‘Waarom?’ wilde Sally weten.
‘Nou, je hebt zelf die planeet gezien. En dan is daar nog de kwestie van hun aanpassing aan de ruimte,’ zei Renner. Afwachtend keek hij Horvath en Horowitz aan.
Horowitz’ triomfantelijke grijns was nu zelfs nog breder. ‘Alwéér uw eigen werk, vrouwe. De Splinters zijn zó goed aangepast aan de ruimte, dat u zich afvroeg of ze daar soms geëvolueerd konden zijn. Welnu, dat zijn ze inderdaad.’ De xenobioloog knikte nadrukkelijk. ‘Maar niet voordat ze al een lange periode van evolutie op de planeet zelf achter zich hadden liggen. Zal ik de bewijzen de revue laten passeren? Fysiologische mechanismen die zich automatisch aanpassen aan lage druk en afwezigheid van zwaartekracht, intuïtieve astrogatie —’
‘Ik geloof u wel,’ zei Sally zachtjes.
‘Mars!’ riep Rod Blaine eensklaps uit. Iedereen keek naar hem. ‘Mars. Is dat waaraan je zit te denken, Kevin?’
Renner knikte. Hij zag eruit als iemand die aan een innerlijke strijd ten prooi is en zijn gedachten vooruit laat jagen, maar allesbehalve ingenomen is met de conclusies waartoe hij komt. ‘Ja,’ zei hij. ‘Ze moeten bij minstens één oorlog gebruik gemaakt hebben van asteroïden. Moet je de oppervlakte van Splinter Alpha maar eens zien, die is hemaal bedekt met elkaar overlappende ronde kraters. Het moet maar weinig gescheeld hebben of de hele planeet was erdoor vernietigd. En de overlevenden zijn daar zó van geschrokken, dat ze alle asteroïden verhuisden naar posities waar ze niet meer voor dergelijke doeleinden gebruikt konden worden —’
‘Maar door die oorlog waren de meeste van de hogere levensvormen op de planeet gedood,’ maakte Horowitz de zin voor hem af. ‘En na een lange tijd werd de planeet opnieuw bevolkt, door Splinters die zich aan een verblijf in de ruimte aangepast hadden.’
‘Maar dan wel héél lang geleden,’ protesteerde dr. Horvath. ‘De kraters op de asteroïden vertonen geen enkele radioactiviteit, en hun banen zijn stabiel. Dit alles is al lang geleden gebeurd.’
Horvath scheen echter niet erg op zijn gemak met zijn eigen conclusies, en Rod maakte vlug een aantekening. Niet overtuigend genoeg, dacht Rod. Maar — er móést toch een of andere verklaring voor te vinden zijn…
‘Maar als ze wilden, zouden ze nog stééds oorlog kunnen voeren met asteroïden als wapens,’ vervolgde Horvath. Ze zouden er meer energie voor nodig hebben, maar zolang ze zich binnen hun zonnestelsel bevinden, kunnen ze verplaatst worden. Maar we hebben geen bewijzen kunnen vinden van recente oorlogen, en wat heeft dit alles trouwens met óns te maken? Goed, ze plachten vroeger oorlog te voeren, maar toen hebben ze de Bemiddelaars doen ontstaan om daar een eind aan te maken, en zijn daarin geslaagd. En nu voeren ze nooit meer oorlog.’
‘Misschien,’ bromde senator Fowler. ‘En misschien ook niet.’
‘Ze hebben óns toch óók niet aangevallen,’ hield Horvath vol. ‘Er is anders wel ’n slagkruiser vernietigd,’ zei Fowler. ‘Oké, spaar me uw verklaringen daarvoor maar. Daar is die geschiedenis met die cadetten, en ja, ik heb al die verhalen daarover al gehoord. Maar het feit waar het om gaat, doctor Horvath, is dit: als die Splinters onder elkaar oorlog voeren, dan kunt u er donder op zeggen dat een van de strijdende partijen bondgenoten zal vinden onder de buitenwerelders en de rebellen. Verrek, ze zouden zelfs revoluties kunnen aanmoedigen, en bij God, dat kunnen we niet gebruiken! En er is nóg iets wat me niet lekker zit — houden ze er eigenlijk een planetaire regering op na?’ Opnieuw viel er een beklemmende stilte. ‘Nou, Sally?’ drong de senator aan. ‘Dit is jouw terrein.’
