van het lichaam neerhingen, reikten de vingertoppen van de bovenste arm tot net iets onder de pols van de onderste arm.
Hij las verder. De lichaamsscheikunde van het buitenaardse wezen verschilde op een subtiele, maar niet al te opzienbarende manier van die van de mens, zoals trouwens op grond van de in het verleden opgedane ervaringen met buitenaardse biologieën te verwachten was geweest. Al het tot dusverre bekende leven vertoonde voldoende overeenkomst met elkaar om sommige theoretici aanleiding te geven tot de opvatting dat alle leven overal haar ontstaan te danken had aan een verspreiding van sporen door de interstellaire ruimte. Deze theorie had geen grote aanhang, maar er viel wel wat voor te zeggen, en dit buitenaardse wezen zou daar geen verandering in brengen. Lang nadat Sally alweer was weggegaan, zat Rod nog steeds het rapport te bestuderen. Toen hij ermee klaar was, waren er drie feiten die hem maar niet los wilden laten: De Splinter was een intelligente gereedschapmaker. Het was van vijfendertig lichtjaren ver door de ruimte komen reizen om contact te maken met de menselijke beschaving. En Rod Blaine had zijn dood op zijn geweten.
9. Zijne Hoogheid heeft besloten
Het Onderkoninklijk Paleis stak boven Nieuw-Schotlands enige grote stad uit. Bewonderend staarde Sally naar het reusachtige bouwwerk en opgewonden wees ze naar de rimpelende kleuren, die met iedere beweging van hun vliegtoestel veranderden.
‘Waar komt dat effect vandaan?’ vroeg ze. ‘Het lijkt me geen olicfilm.’
‘Tis uitgehakt uit goed Nieuwschotlan’s gesteente,’ antwoordde Sinclair. ‘Zulk gesteente hebt ge vast nog nie eerrderr gezien. Totdat ’t Eerrste Keizerrrijk vrruchtbaarre grrond op deze planeet liet aan-brrengen was d’rr totaal geen leven hierr; ginds paleis bestaat uit gesteente dat compleet met al gindse kleurr’n prrecies zo uit ’t inwendige van de planeet omhoog is komen borrrelen.’
‘Het is prachtig,’ zei ze tegen hem. Het Paleis was het enige gebouw met open ruimte eromheen. De Nieuwschotlanders hokten bijeen in kleine woonhuizen en vanuit de lucht kon je gemakkelijk cirkelvormige patronen onderscheiden die op de jaarringen van een boom leken, waarbij elke ring de constructie aangaf van nieuwe en grotere veldgeneratoren voor de bescherming van de stad. ‘Zou het nu niet eenvoudiger zijn een stadsplan te ontwerpen, waarbij gebruik werd gemaakt van rechte hoeken?’ vroeg Sally.
‘Eenvoudigerr wel, ja,’ antwoordde Sinclair. ‘Maarr we hebben twee-honderrd jaarr oorrlog achterr de rrug, meiske. D’rr benne d’rr nie veel die d’rvoorr voelen om buiten de bescherrming van ’n Veld te leven — nie dat we geen fiducie hebben in de Marrine en ’t Keizerrrijk,’ voegde hij er haastig aan toe. ‘Maarr tis nie gemakkelijk afstand te doen van oude gewoonten. We blijven lieverr dicht op elkand’rr zitten in de wetenschap dat we ons verrdedigen kunnen, als ’t nodig is.’ Het vliegtoestel cirkelde rond, daalde en landde op het lavastenen dak van het Paleis. In de smalle straatjes beneden hen verdrongen de mensen elkaar in een bonte mengeling van kleurige tartans en plaids. Sally zag verbaasd hoe klein de keizerlijke sectorhoofdstad was.
Rod liet Sally en zijn officieren in een geriefelijke lounge achter en liet zich toen voorgaan door een paar stijf geüniformeerde Mariniers. De Raadzaal was een mengeling van eenvoud en luister tegelijk, waarvan de uit onbewerkte steen gehouwen wanden contrasteerden met wollen vloerkleden en wandtapijten in kleurrijke patronen. Van de hoge dakbinten hingen strijdbanieren terneer.
