‘Maar ik zeg u nogmaals, het zijn legendarische demonen,’ protesteerde Jock.
‘Ik vrees dat we niet alles geloven wat jullie ons vertellen,’ zei Hardy. Er lag een diepe droefheid in zijn stem. ‘Niet dat ik ooit alles geloofd heb wat jullie zeiden. Priesters krijgen een heleboel leugens te horen. Maar wel heb ik me altijd afgevraagd wat jullie verborgen hielden. Het zou beter geweest zijn als jullie ons een of andere militaire of politiemacht hadden laten zien. Maar dat konden jullie niet, hè? Want dat waren —’ hij gebaarde naar het beeldscherm — ‘die dingen daar.’
‘Rod,’ zei senator Fowler. ‘Wat kijk je grimmig.’
‘Ja, meneer. Ik zat net te denken hoe het zou zijn te moeten vechten tegen een ras dat al tienduizend jaar lang Krijgers gefokt heeft. Die dingen moeten ook aangepast zijn aan oorlogvoering in de ruimte. Geef de Splinters de beschikking over de technologie van het Veld, en — Ben, ik geloof niet dat we ze zouden kunnen verslaan! Het zou net zo iets zijn als te proberen tegen miljoenen halfrobots van Sauron te vechten! Verrek, die paar duizend waarover dié beschikten, waren genoeg om de oorlog jarenlang aan de gang te houden!’ Sally had een en ander hulpeloos aangehoord. ‘Maar wat als Jock de waarheid spreekt? Zou het niet zo kunnen zijn als ze zegt? Dat er ééns een kaste van Krijgers bestaan heeft, maar dat die nu uitgestorven is, en dat een vogelvrij verklaarde groep Splinters die… nu opnieuw willen invoeren.’
‘Daar is gemakkelijk genoeg achter te komen,’ mompelde Fowler. ‘En het beste is maar dat snel te doen ook, voordat die Bruinen van de Splinters een vloot bouwen die ons kan tegenhouden.’
‘Als ze dat niet al gedaan hebben,’ mompelde Rod. ‘Ze werken immers zo ongelofelijk snel. Ze hebben dat ambassadeursschip omgebouwd terwijl het onderweg was naar de MacArthur. Compleet omgebouwd, met behulp van twee Bruinen en een stelletje Instrumentmakers. Ik begin te geloven dat die schatting die luitenant Cargill van hun dreiging gemaakt heeft, misschien een beetje aan de conservatieve kant is, senator.’
‘Maar zelfs als die dat niét is, dienen we ons schepen voor te stellen, die bemand zin door een menigte admiraals Kutozov.’
‘Zeg dat wel. Oké, Jock. Jullie begrijpen onze situatie zeker wel,’ zei de senator.
‘Niet helemaal.’ De Splinter zat ineengedoken en ietwat voorovergebogen, en zag er thans door en door buitenaards uit. ‘Dan zal ik u even een grondige uiteenzetting geven. Wij beschikken niet over de middelen om het tegen miljoenen schepsels op te nemen die speciaal gefokt zijn om oorlog te voeren. Misschien zouden we winnen, maar misschien ook niet. Als jullie die dingen bij de hand houden, dan is dat omdat jullie ze nodig hebben; jullie zonnestelsel is te overbevolkt om monden te voeden die geen enkel nut hebben. En als jullie ze nodig hebben, dan betekent dat dat jullie oorlogen voeren.’
‘Ik begrijp het,’ zei Jock zuinig.
‘Nee, u begrijpt het niét,’ grauwde de senator. ‘U weet weliswaar iets van het gebeurde met het Sauronstelsel af, maar niet genoeg. Jock, als jullie Splinters kasten van Krijgers fokken, dan zal onze bevolking jullie over één kam scheren met de Saurons, en ik geloof niet dat u beseft hoe fel die door het Keizerrijk gehaat werden met hun supermanideeën.’
‘Wat gaan jullie doen?’ vroeg Jock.
‘Een kijkje nemen in jullie zonnestelsel. Een grondig kijkje ditmaal.’
‘En als jullie daar Krijgers aantreffen?’
‘We hoeven eigenlijk niet eens te zoeken, is ’t wel?’ vroeg senator Fowler bars. ‘U wéét dat we ze zullen aantreffen.’ Hij gaf een diepe zucht. Hij hoefde slechts heel even na te denken — niet meer dan een seconde. Toen stond hij op en liep naar het communicatiescherm, met logge en langzame tred, als een Jaggernaut —
‘Wat moeten we doen? Kunnen we hem niet tegenhouden?’ weeklaagde Jock.
