‘Ja… ik ken die blik. Zo kijkt hij wanneer hij poker speelt en zijn bedekte kaart er een is die niemand verwacht. Van hem hebben we geen hulp te verwachten. Maar hij heeft geen macht, Charlie! Hij is maar een zwerver zonder verantwoordelijkheidsgevoel!’
‘Kan zijn. Wat wij doen, is een jongleren met eieren van onschatbare waarde bij veranderlijke zwaartekracht. Ik ben bang. Tot op mijn sterfdag zal ik angst blijven proeven.’
Senator Fowler plofte zwaar op zijn stoel neer en keek de tafel rond. Die blik was voldoende om het gebabbel te doen verstommen en ieder-eens aandacht op te eisen. ‘Waar het ons allemaal om te doen is weten we al, zou ik zo zeggen,’ zei hij. ‘Nu komt dus het sjacheren over de prijs. Laten we eerst even de principiële kwesties vastspijkeren, hè? Ten eerste, en dit is het belangrijkste: Jullie stemmen erin toe jullie koloniën niet te bewapenen, en ze door ons te laten inspecteren opdat we ons ervan zullen kunnen overtuigen dat ze inderdaad niet bewapend zijn?’
‘Ja,’ zei Jock op besliste toon. Ze tjilpte iets tegen de Meester. ‘De Ambassadeur gaat ermee akkoord. Vooropgesteld dat het Keizerrijk, tegen betaling, onze koloniën tegen jullie vijanden beschermen zal.’
‘Dat zullen we zeer zeker doen. Punt Twee: Jullie stemmen erin toe, het drijven van handel te beperken tot maatschappijen die daarvoor vergunning hebben van het Keizerrijk?’
‘Ja.’
‘Nou, dat waren de voornaamste punten,’ kondigde Fowler aan. ‘Dan kunnen we nu tot de details overgaan. Wie eerst?’
‘Mag ik hun vragen, wat voor soort kolonie ze voornemens zijn te vestigen?’ vroeg Renner. ‘Hè? Ja, natuurlijk. Ga uw gang.’
‘Dank u. Zullen jullie vertegenwoordigers van al jullie kasten daarheen overbrengen?’
‘Ja…’ Jock aarzelde even. ‘Tenminste, al naar gelang van de omstandigheden, meneer Renner. We zouden natuurlijk geen Boeren naar een niet-geterraformeerde planetoïde overbrengen zolang onze Constructeurs daar nog geen koepel gebouwd hadden, bijvoorbeeld.’
‘Ja, dat begrijp ik. Tja, de reden waarom ik me dat afvroeg, was dit.’ Hij scharrelde met zijn zakcomputer, en de beeldschermen lichtten op. Ze vertoonden eerst een eigenaardig verwrongen Cal, toen een verblindende lichtflits, en toen duisternis. ‘Sorry. Daar hel? ik de verkeerde plaats te pakken. Dit was toen die verkenner het schip van kapitein Blaine onder vuur nam.’
‘O?’ zei Jock. Ze tjilpte tegen de anderen. Ze gaven antwoord. ‘We hadden ons al afgevraagd wat er van die verkenner geworden was. Om u eerlijk de waarheid te zeggen dachten we dat u hem vernietigd had, en daarom wilden we er niet naar vragen —’
‘U bent er dichtbij,’ zei Renner. Er verschenen weer beelden op het scherm. Het lichtzeil golfde. ‘Dit was vlak voordat ze op ons schoten.’
‘Maar die verkenner zóu nooit op jullie geschoten hebben,’ protesteerde Jock.
‘Toch heeft hij het wel degelijk gedaan. Hij dacht dat we een meteoor waren, neem ik aan,’ antwoordde Rod. ‘Maar hoe dan ook —’ Er zwommen zwarte gedaanten over het scherm voorbij. Het zeil golfde, lichtte fel op, en toen waren ze verdwenen. Renner liet de film terugdraaien totdat de silhouetten zich duidelijk aftekenden tegen het licht, en zette de film toen stil.
‘Ik moet u waarschuwen,’ zei Jock, ‘dat we slechts heel weinig van die verkenner afweten. Dergelijke dingen behoren niet tot onze specialiteit, en we zijn niet in de gelegenheid geweest onze archieven erop na te slaan voordat we van Splinter Alpha vertrokken.’ Senator Fowler fronste de wenkbrauwen. ‘Waar wilt u eigenlijk heen, meneer Renner?’
‘Nou, meneer, ik vroeg me het een en ander af over deze schimmen.’
Renner nam een lichtgevende aanwijsstok uit een gleuf in de tafel. ‘Dit zijn verschillende kasten van Splinters, nietwaar?’