De Mariniers wezen Rod een zitplaats aan. Recht voor hem bevond zich een podium voor de leden van de Raad en hun gevolg, en daarboven verhief zich de troon van de Onderkoning die de hele zaal domineerde; maar die troon werd op zijn beurt weer overschaduwd door een reusachtig solido van Zijne Allerkoninklijkste en Keizerlijke Hoogheid en Majesteit Leonidas IX, Keizer der Mensheid bij de Gratie Gods. Wanneer er een Keizerlijke boodschap van de Troonwereld ontvangen werd kwam dat beeld tot leven. Nu liet het alleen maar een nog geen veertig jaar oude man zien, die gekleed was in het middernachtelijk zwart van een Vlootadmiraal, zonder decoraties of medailles. Donkere ogen staarden iedere aanwezige in de zaal aan en keken door hem heen.
De zaal begon snel vol te lopen. Daar waren leden van het Sector-parlement, leger- en marineofficieren, en zich gehaast voortspoedende burgerlijke functionarissen met opgejaagde klerken in hun gevolg. Rod had er geen idee van wat hem te wachten stond, maar wel ving hij jaloerse blikken op van degenen die achter hem zaten. Hij was verreweg de jongste officier die op de eerste rij van voor de gasten gereserveerde stoelen zat. Admiraal Cranston kwam binnen, nam twee stoelen links van Blaine plaats en groette zijn mindere met een korte hoofdknik.
Er klonk een gongslag. De majordomus van het Paleis, een gitzwarte neger met de symbolische zweep in de riem van zijn witte uniform gestoken, beklom het boven hen liggende podium en stampte op de vloer met zijn ambtelijke staf. Nu kwam er een rij mannen de zaal binnen, die hun plaatsen innamen op het podium. De leden van de Keizerlijke Raad zagen er minder indrukwekkend uit dan hun titels deden veronderstellen, vond Rod. Voor het merendeel zagen ze er moe en opgejaagd uit, maar velen van hen hadden diezelfde blik in hun ogen als dat portret van de Keizer; dat vermogen langs de aanwezigen in de zaal heen in de verte te kijken naar iets dat zich slechts raden liet. Onbewogen zaten ze daar totdat er opnieuw een gongslag weerklonk.
De majordomus nam een officiële houding aan, liet zijn staf driemaal achtereen op het podium neerkomen, en kondigde aan:
‘ZIJNE DOORLUCHTIGSTE HOOGHEID STEFAN YURI ALEXANDROVITCH MERRILL, ONDERKONING VAN ZIJNE KEIZERLIJKE MAJESTEIT VOOR DE GEBIEDSDELEN AAN GENE ZIJDE VAN DE KOLENZAK. MOGE GOD ZIJNE MAJESTEIT EN HOOGHEID WIJSHEID VERLENEN.’
Iedereen ging staan. Terwijl Rod overeind kwam dacht hij na over wat er zich hier eigenlijk afspeelde. Het zou gemakkelijk zijn een en ander nogal cynisch te bekijken. Merrill was per slot van rekening een man als ieder ander en dat zelfde gold ook voor Zijne Keizerlijke Majesteit. Ze trokken hun broeken precies eender aan als alle anderen: met één pijp tegelijk. Maar in hun handen berustte de verantwoordelijkheid voor het lot van het menselijk ras. De Raad kon hen adviseren. De Senaat kon debatten houden. De Volksvergadering kon schreeuwen en eisen stellen. Maar toch, wanneer al die tegenstrijdige eisen aangehoord en al de adviezen overwogen waren, moest iemand handelend optreden in naam van de hele mensheid… Nee, die ceremoniële binnenkomst was eigenlijk niet overdreven. Mannen die over zoveel macht beschikten, dienden er voortdurend aan herinnerd te worden. Zijne Hoogheid was een lange magere man met borstelige wenkbrauwen. Hij droeg het gala-uniform van de Marine, met een aantal stralende zonnen en kometen op zijn borst, decoraties die hij gedurende talloze jaren van trouwe dienst aan het Rijk verworven had. Toen hij zijn troon bereikte bleef hij staan, wendde zich tot het solido dat daarboven hing, en boog. De majordomus ging voor in het afleggen van de eed van trouw aan de Kroon, waarna Merrill plaatsnam en knikte naar de Raad.
Читать дальше