Iwan bleef kalm. ‘Het zou zinloos zijn, en je zou het trouwens niet kunnen. Die Marinier mag dan wel geen Krijger zijn, maar hij is gewapend, en zijn hand rust op zijn wapen. Hij vreest ons.’
‘Maar —’
‘Luister liever.’
‘Ik wens een telefonische vergadering,’ zei Fowler tegen de telefoniste van het Paleis. ‘Ik wil Prins Merrill en de Minister van Oorlog, Arm-strong, aan de lijn. Persoonlijk, en het kan me niet verdommen waar ze zich bevinden. Nu meteen.’
‘Jawel, senator.’ Het meisje was nog jong, en ze was geschrokken door het gedrag van de senator. Ze scharrelde zenuwachtig met haar apparatuur en het bleef een poosje stil in het vertrek. Minister Armstrong zat in zijn kantoor. Hij was zonder tuniek en zijn overhemd was losgeknoopt. Zijn schrijftafel was bezaaid met paperassen. Hij keek geërgerd op, zag wie het was die hem opgeroepen had, en mompelde, ‘Jae?’
‘Moment,’ zei Fowler bruusk. ‘Ik heb ook de Onderkoning laten oproepen voor deze telefonische vergadering.’ Opnieuw een lange periode van wachten.
Zijne Hoogheid kwam aan de lijn; het beeldscherm gaf alleen zijn gezicht te zien. Hij scheen buiten adem. ‘Ja, senator?’
‘Hoogheid, u heeft mijn opdracht van de Keizer gezien?’
‘Ja.’
‘En u aanvaardt mijn gezag in alle aangelegenheden, de buitenaardse wezens betreffende?’
‘Natuurlijk.’
‘Dan beveel ik u thans, als vertegenwoordiger van Zijne Keizerlijke Majesteit, de slagvloot van de sector met de meeste spoed te verzamelen, en onder bevel van admiraal Kutuzov te plaatsen, met de opdracht dat hij mijn verdere bevelen moet afwachten.’ Opnieuw werd het stil op de beeldschermen. Een hinderlijk geroezemoes van stemmen vervulde de conferentiezaal. Ben gebaarde gebiedend om stilte, en het verstomde onmiddellijk.
‘Voor de goede orde, senator,’ zei Merrill nauwgezet, ‘zal ik een bevestiging van dat bevel nodig hebben van een van de andere leden van de Commissie.’
‘Zeker. Rod?’
Nou, daar hebben we het dan, dacht Rod. Hij durfde niet naar Sally te kijken. Een ras van Krijgers? Onafhankelijke Meesters? We kunnen niet toestaan dat ze in de menselijke ruimte binnendringen. We zouden geen eeuw meer bestaan.
De Splinters zitten daar als verstijfd. Ze wéten wat we daar zullen aantreffen. Ongebreidelde voortplanting, en demonen. Alle nachtmerries die alle kinderen ooit gehad hebben, bij elkaar… maar ik mag Splinters graag. Nee, toch niet. Ik mag de Bemiddelaars. Van de andere soorten heb ik er nooit een ontmoet. En de leiding over de Splinterbeschaving berust niet bij de Bemiddelaars. Voorzichtig wierp hij een blik op Sally. Ze zat daar even roerloos als de Splinters. Rod haalde diep adem.
‘Hoogheid, ik bekrachtig het bevel.’
Ondanks de hoge plafonds kwamen hun vertrekken hun nu eng en bekrompen voor. Toch was er niets veranderd. Hun keuken was voorzien van alle lekkernijen die het Keizerrijk maar vinden kon. Eén druk op een knop was voldoende om een dozijn, nee, wel honderd bedienden te doen toesnellen. De Mariniers op de gang buiten waren beleefd en eerbiedig.
Maar ze zaten in de val. Ergens aan de rand van het Nieuw-Caledonië-stelsel, op een basis die Dagda heette, werden de oorlogsschepen van het Keizerrijk bijeengeroepen; en wanneer die daar eenmaal verzameld waren…
‘Ze zullen ze toch niet allemaal doden,’ stamelde Charlie.
‘Maar dat zullen ze juist wél.’ Jocks stem was een beverige, jammerende uithaal.
‘De Krijgers zullen zich verweren. De Marine zal schepen verliezen. En Kutuzov voert het bevel. Zal hij bereid zijn, zijn schepen te riskeren om een aantal van ons in leven te laten? Of zal hij onze planeet in een lichtgevende sintel veranderen?’
‘En ook de asteroiden?’ jankte Charlie. ‘Ja, vast en zeker. En er is nog nooit een Cyclus geweest, waarin beide vernietigd waren. Meester, we moeten iets dóén! We kunnen dit niet toestaan! Als we hun de waarheid verteld hadden —
Читать дальше