‘Ze — Tja, ze houden er een sóórt planetaire regering op na. Die berust op jurisdictie. Een Meester of een groep daarvan legt beslag op de jurisdictie over het een of ander, en de rest legt zich daarbij neer.’ Ben Fowler keek zijn nichtje fronsend aan. ‘Verrek, we laten ménsen nog niet eens vrij door de kosmos rondzwerven zolang ze geen planetaire regeringen hebben. Kun je je niet voorstellen wat er gebeuren zou, als een of andere Splinterkolonie besluiten zou een strijdende partij thuis op Splinter Alpha te hulp te komen?’ Hij keek de tafel rond en trok weer een nijdige frons. ‘Verdomme, nou moeten jullie me niet zo aan gaan zitten kijken allemaal. Je zou denken dat ik het Kerstmannetje wilde doodschieten! Ik wil heus wel handeldrijven met de Splinters, maar laten we daarbij niet het Eerste Gebod van het Keizerrijk uit het oog verliezen!’
‘We hebben meer tijd nodig,’ protesteerde Horvath, ‘We kunnen momenteel nog nergens over beslissen!’
‘We hébben geen tijd,’ zei Rod kalm. ‘U moet u toch bewust zijn van de druk die er op ons uitgeoefend wordt, doctor. U hebt daar zelf toe bijgedragen. Iedere belangengroep in deze sector eist dat we met onmiddellijke resultaten zullen komen.’ Rod werd dagelijks opgebeld door de Liga voor Menselijkheid, en hij wist zeker dat minister Horvath die groep de nodige informatie toegespeeld had. ‘Wat u dwarszit is het potentiële geboortecijfer,’ zei Horvath. ‘U beseft toch zeker wel dat ze wel in staat móéten zijn hun bevolkingsaanwas binnen de perken te houden. Als ze dat niet konden, zouden ze het nooit zo lang hebben kunnen overleven.’
‘Maar ze zullen het misschien niet willen,’ zei Fowler. ‘Zouden we ze ertoe kunnen dwingen? Rod, heeft die luitenant Cargill van jou nog verder gewerkt aan die analyse van de potentiële dreiging?’
‘Hij heeft er alleen maar hier en daar wat aan bijgeschaafd, senator. Zijn oorspronkelijke berekeningen houden aardig stand.’
‘Er zou dus een grote vlootoperatie voor nodig zijn om de Splinters in bedwang te houden — en dat is bij de huidige stand van de middelen waarover ze beschikken. Wat voor problemen zullen we onze kleinkinderen nalaten als we ze helpen koloniën te verwerven?’
‘Je kunt het ze nu niet verhinderen uit te breken,’ protesteerde Horvath. ‘Kapi — Heer Blaines analyse heeft dat duidelijk aangetoond. Uiteindelijk zullen ze het Langston-veld tóch ontdekken, en dan breken ze tóch uit. Vóór die tijd móéten we vriendschappelijke betrekkingen met hen aangeknoopt hebben. Ik zeg, laten we nu meteen handel met hen gaan drijven en de problemen oplossen naarmate die zich voordoen. We kunnen tóch niet alles tegelijk oplossen.’
‘Is dat uw recommandatie?’ vroeg Fowler.
‘Jawel, meneer. Mijn recommandatie, die van de Liga voor Menselijkheid, die van het Keizerlijk Genootschap van Han —’
‘Niet van alle leden,’ viel Rod hem in de rede. ‘Tijdens hun laatste vergadering waren de plaatselijke leden verdeeld. Een aanzienlijke minderheid wil niets met Splinters te maken hebben.’
‘Die zitten natuurlijk allemaal in industrieën die door de technologie van de Splinters geruïneerd zullen worden,’ zei Horvath schouderophalend. ‘Dat probleem kunnen we wel aan. Senator, vroeg of laat zullen de Splinters iets ontwikkelen dat hen in staat zal stellen zich buiten hun zonnestelsel te begeven; dat is niet te vermijden. En voordat dat gebeurt, zouden we ze zo nauw aan het Keizerrijk moeten verbinden, dat hun belangen dezelfde zijn als de onze.’
‘Of ze gewoon bij het Keizerrijk inlijven en de zaak daarmee als afgedaan beschouwen,’ mompelde Fowler. ‘Aan die oplossing heb ik gisteravond al gedacht. Als zij’ hun bevolking niet binnen de perken kunnen houden, zullen wij het wel voor ze doen —’
‘Maar we weten dat ze het wél kunnen,’ protesteerde Horvath. ‘We hebben aangetoond dat ze al héél lang beschaafd zijn, ondanks het feit dat ze in één zonnestelsel opeengepakt zitten. Ze hebben geleerd —’ Hij zweeg een ogenblik, en ging toen opgewonden verder. ‘Heeft u er wel eens aan gedacht dat ze er misschien een systeem van geboorten-rantsoenering op nahouden? Die Splinters aan boord van dat expeditieschip waren misschien verplicht hun kinderen op een bepaald tijdstip te krijgen, of er anders helemaal van af te zien. En dus kregen ze ze aan boord van dat schip.’
Читать дальше