Jock scheen te aarzelen. ‘Zo op het eerste gezicht lijken ze er wel op, ja.’
‘Nou, reken maar dat het dat zijn. Dat is een Bruine, nietwaar? En dat daar is een Arts.’
‘Inderdaad.’ De aanwijsstok bewoog zich naar een volgende schim. ‘Een Koerier,’ zei Jock. ‘En een Meester…’
‘En daar heb je een Instrumentmaker,’ zei Rod. Het klonk bijna als een vloek. Hij kon zijn afkeer niet verborgen houden. ‘Die volgende ziet eruit als een Boer. Hij is moeilijk te onderscheiden van een Bruine, maar —’ Plotseling kwam er een ongeruste klank in zijn stem. ‘Renner, die volgende kan ik niet thuisbrengen.’
Stilte. De aanwijsstok bleef zweven boven een misvormde gedaante, die langer en magerder was dan een Bruine, en een soort doornvormige uitsteeksels aan knieën, hielen en ellebogen had. ‘Toch hebben we die al eens eerder gezien,’ zei Renner. Zijn stem klonk nu bijna als die van een robot. Hij had iets van een man die ter wille van een weddenschap ’s nachts door een kerkhof wandelt. Of van een verkenner, die een patrouille voorgaat over een heuvel, vijandelijk gebied in. Onbewogen, vastberaden, met ijzeren zelfbeheersing. Het was ineens een heel andere Renner, die ze daar zagen. Het beeld splitste zich, en een tweede beeld voegde zich bij het eerste: die tijdmachine in dat museum in Kasteelstad. Een ding dat eruitzag als een uit afgedankte elektronische onderdelen vervaardigd stuk expressionistische kunst, en dat omringd was door een beeldengroep van gewapende wezens.
Toen hij Iwan voor het eerst gezien had, had Rod een pijnlijk sterke aandrang gevoeld om de Ambassadeur over zijn zijdeachtige vacht te aaien. De opwelling die hij nu kreeg was minstens even sterk: ditmaal zou hij het liefst een karatehouding hebben willen aannemen. De details van de wezens in die beeldengroep waren maar al te duidelijk zichtbaar. Er groeiden aan alle kanten dolken uit hun lichamen, ze zagen eruit alsof ze zo hard als staal waren en stonden erbij als gespannen veren, en stuk voor stuk zouden ze van een drilmeester van de Mariniers niet veel meer overgelaten hebben dan iets wat eruitzag alsof het in een maaimachine terechtgekomen was. En wat was dat daar onder die grote linkerarm, dat op een breed, half verborgen mes leek? ‘Ach,’ zei Jock, ‘een demon. Ik neem aan dat het poppen geweest moeten zijn, bedoeld bij wijze van illustratie van ons ras. Net als die beeldjes, en om het de Bemiddelaar gemakkelijker te maken over ons te vertellen.’
‘Allemaal?’ Rods stem was een en al verbazing. ‘Een scheepslading imitaties op ware grootte?’
‘We wéten immers niet of ze wel op ware grootte waren gemaakt?’ vroeg Jock.
‘Goed. Laten we aannemen dat het imitaties waren,’ zei Renner. Meedogenloos ging hij verder. ‘Maar het waren toch nog altijd modellen van bestaande kasten van Splinters. Behalve deze ene dus. Wat doet die bij deze groep? Waarom tegelijk met die anderen ook een demon meegebracht?’ Geen antwoord.
‘Dank je wel, Kevin,’ zei Rod bedachtzaam. Hij durfde niet naar Sally te kijken. ‘Jock, is dit een kaste van Splinters, ja of nee?’
‘Dat is nog niet alles, kap’tein,’ zei Renner. ‘Bekijkt u die Boer maar eens goed, nu we weten waarnaar we zoeken moeten.’ Het beeld was niet erg duidelijk, slechts weinig meer dan een vaag omlijnd silhouet; maar het volle zijaanzicht gaf een onmiskenbare zwelling te zien.
‘Ze is zwanger!’ riep Sally uit. ‘Nee maar, waarom heb ik daar niet aan gedacht! Een zwanger beeldje? Maar — Jock, wat heeft dit te betekenen?’
‘Ja, dat zou ik ook wel eens willen weten,’ zei Rod op ijzige toon. Maar het bleek onmogelijk Jocks aandacht op te eisen.
‘Stop! Zeg geen woord meer!’ beval Iwan.
‘Wat valt er nog te zeggen?’ jammerde Jock. ‘Die idioten hebben een Krijger meegenomen! We zijn verloren, verlóren, en dat terwijl we enkele ogenblikken geleden nog de hele kosmos in onze handen hielden!’ De machtige linkerhand van de Splinter balde zich krampachtig tot een vuist.
Читать дальше