‘Tja, als ze vrijwillig tot het Keizerrijk zouden toetreden, dan zou ik een dergelijke handelwijze ondersteunen,’ zei Horvath. ‘Ik ook,’ voegde Sally daaraan toe.
Ben Fowler vertrok zijn zware gelaatstrekken tot een nadenkend masker. ‘Ik voor mij geloof niet dat het kans van slagen zou hebben,’ zei hij peinzend. ‘Over het algemeen regeren we door middel van plaatselijke bewindvoerders. En wat voor beloning zouden we die er in godsnaam voor kunnen beloven met ons samen te werken tegen een samenzwering door hun hele ras? Maar in ieder geval zullen we het ze vragen.’
Fowler ging recht overeind zitten in zijn stoel. De geamuseerde, bedachtzame glimlach verdween van zijn gezicht. ‘Mogelijkheid nummer drie. De mond- en klauwzeer-remedie.’
Hier en daar kon je de mensen de adem in de keel horen stokken. Horvaths mond stond strak, en hij haalde diep adem. ‘Betekent dat wat ik dénk dat het betekent, senator?’
‘Ja. Als er nu geen mond- en klauwzeer is, zal dat er straks ook niet zijn. Als er geen Splinters zijn, kunnen we ook geen problemen met Splinters hebben.’
David Hardy’s stem klonk zacht, maar zeer beslist. ‘De Kerk zou zich daar zeer sterk tegen verzetten, senator. Met alle middelen die ons ter beschikking staan.’
‘Daar ben ik me van bewust, vader. En ik ben me ook bewust van de gevoelens van de Liga voor Menselijkheid. Uitroeiing zonder enige aanleiding is feitelijk geen werkelijk alternatief. Niet dat we niet over de middelen daartoe beschikken, maar in politiek opzicht is het geen haalbare kaart. Tenzij de Splinters een rechtstreeks en onmiddellijk gevaar voor het Keizerrijk zijn.’
‘En dat zijn ze niet,’ zei Horvath op besliste toon. ‘Ze zijn een unieke kans voor ons. Ik wou maar dat ik u dat kon doen inzien.’
‘Doe, misschien ben ik wel even goed in staat om dingen in te zien als u. Heeft u daar wel eens bij stilgestaan? Goed, dat waren dus de mogelijkheden. Zijn we klaar om de Splinters binnen te laten komen, of heeft iemand nog iets anders ter sprake te brengen?’ Rod haalde diep adem en wierp een vluchtige blik op Sally. Ze zal het niet prettig vinden, wat ik nu ga zeggen — ‘Senator, zijn we Sally’s opgravingen vergeten? Waarbij ze sporen van een primitieve beschaving gevonden heeft, die nog geen duizend jaar oud was? Hoe komt het, dat de Splinters nog zo kort geleden primitief waren?’ Opnieuw viel er een stilte. ‘Dat moet wel door oorlogen geweest zijn, nietwaar?’ vroeg Rod.
‘Nee,’ zei Sally. ‘Ik heb daarover nagedacht — de Splinters houden er immers dierentuinen op na? Zou het niet mogelijk zijn dat ik een — nou, een reservaat voor een of andere primitieve volksstam gevonden heb? Bij ons in het Keizerrijk heb je die overal; cultuurreservaten voor mensen die geen deel uit wensen te maken van een technologische beschaving —’
‘Nog na een miljóén jaar beschaving?’ vroeg Renner. ‘Vrouwe Sally, gelooft u dat nou werkelijk?’
Ze haalde de schouders op. ‘Tja, het zijn buitenaardse wezens. Ze zijn nu eenmaal anders dan wij.’
‘Wees maar niet bang dat ik dat vergeten was,’ zei Ben Fowler. ‘Oké, laten we het daar eens over hebben. Sally, wat je daar zei is onzin. Je weet wat er gebeurd is. Ze hebben die asteroïden al zó lans geleden doen verhuizen, dat er nu geen spoor van radioactiviteit meer in die kraters te bekennen is. En een poosje later, omstreeks de tijd van ons Co-Dominium, hebben ze zichzelf met hun oorlogen een nieuw Stenen Tijdperk op de hals gehaald. Dat doet niet al te sterk veronderstellen dat ze het vechten nu afgeleerd hebben, hè?’
‘Wij hebben destijds precies eender gehandeld,’ zei Sally. ‘Of zouden het gedaan hebben, als we in één enkel zonnestelsel opgesloten hadden gezeten.’
‘Ja,’ antwoordde Fowler. ‘En als ik als Gevolmachtigde voor een Keizerrijk van Splinters moest optreden, zou ik geen mensen door de ruimte laten rondzwerven zonder bewaking. Anders nog iets?’
‘Ja, meneer,’ zei Rod. ‘Sally, ik zeg dit niet graag, maar —’
‘Vooruit, zeg op,’ gromde Fowler.
‘Ja, meneer.’ Ben ik bezig haar te verliezen door die Splinters? Maar ik moet het zeggen; ik kan het niet zo maar vergeten. ‘Doctor Horvath, u scheen daarnet erg weinig op uw gemak, nadat we het erover eens geworden waren dat de Splinters al duizenden jaren beschaafd zijn. Waarom, als ik vragen mag?’
‘Tja — ik heb er eigenlijk geen reden voor — alleen — nou, ik heb nog wat meer gegevens nodig, dat is alles.’
‘Als Minister van Wetenschappen bent u verantwoordelijk voor het doen van technologische voorspellingen, nietwaar?’ vroeg Rod. ‘Ja,’ gaf Horvath met tegenzin toe.
‘Waar staan we nu ten opzichte van het Eerste Keizerrijk?’
‘We hebben hun peil nog niet bereikt. Dat zal nog ongeveer een eeuw duren.’
‘En op welk peil zouden we nu staan, als de Afscheidingsoorlogen er niet geweest waren? Als het oude Keizerrijk zonder onderbreking was blijven bestaan?’
Horvath haalde zijn schouders op. ‘U heeft waarschijnlijk gelijk, heer. Ja. Ik ben daar ook over gevallen. Senator, wat de Gevolmachtigde Blaine daarmee zeggen wil, is dat de Splinters niet ver genoeg zijn om al een miljoen jaar lang beschaafd geweest te kunnen zijn. Of zelfs maar tienduizend. Misschien nog niet eens duizend.’
‘Maar toch weten we dat ze minstens tienduizend jaar geleden al in staat waren asteroïden te verplaatsen,’ riep Renner uit. Zijn stem verried zowel opwinding als verbazing. ‘Ze moeten de Splinter opnieuw gekoloniseerd hebben omstreeks dezelfde tijd dat op de Aarde de Alderson-aandrijving ontwikkeld werd! De Splinters zijn eigenlijk helemaal niet veel ouder dan wij zijn!’
‘Er is ook nog een andere verklaring mogelijk,’ merkte Hardy op. ‘Namelijk dat ze de planeet al veel eerder opnieuw gekoloniseerd hebben — en dat er elke duizend jaar een nieuw stel oorlogen uitbreekt.’
‘Of zelfs nog vaker,’ voegde senator Fowler er zachtjes aan toe. ‘En als dat zo is, dan weten we nu ook hoe ze hun bevolkingsproblemen oplossen, nietwaar? Nou, doctor Horvath? Hoe luidt uw advies nú?’
‘Ik — ik weet het niet,’ stamelde de Minister van Wetenschappen diep ongelukkig. Hij peuterde aan zijn nagels, besefte dat hij dat deed, en legde zijn handen voor zich op het tafelblad, waar ze rondwandelden als kleine, gewonde dieren. ‘Ik vind dat we zekerheid moeten hebben daarover.’
‘Mijn idee,’ zei de senator tegen hem. ‘Maar het zou geen kwaad kunnen, om — Rod, morgen stel je je de hele dag ter beschikking van de Admiraliteit.’
‘Mag ik u er nogmaals aan herinneren, senator, dat de Kerk al haar leden zal verbieden op enigerlei wijze deel te hebben aan de uitroeiing van de Splinters?’ zei Hardy nadrukkelijk.
‘Dat komt dicht in de buurt van hoogverraad, vader.’
‘Kan zijn. Maar het is niettemin de waarheid.’
‘Hoe dan ook, dat is niet wat ik in gedachten had. Het kan zijn dat we de Splinters bij het Keizerrijk zullen moeten inlijven. Of ze het leuk vinden of niet. Misschien zullen ze zich zonder strijd gewonnen geven als we daarheen gaan met een voldoende grote vloot.’
‘En als ze dat niet doen?’ vroeg Hardy. Senator Fowler gaf geen antwoord.
Rod keek eerst naar Sally, toen de tafel rond, en tenslotte naar de gelambrizeerde wanden.
Het is eigenlijk zo’n doodgewoon vertrek, dacht hij. En het zijn ook helemaal geen bijzondere mensen, die hier zitten. En toch moeten we, hier in deze stomme kleine conferentiezaal op deze nauwelijks bewoonbare planeet, over het lot beslissen van een ras dat misschien wel een miljoen jaar ouder is dan het onze.
De Splinters zullen zich niet overgeven. En als ze zijn wat we van ze denken, zullen we ze ook niet kunnen verslaan. Maar er is alleen maar die ene planeet, en een stelletje asteroïden. Als die er niet meer zijn… ‘Kelley, je kunt de Splinters nu wel binnen laten komen,’ zei senator Fowler.
Читать дальше